...

Guidances

filokalia

Boekomslag van Filokalia - Alla Selawry is een klassieke verzameling oosters-orthodoxe teksten over gebed, innerlijke stilte en geestelijke zuivering.
Filokalia is een verzameling spirituele teksten van oosterse christelijke monniken uit de 4e tot 15e eeuw. De teksten richten zich op innerlijke reiniging, gebed, zelfkennis en het bereiken van een diepere eenheid met God.

het jezus-gebed

Afbeelding van het Jezusgebed, een centraal gebed in de Filokalia-traditie, gericht op innerlijke stilte en hartgebed

Geïnspireerd door 1 Thessalonicenzen 5:17 – “Bid zonder ophouden”

Ten geleide 9

Inleiding 13

I. Het leven in gebedsbeoefening 23

1. Het eerste onderricht 23

De dualiteit van de mens en zijn gebed 24

Het gebed dat de mens in liefde met God verenigt 24

2. Het werkzame en het beschouwelijke leven 25

De juiste handelingen 27

De beschouwing 28

3. Het gebed in het evangelie 31

4. Soorten van en trappen in het gebed 38

Stadia van het werkgebed 39

Het uiterlijke gebed 40

Het aandachtige bewuste gebed 40

Het begrijpende gebed vanuit het hart 41

Het voortdurende innerlijke gebed,het gebed des harten 41

Zelfwerkzaam begenadigd gebed 42

De geestelijke rijpheid van de gebedsbeoefenaar 44

II. Voortdurend innerlijke gebed en Jezus-gebed 45

1. Het gebed des harten van de oerkerk 46

Oorsprong en doel van het voortdurende innerlijke gebed 47

Het innerlijke gebed berust op de Heilige Schrift 48

Het innerlijke gebed vervult met de gaven van de Heilige Geest 52

Verzoeking door mensen 105

Verzoeking door de boze 106

4. De verkilling 106

5. Waan en verblinding 108

Wat brengt het gebed in gevaar? 108

De verblinding van het denken 110

Zelfbedrog van het gemoed 111

Kentekenen van verblinding 113

VI. De strijd tegen afdwalingen en hartstochten 115

1. De wet van de innerlijke strijd 115

2. De onzichtbare strijd 116

Het afweren van hersenspinsels 118

De strijd tegen hartstochtelijke opwellingen 119

Fasen van de strijd 121

Terugblik op de strijd 123

3. Het Jezus-gebed in de strijd 124

VII. Vruchten van het gebed 129

1. De werking van de genade 130

Het geestelijk ontwaken 131

Bewustzijn en vrijheid keren zich naar God 132

Evenwicht tussen eigen inspanning en vertrouwen op God 134

Genade en vrijheid 135

Het wezen van de genade 136

Het begrip goddelijke genade 136

2. Vertrouwen en blijde smart 138

3. De vurige ijver 139

Beschouwingen die de vurige ijver in stand houden 141

De gewaarwording van een andere wereld 141

4. De wedergeboorte van de geest 142

5. Inzicht in het hart 146

Steeds verder gaande reiniging van het hart 146

Het concentreren van het bewustzijn in het hart 148

Het hart wordt warm voor God 149

Denken en hart worden één 150

Diep inzicht in en heerschappij over jezelf 152

6. De innerlijke mens van het hart 154

Verborgen leven in Christus 154

Inkeer 156

Ten Geleide

Ten geleide

Bidden is een verheffen van hart en gedachten tot God. Voortdurend bidden is een voortdurend richten van verstand en hart op Hem.(Theophanes de kluizenaar)

De mare van het voortdurende innerlijke gebed, het ‘gebed des harten’, klinkt als een boodschap uit een verre- en tegelijk vertrouwde wereld.In geschriften als De weg van een pelgrim worden de geestelijke ervaringen geschilderd van mensen die hun leven met dit gebed weten te doordringen.Maar dat zijn persoonlijke ervaringen.

De kerk van het Oosten beschikt evenwel over een veelomvattend weten,een beproefde methodiek voor het innerlijke gebed. Hierin openbaren zich de leerstellingen en aanwijzingen van verlichte gebedsbeoefenaars in een begaanbare weg van meditatie die een beroep doet op ons vrije bewustzijn en leidt tot eigen geestelijke ervaringen:

‘Het voortdurende bedachtzame gebed des harten is de wetenschap van alle weten,de kunst der kunsten, het werk der werken dat voor iedere eenvoudige mens even toegankelijk is als voor de geletterde.’

Het voortdurende innerlijke gebed vanuit het hart gaat terug op de Heilige Schrift. Jezus Christus zelf leert te allen tijde te waken en te bidden, zonder ophouden te bidden, niet veel woorden te gebruiken, maar in je hart in het verborgene in geest en waarheid – in Zijn naam – tot de Vader te bidden.En apostel Paulus wekt op te bidden in geest en denken, zonder ophouden, en liever vijf woorden overdacht te spreken dan duizenden alleen met de tong.

Je vraagt je af: is dat eigenlijk wel mogelijk? En hoe is dit te verwezenlijken? Inderdaad, het ís werkelijk mogelijk en voor een echt christelijk leven onmisbaar.Want de begenadigde dialoog met God in het gebed is de polsslag van de mensenziel.

Sinds het oerchristendom hebben de zoekers naar God gestreefd naar deze voortdurende levende omgang met God en hebben zij zich steeds weer met korte veelvuldige aanroepingen innig en beheerst tot Hem gewend. De geestelijk ervarenen vonden het eenvoudigste en meest werkzame middel voor dergelijke korte aanroepingen in het zogenaamde Jezusgebed-het

– 9 –

gebed van de tollenaar in de tempel, gericht tot Jezus Christus dat dan luidt:

Jezus Christus, Zoon van God, wees mij, zondaar, genadig!’

Dit gebed bevat alle elementen van een waar gebed: lof, pijnlijke zelfkennis,een bede om redding. Het leent zich er bijzonder goed toe voortdurend je gedachten tot Christus te wenden, je hart voor Hem te verwarmen en te leven in het bewustzijn van Zijn tegenwoordigheid. In zijn eenvoud en bondigheid is het voor een ieder toegankelijk en kan het op elk moment, op elke plaats en bij elke bezigheid worden uitgesproken.

Het Jezusgebed dient tot innerlijke lering in het voortdurende gebed des harten. De ervaren gebedsbeoefenaars leiden de zoekende volgens een strakke methodiek van het eenvoudige mondelinge gebed van de beginner naar het begenadigde zelfwerkzame gebed van de meer gevorderde en naar een leven volgens het evangelie. Deze weg voert ons langs verschillende fasen: het formulegebed in woorden, het oplettend verstandelijke gebed,het verstandelijk innige gebed vanuit ons gemoed en ten slotte het voortdurende innerlijke gebed,het ‘gebed des harten’.

In elke fase groeit de gemeenschap met Jezus Christus. Een leven in Gods tegenwoordigheid wekt geestelijke gevoelens op: een groeiende eerbied, pijnlijk zelfinzicht dat gepaard gaat met het zich bewust zijn van eigen nutteloosheid, het ervaren van vergevende goedheid en van de liefde tot God.Daardoor streeft de mens ernaar de wil van God te vervullen; daartegen komt zijn zelfzucht in het geweer, waartegen hij worstelt in een voortdurende onzichtbare strijd. Zo reinigt zijn innerlijk zich en worden hem, met een fijngevoeliger geweten, inzicht in het eigen hart, goedheid en zelfoverwinning geschonken. Het wezenlijke doel van het innerlijke gebed,het gebed des harten, is het verkrijgen van de genade van de Heilige Geest als een werkelijke ervaring. Want het christelijke leven is een begenadigd leven. Zo vormt het Jezusgebed de kern van het christelijke leven van de kerk en is het slechts in het totale organisme van dit kerkelijke leven volledig te begrijpen.

De beoefening van het Jezusgebed berust op bijna tweeduizend jaren oude ervaringen van God zoekers die de menselijke geest kenden. Zij leiden ons in tot het begrijpen ervan en geven richtlijnen voor de juiste toepassing. Deze richtlijnen stammen van kerkvaders, kluizenaars en gebedsbeoefenaars van de oerkerk en in latere tijden van de Grieks-orthodoxe kerk van het Nabije Oosten en Rusland.

Het Griekse verzamelwerk van de berg Athos, de Philokaleia, omvat de belangrijkste teksten van vijfentwintig verlichte gebedsbeoefenaars uit de derde tot de veertiende eeuw,zoals Makarios en Antonius de Grote van Egypte,Johannes Chrysostomos, Efraïm van Syrië, Johannes Klimakos, Vader Dorotheos, Hesychios van Jeruzalem, Izaäk de Syriër, Philotheos van de Sinaï,Barsonufios en Johannes, Simeon de Nieuwe Theoloog en anderen. Het Russische werk Wat is het Jezusgebed volgens de traditie van de orthodoxe kerk?

– 10 –

(Walaamklooster, Finland, 1938) leidt in tot het innerlijke wezen van het ‘gebed des harten’ en zijn beoefening. Het bevat- in chronologische volgorde -de belangrijkste aanwijzingen van de Philokalia alsmede die van de gebedsbeoefenaars in Rusland vanaf de veertiende tot de twintigste eeuw,zoals Nil Sorski, Dimitri van Rostov, Vassilij van Moldau en Paissij Velitsjkovski, Serafim van Sarov, bisschop Theophanos (de kluizenaar),bis-schop Ignatius Brjantsjaninov en Johannes van Kroonstad.

De hier volgende tekst bevat uittreksels uit de Dobratolubije,de Russische bewerking van de Philokaleia, uit het werk uit Walaam en geschriften van Russische gebedsbeoefenaars, en met name van Theophanos de kluizenaar.De originele teksten zijn uit het Russisch vertaald en in vrije volgorde tot hoofdstukken verzameld in overeenstemming met de zinvolle opbouw van het gebed. Hierbij dienen de Walaam-teksten als raamwerk en worden bij aanvullingen en aanhalingen uit andere geschriften de namen van de auteurs achter de betreffende tekstgedeelten vermeld.Deze wijze van werken maak-te het mogelijk de eer van de ervarenen in de gebedsbeoefening in hun eigen woorden van vele kanten te benaderen. Daarbij dienen de afzonderlijke onderwerpen die vanzelfsprekend voor een deel meerdere malen voorkomen bovenal als onderwerpen voor meditatie en ter opwekking van de geestelijke ontwikkeling.

Zo brengt dit verzamelwerkje in de eenvoudige vorm van uittreksels uit de originele teksten de grondprincipes van het innerlijke gebed en leidt het in tot zijn beoefening. Het wil een poging zijn de lezer toegang te geven tot het innerlijke gebed, het ‘gebed des harten’ dat tot eigen geestelijke ervaringen leid.

– 11 –

Inleiding

Inleiding

De Grieks en Russisch Orthodoxe kerk kent naast het gewone, uiterlijke gebed ook het zogenaamde innerlijke of geestelijke gebed,ook wel genoemd het gebed des harten. Het woord gebed zou tot een misvatting kunnen leiden. Meer op zijn plaats lijkt het woord meditatie, en wel zoals speciaal beoefend in de Oosterse religies. Gebed veronderstelt de mens die bidt tot een God, kortom een tweeheid.Bij meditatie valt het accent van de beleving meer op de eenheid.Het onverlichte bewustzijn van degene die mediteert blijkt in wezen het Verlichte Bewustzijn. Het kleine ik blijkt samen te vallen met de Totaliteit, met Tao. Ik en mijn Geliefde zijn één. God en zijn toegewijde zijn één in wezen. Bij het gewone gebed blijft dikwijls een absolute kloof bestaan, een afgrond, tussen de beperkte, zondige mens en God.

Het geestelijke gebed is in de Orthodoxe kerken reeds vanaf de vroegste christentijd een soort esoterische traditie geweest, die van geestelijke vader op leerling werd overgedragen. Naast alles wat als officieel kerkgebeuren aangemerkt kan worden is er daar die merkwaardige lering, waarvan de christelijke kerken in het Westen geen weet hebben.

Bij een goede beschouwing blijkt de traditie van het innerlijke gebed er een, die niet alleen gekend wordt in het Oosterse Christendom.Het Hindoeisme kent zijn Japa-yoga, de Islam zijn praktijk van de dhikr en het Boeddhisme zijn Nembutsu. Al deze vormen van inner-lijk gebed hebben met elkaar gemeen de voortdurende herhaling van een korte spreuk. ‘Heer Jezus Christus, Zoon Gods, ontferm U over mij zondaar’ of ‘Namo Amida Butsu – Geprezen zij de Boeddha van het oneindige Licht en het oneindige Leven’ of ‘Lâillâhâ illâh-Llâh – Er is geen god dan God’.

– 13 –

Hoe kan nu de niet ingewijde lezer tot een begrip komen van de denkwereld,die achter de praktijk van het innerlijk gebed ligt? Met andere woorden: op wat voor wijze moeten we de waarden ervan benaderen?

De mens die zich bewust is geworden van zijn beperktheid, van zijn staat van onwetendheid of eventueel van zijn zonde, probeert hier aan te ontkomen.

De eerste ervaring van het beperkt zijn brengt met zich mede een,zij het misschien heel verborgen, weten van een onbeperkt zijn. Het komt de betrokkene over als een genade die hij ervaart. Een genade die God hem schenkt. De vage intuitie van het Licht achter de duisternis van het dagelijkse leven doet hem verder zoeken. Gewend als wij zijn door ons verstand geleid te worden, hoeft het geen verwondering te wekken, dat bij het op weg gaan op het geestelijke pad,de eerste stappen bestaan uit een analyse, een verstandelijke bezigheid, van de situatie waar wij in verkeren. Dit uit elkaar denken onderscheidt dan al gauw het ‘ik’, dat gebukt gaat onder zijn betrekkelijkheid en beperking, en dan dat onbeperkte, dat zich voordoet als ‘het andere’. Ons ik gaat nu pogingen ondernemen om tot dat andere in relatie te komen. Het beperkte zoekt vanuit het onbeperkte steun te ontvangen om aan zijn eigen beperking te kunnen ontkomen. Dit is de fase van het gewone gebed. De mens bidt tot God,die staat voor het Almachtige,de Wijsheid, de vervolmaking van Liefde,voor alomtegenwoordigheid en eeuwigheid.

Zolang het verstand de boventoon blijft voeren in het bewustzijn, kan de mens niet echt tevreden uit het gebed tevoorschijn komen.Vele zaken laten zich rationeel benaderen en vele problemen komen zo tot een oplossing. Sinds de mens gegeten heeft van de boom van de kennis van het goede en het kwade – men leze in het eerste boek van de bijbel het allegorische verhaal over de zondeval gaat het hem goed af als subject te denken over objecten. De paradijselijke éénheid werd opgebroken doordat de mens deel kreeg aan de kennis van goed en kwaad, d.w.z. aan die wijze van denken, die alle zaken goed weet uiteen te denken en tegenover elkaar te zetten. Hier wordt het verstandelijke, rationele denken ingevoerd in het bijbel verhaal. Een groot besef van rechten en plichten, begeleid door geboden en verboden is hiervan het gevolg. De ervaring van het paradijs echter,van de eenheid van alle dingen is voorbij. De mens ontdekte dat hij naakt was, Adam zag dat hij man was en Eva dat zij vrouw was.Het menselijk bewustzijn had zijn oorspronkelijke eenheid en vrijheid verloren en vertoonde zich alleen nog maar in een beperkte zelfidentificatie. Het begrip van de totaliteit, het besef van ‘wij’ had plaats

– 14 –

gemaakt voor de mens die zichzelf aanwijst als ‘ik’ en over zijn medemens spreekt als over ‘de ander’. De oorspronkelijke nondualiteit van het hogere paradijselijke bewustzijn gaat verloren in een durende scheiding tussen subject, denker, en object, dat of diegene waar over wordt gedacht. De kleine Ik-zegger ziet zich niet meer met alles verbonden, maar ervaart zichzelf als gesteld tegenòver alles. Hij valt samen met zijn beperking. En dat wordt een treurige,smartelijke toestand. Niet langer zijn licht en duister, manlijk en vrouwelijk, goed en kwaad, actief en passief, leven en dood,facetten van hetzelfde wezen. De mens valt samen met één van beiden,gedrongen door de werking van zijn uit elkaar denkende rationele bewustzijn. Het innerlijke overzicht is hij kwijtgeraakt. Dat wat hij als niet-eigen ervaart maakt hem bang. Zo ontstaat de grote angst van de levende mens voor de dood, de angst van de mens die in ‘t licht verkeert voor de duisternis maar ook de angst van de mens die in ‘t duister zit voor ‘t licht. Ook de mens die met zijn man-zijn samen valt wordt onrustig wanneer hij zijn tegenstelling,de vrouw ontmoet.De oorspronkelijke harmonie en vrede lijkt uiteen te vallen in gedeeltelijk begeerte, gedeeltelijk haat en afkeer. De ratio, het verstand dat zo nauw betrokken is bij het verhaal van de zondeval,lijkt nauwelijks het instrument waarmede wij hier onze kennis moeten vergaren. Er is echter nog een ander kennisinstrument en dat is het geëigende dat wij moeten gebruiken bij alle zaken die te maken hebben met het geestelijke, religieuze, innerlijke gebied. Ondanks zondeval, ondanks zijn verstandelijke instelling blijft de mens zijn vage intuïtie van de totaliteit, en wanneer zijn bewustzijn geraakt wordt door de Liefde, blijkt deze intuïtie niet langer vaag en onduidelijk te zijn. Er komt als het ware een weten van ‘Ik en mijn geliefde zijn één’.

Paulus, geraakt door de Liefde, die hem verschijnt op de weg naar Damascus in de gestalte van Christus roept uit: ‘Dood, waar is uw prikkel’. Van hem af valt de beperking, het samenvallen met maar een deel van de totaliteit. Hij heeft de ervaring van Christus als pleroma, de volledigheid van de Liefde, als de vervulling van de wet die zich tenslotte alleen maar met het goede en het kwade bezig houdt.

Hegel gebruikt in zijn filosofie naast het manlijke woord: der Verstand,het verstand, het vrouwelijke woord: die Vernunft, de rede. Gabriël Marcel spreekt over de innerlijke concentratie die een ruimer kennen met zich meebrengt dan het verstandelijk begrijpen. De mens wordt dan bijvoorbeeld voor de denker een ‘présence’ en is niet langer een object zonder meer.

– 15 –

Karl Jaspers, een andere belangrijke existentialistische denker zegt duidelijk: ‘Wir philosophieren nicht aus der Einsamkeit,sondern aus der Kommunikation. Kommunikation ist ein liebender Streitkampf. Philosofiert wird aus dem Umgreifenden. Das ist Sein über Subjekt und Objekt hinaus, ein beides Umgreifendes.’

Berdjajef, de grote Russische existentialistische denker,zegt van het juiste filosoferen: ‘De filosofische kennis is een kennis die door een integrale geest wordt verkregen. Hierbij is het verstand een vereniging aangegaan met de wil en het gevoel.’

Thomas van Aquino vat het geheel zeer simpel, maar ook zeer doeltreffend samen: ‘Res tantum cognoscitur, quantum diligitur’ – De mate waarin wij iets kennen hangt af van de mate waarmede we iets liefhebben. Een nieuw kennisinstrument komt hierbij naar voren. Het is niet die éne faculteit van de mens, het verstand, waarmede we gaan werken, maar het totale wezen van de mens wordt erbij betrokken. Het is de kennis van de liefde, van het hart,de geestelijke intuïtie. Niet langer is hierbij de blik naar buiten gericht,zij is integendeel naar binnen gekeerd.

Bepaalde zaken zijn problemen, d.w.z. zij zijn voor ons neergelegd – het griekse werkwoord proballo -. Hun oplossing geschiedt door het verstand. Andere zaken zijn mysterie – mustèrion samen-hangend met het griekse werkwoord muo, de ogen sluiten. Mysterie is dus datgene wat zich binnen in ‘t hart van de mens afspeelt,en niet iets dat van buitenaf in ons bewustzijn binnen komt. Hier heeft ‘t verstand niets op te lossen. Het mysterie wordt ervaren,en wel in ‘t hart door de mens als totaliteit, en niet door het verstand alleen.Nu wij weten hoe wij deze denkwereld moeten benaderen,rest ons nog een antwoord op de vraag wat de inhoud van deze denkwereld is.

In de eerste plaats vinden we daar de mens die getroffen is door de zondeval. Het is de door zijn verstandelijk denken beperkte en gevangen,onvrije mens.Daarnaast worden we geconfronteerd met het begrip van het onbeperkte, vrije zijn: God en wel als heilige drieéénheid. Tenslotte blijkt er een relatie tussen deze God en deze mens.Zij staan niet zomaar zonder meer tegenover elkaar.Er is een relatie tussen beiden die het gewone bestaan bevrijdt van zijn beperking.Over de door de zondeval getroffen mens vormden we reeds op de vorige bladzijden onze mening. Het begrip God laat zichonderscheiden in God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest.God de Vader staat hier filosofisch gezien voor het totale bewuste Zijn.Het is de totaliteit van het Zijn op bewuste wijze – dus niet zoals een steen bijvoorbeeld is -, evenals het Brahman bij de Hindoes of het

– 16 –

Tao van het Taoïsme.

God de Zoon, de Logos, het Woord, stelt hierbij voor het beeld in de mens van dit bewuste Zijn. Het is het verbeelde bewuste Zijn,de idee – denk aan het Griekse woord eidos,het innerlijk geschouwde,het Hogere Bewustzijn in de mens.

– God de Heilige Geest stelt voor de werking van de Vader door de Zoon in de mens. Het is het Hogere Bewustzijn dat in de mens is gewekt en op volle gang is gebracht, zodat de mens als wezen der verlichting zegenend door de wereld gaat.

De Vader is niet te kennen door de mens, behalve wanneer Hij ‘verbeeld’, vorm gegeven is. Dit beeld, de Zoon, wordt beschouwd als het wezenlijke van het menselijke bewustzijn:het hogere Bewustzijn.De omzetting van de mens door dit hogere Bewustzijn tot een totaal bewust Zijn is de werking van de Heilige Geest. Dit voert op zijn beurt naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Van fundamentele betekenis is hier het begin van het Johannesevangelie: ‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden dat geworden is. In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen;en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen.’

De Zoon als Verlosser krijgt hier zijn diepste betekenis.Centraal staat hier niet op de eerste plaats Jezus Christus als historische figuur,maar Jezus Christus als mythe. Mythe heeft hier de betekenis van ‘t gesproken woord waarin zich de eeuwige waarheid openbaart.Op deze wijze wordt ook duidelijk wat Jezus van zichzelf zegt:’Eer Abraham was ben ik’. Waar Christus genoemd wordt het Licht der Wereld, wordt bij het innerlijk gebed graag gesproken over de aanschouwing van het ongeboren Licht, hetwelk duidt op het Hogere en dus bovenrationele bewustzijn in de mens. Wanneer we dan lezen: ‘Niemand komt tot de Vader dan door de Zoon’, dan weten we dat we niet met ons rationele denken tot de bevrijding of opstanding kunnen komen maar via dat Hogere Bewustzijn in ons.In de eerste brief van Johannes, hoofdstuk 5 vers 11 lezen we dan ook: ‘God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon.Wie de Zoon heeft heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft,heeft het leven niet’.

Het wezenlijke kenmerk van dit Hogere Bewustzijn is de liefde.In dezelfde brief van Johannes, hoofdstuk 4 vers 7 lezen we: ‘Een ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God.Wie niet liefheeft,kent God niet, want God is liefde. Hierin is de liefde Gods jegens ons

– 17 –

geopenbaard, dat God zijn enig geboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem’.

Wat is nu de heilsweg die betreden wordt bij het innerlijke gebed?De beperkte zelfidentificatie van de mens met zijn verstandelijk bewustzijn – ik ben dat wezen dat door tijd en ruimte bepaald is dient vervangen te worden door een ruimer bewustzijn. Paulus schrijft in zijn brief aan de Galaten: ‘Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij’. Aan de Corintiërs schrijft hij in zijn eerste brief hoofdstuk 15:’Er wordt gezaaid in vergankelijkheid en opgewekt in onvergankelijkheid;er wordt gezaaid in oneer en opgewekt in heerlijkheid;er wordt gezaaid in zwakheid en opgewekt in kracht. Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt.’ En iets verder: ‘Dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.’

Hoe zal dit proces van verandering van onze zelfidentificatie zich voltrekken?

In de eerste plaats moeten wij geloven dat er een bewustzijn bestaat dat ruimer is dan het beperkte door ‘t verstand bepaalde. Ergens ligt dit geloof in ieder mens.Immers hoe kunnen we zo goed onze beperking kennen, wanneer wij niet ergens een intuïtie zouden hebben van het onbeperkte zijn? In het Johannes-evangelie, hoofdstuk 11,zegt Christus: ‘Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft,zal in eeuwigheid niet sterven.’ Met dit geloof moeten wij nu ons innerlijk oor te luisteren leggen. Het is de inkeer, bekering van de mens.We brengen ons verstandelijke denken tot rust en tot zwijgen.We proberen te luisteren naar hogere bovenrationele aspecten van ons wezen, het Hogere Bewustzijn in ons. ‘Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, wie Mijn woord hoort en Hem gelooft,die Mij heeft gezonden,heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel,want hij is overgegaan uit de dood in het leven.’ Johannes 5:24.

Eenzelfde procedé speelt zich af in de Oosterse meditatiesystemen. Met de aandacht naar binnen gekeerd houden wij de lampen brandende in afwachting van de komst van de Meester. Zijn komst is het ontwaken van het hogere Bewustzijn in ons. Op dat moment, bij het doorbreken van de verlichting in onze onwetendheid, ervaren we pas werkelijk de betekenis van de tekst uit de Evangeliën: ‘De Meester is daar en Hij roept U!’ Dan zal ons bewustzijn geheel opgaan in dat van het Hogere Bewustzijn. Johannes 6:53: ‘Voorwaar,voorwaar, Ik zeg U, tenzij het het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwigleven en Ik zal hem opwekken ten jongsten

– 18 –

dage. Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem . . . Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid niet sterven.’ Het bloed verbeeldt hier het leven, de geest van Gods Zoon, het vlees de vormgeving aan deze geest. De vergoddelijkte mens realiseert zich zijn God zijn, zijn Liefde zijn. Hij realiseert dit, hij maakt dit waar door deze liefde te hebben, door deze te zijn en door deze uit te dragen. Zo zal de oude wereld een nieuwe wereld worden.

Voor het oude door ‘t verstandelijk denken bepaalde bewustzijn betekent dit de dood. Maar het is de opstanding van ‘t door de liefde bepaalde bewustzijn. In Johannes 12:24 lezen we dan ook: ‘Voorwaar,voorwaar ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf, maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort. Wie zijn leven liefheeft maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven.’ Het vergankelijke doet zo onvergankelijkheid aan, het sterfelijke doet zo onsterfelijkheid aan. En dat is het waarom het bij het innerlijke gebed gaat.

Het geestelijke gebed nu houdt zich bezig met het levend maken van deze ervaring. Door de methode van training van het bewustzijn – het herhaaldelijk uitspreken van hetzelfde korte gebed – verliest het verstandelijk denken zijn superioritet in het menselijke bewustzijn. De dualiteit tussen het ik en het andere, tussen subject en object van het denken vervaagt. Niet langer roept de zondaar Christus aan als een buitenstaander. Beiden vloeien ineen en op een gegeven moment is het duidelijk dat het de Christus zelf is die het gebed zegt. Het ik valt samen met de Christus. Voor de Boeddhist wordt de oude spreuk waar die zegt: ‘Gij zijt Boeddha’.

De intuïtie van onbeperktheid, die van de totaliteit, wordt tot een weten. Het beperkt zijn valt samen met de onbeperktheid, het sterfelijke met het eeuwige. Niet langer zien wij als in een toverspiegel,maar van aangezicht tot aangezicht; niet langer kennen wij ten dele,maar wij kennen ten volle, zoals wijzelf zijn gekend. Aldus Paulus in zijn beroemde hooglied van de liefde in zijn eerste brief aan de christengemeente te Corinthe.

Het innerlijke gebed is gebaseerd op de uitspraak van Christus:’Het Koninkrijk der hemelen is in Ulieden’. De Kracht en de Heerlijkheid, zij liggen in de menselijke ziel, maar versluierd. Het innerlijke gebed neemt deze sluiers weg en voert ons tot onze ware Zelfidentificatie, hetzij door de naam van Boeddha, van Allah of van Christus. Doordat elke tegenstelling wegvalt bereikt ook de dualiteit Schepper – schepping de eenheid. De mens gaat nu pas de taal van de

– 19 –

schepping verstaan. In: De weg van een pelgrim,‘ een beschrijving van een beoefenaar van het innerlijke gebed, lezen wij hoe voor deze de mogelijkheid tot werkelijkheid wordt om met alle schepselen Gods, hoe verschillend ook, in volledig begrip om te gaan. Ook tijd en ruimte blijken hun beperkingen voor het bewustzijn te hebben verloren volgens dit verhaal.

De geest of het bewustzijn dat deel heeft aan deze zaken wordt in de oorspronkelijke Griekse tekst van de verzamelde geschriften over het innerlijke gebed, de Philokaleia – vertaald: de Liefde tot het Schone aangeduid met ‘Nous’. Deze ‘Nous’ heeft de eigenschap van directe kennis of intuïtie van de Waarheid of Werkelijkheid. Dit bewustzijn ervaart de totaliteit als zodanig:’De ziel wordt omkleed met God en wordt in zekere zin God zelf. Zij transcendeert de stoffelijke dualiteit en gaat de wetten te boven in de liefde. Daar verenigt zij zich met de alles te boven gaande en de leven gevende Drievuldigheid,door het licht licht ontvangend en zich voortdurend verheugend in een eeuwige vreugde’.

Niet alleen wordt de totaliteit als zodanig ervaren. Elk deel hiervan wordt ervaren als corresponderend met alle andere delen, terwijl zij allen tegelijkertijd de totaliteit weergeven. In de woorden van de Philokaleia:’Daar hebben de heiligen innerlijke omgang met elkaar,terwijl de Heilige Geest door hen spreekt’.

Deze ervaringen corresponderen wonderwel met die uit het Mahayana-boeddhisme en beschreven in de Huayen filosofie van Fatsang. Van de bedrevene in het innerlijke gebed wordt gezegd: ‘Hij is zonder bepaalde gedachten, omdat hij één is geworden met Hem,die boven elke gedachte is’. Deze ‘Hij’ wordt verder aangeduid als de Godheid, als het goddelijke, oneindige of innerlijke Licht. Dit is zonder vorm, niet geschapen, zonder begin en de oorzaak van alles wat is.

Het innerlijke gebed zorgt er voor dat: ‘de mens de verschillende en onderscheiden dingen achter zich laat en zich één maakt met de Ene,de Enige, de Eenmakende. Dit is een vereniging die het verstand te boven gaat’. ‘Het Licht van de Godheid begint te schijnen in het bewustzijn, wanneer dit vrij is van alle zaken en volledig ledig van elke vorm. Daar de Heer niet woont in tempels door mensenhanden gemaakt,zo woont hij ook niet in verbeeldingen of fantasieën van het bewustzijn welke de menselijke ziel omringen als een muur waardoor deze machteloos is de Waarheid direct te aanschouwen en doorgaat met zich te hechten aan spiegels en waarzeggerij’.

1. De weg van een pelgrim, uitgegeven bij Servire, Den Haag.

– 20 –

Bij het innerlijke gebed is niet langer sprake van één of andere antropomorfe vorm van mystiek, maar van mystiek van de zuiverste en dus ook universele soort. Bij herhaling wordt gesproken van het Licht, de verlichting en de beeldloze Godheid,die boven alle tegenstelling verheven is.

Met alle meditatiepraktijken uit het Oosten heeft de beoefening van het geestelijke gebed gemeen de aandacht die gegeven wordt aan een goede, geregelde en natuurlijke ademhaling. Vervolgens dient het bewustzijn geplaatst te worden, en wel in het hart. Dan volgt de concentratie op het gebed – de mantram – dat de goddelijke naam bevat als het van de Totaliteit vervulde symbool. Hieraan vooraf, of nog beter uitgedrukt, hierbij vindt tegelijkertijd plaats het ledig maken van het bewustzijn (Kenosis). Aan indrukken opgedaan via de werking van onze zintuigen en verwerkt door het verstand wordt geen verdere aandacht besteed. Zij vervagen. Hier speelt het niet gehecht zijn aan deze beelden een belangrijke rol. Het zich vervuld weten van het goddelijke (Theosis)- het albewustzijn- vormt hierop de aanvulling. De begrippen Sunyata en Prajna uit het Boeddhisme zijn hier direct naast te leggen.

Het innerlijk gebed,door de aanroep ook wel Jezus-gebed genoemd,en gebaseerd op de geestelijke ervaringen van kerkvaders, kluizenaars en gebedsbeoefenaars van de oude Christelijke kerk,later de Grieks-orthodoxe kerk en nog later de Russisch-orthodoxe kerk,voert de mens van de duisternis naar het Licht, van het onware naar het ware en van de dood naar het leven.

‘Heer, Jezus Christus, Zoon Gods, ontferm U over mij, zondaar.’

Ernst Verwaal

– 21 –

I. Het leven in gebedsbeoefening

I. Het leven in gebedsbeoefening

Wat is het gebed? Waarop berust het wezenlijke van het bidden? Hoe kun je het leren? Wat doorleeft iemand die bidt in zijn geest?

Al deze vragen zouden vanzelfsprekend hart en denken van elke gelovige moeten bezighouden, want in zijn gebed treedt de mens in dialoog met God, treedt hij met Hem in begenadigde gemeenschap en leeft hij in God. De verlichte kerkvaders geven op deze vragen antwoorden die berusten op ervaringen in het bidden met verlichte geest en zowel voor de gewone mens als voor de wijze toegankelijk zijn. Zij wenden zich tot iedere mens die God zoekt en leiden hem in tot de kunst van het bidden. (Hariton van Walaam)

– 23 – 

1. Het eerste onderricht (naar Dimitri van Rostov)

1.Het eerste onderricht (naar Dimitri van Rostov)

Velen weten niet waarin de innerlijke verrichtingen van de beoefenaar van het gebed bestaan en begrijpen ook niet wat Gods schouw is. Zij hebben nooit iets gehoord over het innerlijke, overdacht verrichte gebed en zij menen dat de geschreven teksten van kerkelijke gebedenboeken voor het bidden voldoende zijn. Ook weten zij niets van de innerlijke dialoog met God in je hart en hebben zij de vruchtbaarheid daarvan nooit ervaren. Zij staan tegenover het gebed als een blind geborene tegenover het licht van de zon; zij horen er wel over, maar kunnen het niet bevatten en als gevolg van hun onbegrip lopen zij geestelijke wijsheid en innerlijke vervolmaking mis.Daarom is het hier de plaats om iets over het innerlijke onderricht in Godsbeschouwing en het ‘gebed des harten’ te zeggen, met behulp waarvan iedere gewone zoekende mens, met Gods hulp, kan beginnen orde te scheppen in zijn innerlijk.

– 23 –

De dualiteit van de mens en zijn gebed 24

De dualiteit van de mens en zijn gebed

De mens is van nature dualistisch en omvat een uiterlijke lichamelijke mens en een innerlijke geestelijke mens. De uiterlijke mens is zichtbaar,de innerlijke ‘verborgen mens uws harten’ (1 Petr. 3:4) is onzichtbaar.

Tweeledig is ook zijn onderricht: het uiterlijke onderricht bestaat in boeken, de wens naar geleerdheid, verstandelijke kennis en kundigheden;de innerlijke lering berust op het denken aan God, op liefde tot God, op warmte van geest,geestelijke beschouwing en gebed.Dualistisch is ook het gebed. Er is het uiterlijke, gesproken gebed en het innerlijk verrichte gebed. Het uiterlijke gebed heeft zijn vaste vorm, getal en ordening volgens het kerkelijke gebruik,zijn vaste tijd in het huis Gods of thuis. (Hiertoe behoren alle gemeenschappelijke gebeden volgens de aanwijzing: ‘Waar twee of drie in Mijn naam verenigd zijn, daar ben Ik onder hen’, en evenzeer de persoonlijke verzoekgebeden en die in godsdienstoefeningen.)

Het innerlijke gebed wordt in je binnenste verricht, op elke plaats,op elk moment, zo dikwijls als hart en verstand zich in vrijheid tot God verheffen. Dit gebed volgt de aanwijzing op van de Heer:’Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer en bid tot uw Vader in het verborgene’ (Matth. 6:6). Deze geestelijke binnenkamer is het mensenhart. Je draagt het overal bij je en je kunt je daarin op elk moment, ook te midden van de mensen, afzonderen en zonder woorden je geest tot God verheffen.

‘In dit kamertje van het hart zou de mens zich dikwijls moeten terugtrekken om in de volle warmte van een levend geloof in het verborgene tot God te bidden.’ (Dimitri van Rostov)

– 24 –

Het gebed dat de mens in liefde met God verenigt 24

Het gebed dat de mens in liefde met God verenigt

Alles berust op het ons vrijwillig en bewust keren tot God.

(Theophanos de kluizenaar)

‘Wees je bewust, dat het leven van je ziel afhankelijk is van een werkelijke band met God. Hijzelf is de Schepper, middelpunt en einddoel van de mensenziel, aan Hem dankt de ziel haar leven en haar innerlijke aard, voor Hem zal zij altijd leven. Want al het begerenswaardige op aarde, waar wij van houden en waarnaar wij streven (zoals familie, rijkdom en roem), is niet eigen aan de ziel; het is tijdelijk en vergaat. De ziel echter, die naar haar aard eeuwig is, komt slechts in God, de Eeuwige, tot rust. Hij verleent oneindige geestelijke genade, Hij is het hoogste goed van de mensenziel, waarvan alle schoonheid,wijsheid en liefde van deze wereld slechts een vage afspiegeling zijn. In Hem ligt de geboortegrond van de ziel,haar oorsprong, waaruit zij is voortgekomen en waarheen zij terugkeert zoals het lichaam ontstond uit de aarde en tot de aarde terugkeert.'(Dimitri van Rostov)

‘Evenals het aardse lichaam niet leeft uit zichzelf, maar van datgene wat de aarde het geeft en, wanneer het alleen opzichzelf is aangewezen, in verval raakt en sterft, zo is ook de ziel niet in staat uit zichzelf te leven. Ook zij heeft het licht, de voeding en de bekleding van de Geest nodig.’ (Makarios de Grote)

Daarom is een van de eerste taken in het leven met alle inspanning te streven naar het contact met Christus om in Hem eeuwig te leven. Slechts de diepste liefde vanuit het hart is in staat zich te verenigen met God, Wiens wezen liefde is. Hij houdt van hen die Hem liefhebben, verbindt zich met hen die zich aan Hem binden, komt hen tegemoet die Hem zoeken en verleent oneindige zaligheid aan diegenen die dorsten naar de zaligheid van Zijn liefde.

‘Om een dergelijke goddelijke liefde in het hart te ontsteken, je met God te verenigen in een ondeelbare gemeenschap van liefde is het nodig steeds je gebed te herhalen, waarbij je je geest tot God verheft.Zoals regelmatig bijgeschoven hout de vlammen voedt, zo wekt een dikwijls herhaald gebed, verdiept in God, een goddelijke liefde in het hart.Deze doet de hele innerlijke mens ontvlammen, verlicht hem en schenkt hem leven,ontsluit hem alle verborgen wijsheid en maakt hem als het ware tot een vurig vlammende seraf, die in de geest voor God staat, Hem in zijn geest aanschouwt en daaruit geestelijke zaligheid put.'(Dimitri van Rostov)

– 24 –

2. Het werkzame en het beschouwelijke leven 25


2. Het werkzame en het beschouwende leven

God vinden wij door inspanning en er ijverig ons best voor te doen, maar ook door het aanroepen van de naam van Jezus volgens de daartoe gestelde regels. (. . .) Door inspanning en er ijverig ons best voor te doen streven wij naar een reiniging van ons hart en een herstel van onze geest. Door beschouwing verheffen wij onze geest tot God, die alle onreinheden verbrandt en intocht houdt in ons gereinigde hart. (Gregorius van Sinaï)

Een voorwaarde voor het gebed zijn de juiste verrichtingen en de beschouwing. Deze komen overeen met de lichamelijk geestelijke

– 25 –

gesteldheid van de mens.

De weg van het werkzame leven wordt gevormd door onthouding,waken, het uiterlijke gebed met buigingen en knievallen en de overige lichamelijke handelingen.

‘De weg van het leven. in beschouwing berust op het verheffen van het denken tot God, het lezen van de Heilige Schrift, het nadenken met waakzaam hart, over God, Zijn werken en eigenschappen,in-nerlijk Jezus-gebed en beschouwing in de geest. Wie streeft naar dit geestelijke leven moet beginnen met de uiterlijke handelingen en dan opklimmen tot beschouwing. Want zonder de juiste verrichtingen is de ware beschouwing niet te bereiken. Inspanning en werkend bezig zijn dienen ertoe ons van hartstochten te reinigen; zij leiden tot de trap van werkzame volmaaktheid en ontsluiten daarmee de weg tot de geestelijke beschouwing.’ (Serafim van Sarov) Evenredig aan de mate waarin wij de geboden van het evangelie vervullen wordt onze natuur van hartstochten gereinigd; steeds meer verwarmt zich ons hart in het beschouwend denken aan God. Maar ook dan moeten wij de inspanningen van het leven niet achterwege laten, want deze zijn een steun voor de beschouwing en beschermen ons tegen de hoogmoed.

Beide bekwaamheden ontwikkelen zich met behulp van elkaar,waarbij de inspanning het begin van de weg bepaalt, de beschouwing de verdere loop vastlegt. Niemand kan zich aan deze wet onttrekken.Alleen hij die geleerd heeft getrouw zijn dagelijks werk te doen en het uiterlijke gebed te verrichten,zal zich met evenveel getrouwheid aan de innerlijke regels houden. Hoe wil je Maria zijn en God beschouwend dienen, als je nog niet het peil van Martha (de uiterlijke dienstbaarheid) hebt bereikt? Zo behoort de trede der werkzaamheid als eerste stap bij een ieder. Hierin openbaart zich de innerlijke inspanning in het naleven van de geboden. De voorbereidende stappen tot de beschouwing worden gevormd door uiterlijk gebed, schriftlezing en overdenking, en een leven in de tegenwoordigheid van God. De echte beschouwing of geestelijke schouw, als tweede fase,bestaat erin, dat de innerlijke mens uitsluitend leeft in een zodanige gemeenschap met God, dat deze uiterlijke handelingen overbodig maakt.

– 26 –

De juiste handelingen 27

 

De juiste handelingen

Neem elk werk als komt het uit Gods hand. (Theophanos de kluizenaar)

‘Je vraagt: Hoe moet ik God tijdens mijn werk in mijn bewustzijn houden? Dat kun je, als je elke bezigheid zo verricht alsof God ze je had opgedragen. Aan de andere kant zul je niets bereiken, als je aan God denkt en je dagelijks werk verwaarloost.

Hoe bereik je innerlijke concentratie bij de drukke bezigheden van alledag? Doe je werk met aandacht en vlijt, rustig en zonder haast,als een werk voor God, en je gedachten zullen bij Hem zijn.Verricht al je grote en kleine taken voor Gods aangezicht, beschouw ieder die je ontmoet als door God gezonden en vraag bij alles naar Gods wil.

De betrouwbaarste weg is de volgende: blijf getrouw op je plaats en doe alles wat die plaats vereist. Door getrouwe arbeid in gehoorzaamheid plant de mens in zichzelf de wortels van het leven als christen. Elke stap in het werkende leven leidt tot een volgende trap van rijpheid. Alles is innerlijke groei die zijn tijd nodig heeft.In het geestelijke leven is het precies zo als bij elk handwerk,elke kunst.Je kunt niets overslaan,niets meester worden wat niet met je innerlijke rijpheid in overeenstemming is.

Handel steeds volgens je geweten, in alle ijver en vlijt. Maar mijd het je te veel zorgen te maken, want dit laat het hart geen rust. Dat is de kwaal van de gevallen mens die zelf zijn lot vorm wil geven en het in alle richtingen najaagt. Dit versplintert je gedachten en staat je zelfs niet toe ze te concentreren op het voorwerp van je zorg. Drijf deze zorgen uit, doe ijverig je werk, wijd al je werk aan God en leg alles in Zijn hand.

Stort je niet overmatig op je werk, want het is goed en nuttig alles in de juiste maat en volgorde te doen.’ (Ephraïm van Syrië) Onmatige arbeid benevelt het verstand en verkilt het hart. Leer alles zo te doen, dat je hart warm wordt. Houd het zo bij het lezen, bidden en werken en ook in de omgang met mensen. Stel je het handelen van Christus ten voorbeeld en doe je best goed te doen. Dan zul je voortgang maken op de weg van door het leven gevulde eigen ervaring tot je tot woning van God geworden bent.

Laat je niet in verwarring brengen, als je talrijke plichten hebt die je beletten naar behoefte tijd te nemen voor gebed. Een dienst die je volgens je geweten vervult, bereidt je voor op indringend gebed en vervangt kwantiteit door kwaliteit. Niets begunstigt zozeer het gebed als een goed geweten en een God welgevallig handelen overeenkomstig Zijn wil.

‘Niet alleen het bidden zelf, maar elk wenden van hart en denken tot God bij alles wat je doet is reeds gebed. Daartoe leidt het voortdurend denken aan God. Wijd alle stappen in je leven aan God en richt ze naar Zijn geboden. Je kunt elke gelegenheid benutten om alles naar Gods gebod te doen, alles aan Hem op te dragen.Zo wordt je gehele leven aan God gewijd. Dat is alles. Zo eenvoudig is het.'(Theophanos de kluizenaar)

– 27 –

De beschouwing 28

 

De beschouwing

Het geheim van het geestelijke leven bestaat in het voortdurend denken aan God. (Theophanos de kluizenaar)

Doe je best voortdurend te leven in het bewustzijn van Gods tegenwoordigheid; maak je eigen, dat Hij zeer dichtbij, ja in je,is en je aankijkt alsof iemand je in je ogen kijkt. Dit eerbiedig gedachtig zijn aan God geeft een sterke helpende kracht; daarop berust al het leven in de geest.

Voor het vertrouwd raken met ons verstand en ons hart moeten wij ons voortdurend inspannen. Daarbij helpen beschouwende handelingen als gebed, schriftlezing en overdenking en beschouwing van het gelezene.

‘Breng met het God gedachtig zijn alles in verband wat je bekend is van de eigenschappen en werkingen van God en verdiep je daarin.Denk na over Gods schepping en Zijn voorzienigheid, over de belichaming van het Woord Gods en Zijn verlossingswerk, over Zijn dood,opstanding,hemelvaart en het doen neerdalen van de Heilige Geest; over de instelling van de kerk als hoedster van de waarheid en de goddelijke genade van de Geest. Overdenk ook de eigenschappen van God – Zijn onuitsprekelijke goedheid, wijsheid, rechtvaardigheid,alomtegenwoordigheid, almacht,alwetendheid,verevenheid en onmetelijke liefde.

Een dergelijke bespiegelende houding bij het lezen van de Schrift wekt een rijkdom aan heilzame gedachten op, die gepaard gaan met het denken over God. Zij wekken in het hart overeenkomstige geestelijke energieën op die zich in een warm dankgebed uitstorten:

Lof zij U, Heer, die alles hebt geschapen;

Lof zij U, Heer, die ons Uw beeld hebt geschonken;

– 28 –

Lof zij U, Heer,die tot ons, verlorenen, bent afgedaald, U om onzentwil hebt verlichamelijkt, voor ons hebt geleden, bent ge-storven en weer opgestaan;

Lof zij U, Heer,die voor ons Uw Heilige Geest deed neerdalen en voor ons Uw kerk hebt ingesteld om ons allen op wonderbaarlijke wijze te verlossen;

Lof zij U, Heer, die ook mij tot verlossing haalt.’ (Johannes van Kroonstad)

‘Maak je vooral bewust wat God jezelf aan genade bewezen heeft.Bekijk je gehele leven vanaf je kindsheid en let op elk voorval dat blijk geeft van Zijn directe hulp in nood, van Zijn onverdiend verleende vreugde. Ieder mens heeft een zeer groot aantal dergelijke gebeurtenissen meegemaakt die hem waarschijnlijk niet bewust zijn geworden. Haal ze terug in je bewustzijn, erken ze en bedank daarvoor van ganser harte. Dank voor het leven dat Hij je gaf;dank ervoor, dat je onder een christelijk volk bij goede ouders ter wereld bent gekomen en een goede opvoeding hebt genoten. Dank ervoor,dat Hij je zulke goede, heilzame gedachten en beslissingen ingeeft.Dank Hem voor elk afwenden van dreigend onheil, voor elk ongedaan maken van de gevolgen van een falen.

Als je je bewust wordt van Gods goedheid, vooral tegenover jezelf,verwarmt zich je hart voor Hem. Want liefde doet liefde ontbranden. Door voel je Gods liefde voor jou, dan kun je niet koel tegenover Hem blijven: geheel uit zichzelf keert je hart zich vol liefde en dank tot Hem en ontvlamt het in de lichtende gloed der liefde. Deze liefde laat je God geen ogenblik vergeten.

Dat is het doel. Neem deze aanwijzingen in volle overtuiging aan en richt al je inspanningen erop het denken aan God in je hart en hersenen te prenten.

Op het God gedachtig zijn berust alle kracht. Wie zich hierop toelegt in eerbied en met alle warmte van zijn hart zal ook al het andere volgens de regels doen. Het denken aan God zal alles in je beheersen,regelen en ordenen. Leg je je innerlijk erop toe God gedachtig te zijn, dan komt ook Christus in je wonen. Dat gaat hand in hand. (Vgl.Efez.3:14-17)

Wie een levende omgang zoekt met God wendt zijn gedachten tot Hem. Hij zou slechts over God willen lezen, over Hem willen nadenken en mediteren. Zijn verstand bestudeert de inhoud van de heilige geschriften en overweegt ze in alle bijzonderheden. Maar denkend beschouwen alleen leidt niet naar het doel dat hij nastreeft. Het nieuwsgierige verstand dringt door in alles, verliest zich in scherpzinnige

– 29 –

haarkloverijen, raakt verstrikt in begrippen of weidt eigengereid uit over vrijblijvend weergegeven feiten. Ook hij die het hele evangelie uit zijn hoofd kent, handelt onverstandig als hij de verkregen waarheid niet gebruikt: alles blijft als een dode hoop zand in zijn hoofd liggen en levert geen vruchten op.’ (Theophanos de kluizenaar)

De in het geestelijk leven ervarenen waarschuwen ertegen het intellectuele te overdrijven ten koste van al het andere. Zij wijzen het alleen theoretisch bestuderen van de Heilige Schrift met grote scherpte af: de verstandelijke beschouwing op zich zelf is niet ongevaarlijk, want zij gewent je aan lichtvaardigheid. Het is veel gemakkelijker gedachten aaneen te rijgen dan te bidden en innerlijk te luisteren. Ook brengt het intellect een neiging tot hoogmoed mee,zoals elke verstandelijke bezigheid die dicht bij de zelfbespiegeling ligt. Dit kan onze zelfkennis afbreuk doen en ons beroven van de ware vooruitgang doordat het ons verworvenheden die wij in onze gedachten gevormd hebben al te vleiend voortovert. ‘Uit ervaring weten we, dat zelfs grote schriftgeleerden van geestelijk bezig zijn geen zier hebben begrepen. Want dit geestelijk bezig zijn wordt niet verworven uit boeken, maar uit het hartebloed. Geef je bloed en ontvang de Geest.’ (Anatoli van Optina)

Wie uit is op echte contemplatie let op het binnenste van zijn hart.Hij leeft in beschouwingen die zijn hart verwarmen en oproepen tot innerlijke ommekeer. Begin ‘s morgens je dagelijkse werk met gebed,lezen van Gods woord en het overdenken van het gelezene.Sluit daarmee ook je dag af.-Bid eerst ingehouden en geef in eenvoudige woorden vol vertrouwen uiting aan je belangrijkste noden. Lees dan het evangelie en de brieven der apostelen en overdenk het gelezene met betrekking tot jezelf. Dit lezen is een bevestiging van je gebed.Beide voeden en sterken de ziel. Het is goed de gedachten die bij het lezen bij je opkomen op te schrijven. Bijvoorbeeld op deze manier: God zegt iets in het evangelie; daaruit blijkt hoe wij moeten handelen;dat kan ik in de volgende gevallen in praktijk brengen en dat zal ik doen. Dit is een kleine moeite,maar zij draagt rijke vruchten.Je denken wordt verfijnd,je gedachten bevleugeld.De geest van de Heilige Schrift dringt stimulerend in je hart.

Het is niet erg, als je gedachten tijdens het lezen en bidden aanvankelijk afdwalen. Na verloop van tijd leren zij zich te concentreren, als je ze steeds weer terughaalt en bijeenhoudt in je binnenste.

Gedurende de dag dringen velerlei zaken door in je binnenste die de aandacht van God dreigen af te leiden. Hiertegen kun je de kunstgreep toepassen dat je ingaat op de geestelijke betekenis van alle dingen,

– 30 –

dat je alles geestelijk gaat verklaren. Een voorbeeld: ruik je de geur van een roos, de stank van een kadaver, dan zeg je tegen jezelf:’Elke ziel heeft zijn eigen geur; een goede ziel geeft een heerlijke geur af, een door zijn hartstochten beheerste ziel stinkt.’ Als je leert al het uiterlijke in gelijkenissen te duiden, dan blijft je aandacht bij God. Zo wordt al het uiterlijke tot een wijze leermeester. (Vgl.Tichon van Sadonsk, Gebeurtenissen en hun geestelijke verklaring en Geestelijke schatten, vergaard in de wereld. Ascetische geschriften Delen II en IV, Moskou 1899)

Uiteraard vereist het gericht zijn op en denken aan God de volledige inspanning van je bewustzijn en hart. Wie zich niet inspant zal ook niets bereiken. Maar waarom zouden wij ons best doen in al het andere en in de zaak van ons heil nalatig zijn? Ons heil is voor ons het belangrijkste doel. Het is ook de moeilijkste opgave. Maar als wij ons daarvoor inspannen voor zover dit in ons vermogen ligt, dan oogsten wij daarvan de vruchten.

– 31 –

 

3. Het gebed in het evangelie 31

3. Het gebed in het evangelie

(naar het vijfde gesprek uit Het verhaal van een pelgrim, Kazan 1911)

Het ware leren van Gods woord en de geschriften der vaderen berust op het verwerkelijken van het gelezene gedurende je gehele leven. Het wezenlijke van het evangelie en van het Jezus-gebed openbaart zich aan je naar mate je er uitvoering aan geeft.(Starets Makarij van Optina)

Het christelijke leven berust op het gebed. Het leidende gebod van de Heilige Schrift: ‘Heb God lief boven alles, van ganser harte,met al uw denken en geheel uw ziel, met al uw krachten’ verbindt ons hart met zijn Vader. Uit deze liefde komen voort het God gedachtig zijn, Zijn lof, onze dank en bede tot Hem.

In het gebed wendt de mens zich tot God. In het evangelie spreekt God tot de mens en leert hem het juiste gebed. Alle vier evangeliën bevatten de volledige onderwijzing in de kunst van het gebed, in de juiste volgorde.

Allereerst wordt de toegang tot het gebed ontsloten en de vorm van het gebed tot in zijn woordelijke tekst medegedeeld, vervolgens komen de voorwaarden, de onmisbare middelen om het te leren en afzonderlijke voorbeelden. Ten slotte volgt het verborgen onderricht in het innerlijke, voortdurende geestelijke gebed in de naam van Jezus Christus,

– 31 –

de onmisbaarheid en de begenadigde vruchten daarvan. Zo zet het evangelie alles over het gebed uiteen vanaf het begin tot het einde.

Het evangelie volgens Mattheüs leert je in stilte, in je binnenste te bidden, met weinig woorden en slechts om vergeving van je zonden en vereniging met God:

‘Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bidt tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die het verborgene ziet, zal het u vergelden. En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen;want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden.Wordt hun dan niet gelijk, want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.'(Matth. 6:6-8)

Op de vraag van de discipelen naar het gebed: ‘Heer leer ons bidden’ geeft de Heer de vorm van het gebed, de passende tekst die alles omvat wat de mens voor zijn leven nodig heeft:

‘Bidt gij dan aldus:

Onze Vader die in de hemelen zijt,

Uw naam worde geheiligd;

Uw koninkrijk kome;

Uw wil geschiede,

gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.

Geef ons heden ons dagelijks brood;

en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;

en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.

Want Uwer is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid

in der eeuwigheid. Amen.’ (Matth. 6:9-13)

Dan volgen de voorwaarden voor een doeltreffend gebed:

‘Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven.'(Matth.6:14-15)

Vervolgens wordt gewezen op de middelen om het gebed te doen verhoren. De Heer roept op tot steeds opnieuw bidden:

– 32 –

‘Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder, die bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt, hem zal opengedaan worden. Of welk mens onder u zal, als zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen geven? Of als hij een vis vraagt,zal hij hem toch geen slang geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen,die Hem daarom bidden.’ (Matth.7:7-11)

Zo wordt het vertrouwen in onverdroten gebed versterkt.

Het gebod te bidden, te zoeken en aan te kloppen in deze indringende vorm is een aanwijzing tot het steeds herhalen van het gebed.Zo bidt de Heer zelf in de tuin van Gethsemane:

‘Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze beker van Mij weg. Doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt.’ (Marc. 14:36)

Dan volgt het gebod tot waakzaamheid:

‘Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt;de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.’ (Marc. 14:38)

Overeenkomstige voorbeelden van dikwijls herhaald bidden biedt ook de evangelist Lucas in de gelijkenis van de om broden vragende vriend:

‘En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben, die midden in de nacht bij hem komt en tot hem zegt: Vriend leen mij drie broden, want een vriend van mij is op zijn reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten; en dat dan hij, die binnen is, zou antwoorden en zeggen: Val mij niet lastig,de deur is reeds gesloten en mijn kinderen en ik zijn naar bed; ik kan niet opstaan om ze u te geven. Ik zeg u, zelfs al zou hij niet opstaan en ze geven, omdat hij zijn vriend was, om zijn onbeschaamdheid zou hij opstaan en hem geven,zoveel hij nodig heeft. En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden;zoekt en gij zult vinden; klopt enu zal opengedaan worden.Want een ieder,die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hem zal opengedaan worden.’ (Luc. 11:5-10)

– 33 –

Men moet altijd maar bidden en niet opgeven, zoals de gelijkenis van de weduwe laat zien. Haar voortdurend smeken brengt de onrechtvaardige rechter er zelfs toe haar recht te verschaffen:

‘Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop,dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen. En Hij zeide: Er was in een stad een rechter, die zich om God niet bekommerde en zich aan geen mens stoorde, en er was een weduwe in die stad,die telkens tot hem kwam en zeide: Verschaf mij recht tegenover mijn tegenpartij. En een tijdlang wilde hij niet, maar daarna sprak hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij niet om God en al stoor ik mij aan geen mens, toch zal ik, omdat deze weduwe het mij moeilijk maakt, haar recht verschaffen; anders komt zij mij ten slotte nog in het gezicht slaan. En de Here zeide:Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt. Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten?’ (Luc. 18:1-7)

Maar een diepe innerlijke nederigheid vormt de voorwaarde voor elk waar gebed. Hij die nederig en diep berouwvol bidt, wordt verhoord, de hoogmoedige en zelfgenoegzame wordt afgewezen. Dat toont de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar:

‘Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden;de één was een Farizeeër, de ander een tollenaar. De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar,genadig! Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander,gerechtvaardigd naar huis terug. Want een ieder, die zichzelf verhoogt,zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert,zal verhoogd worden.’ (Luc. 18:10-14)

Dit laat ook de gelijkenis van de Kananese vrouw zien (Matth.15:21-28). De gelijkenis van de verloren zoon (Luc. 15:11-32) leert je je bij elke fout, in elke nood en in elk verloren zijn in je binnenste tot de Vader te wenden en je schuld te bekennen. Op pijnlijk zelfinzicht en brandend berouw volgt dan het vertrouwen in Gods alles vergevende goedheid. Dat leert de gelijkenis van de verloren zoon.

– 34 –

Zodra de mens bekent: ‘Vader, ik heb gezondigd en ben niet meer waard Uw zoon te heten’, komt hem de Vader tegemoet, vergeeft alle schuld en neemt hem op in Zijn liefde.Berouw schenkt de innerlijke mens leven:

‘Mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden; hij was verloren en is gevonden.'(Luc. 15:24)

In het evangelie volgens Johannes openbaart zich het verborgen,geestelijke gebed. Het gesprek van Jezus Christus met de Samaritaanse vrouw (Joh. 4:4-24) wekt op tot een voortdurend innerlijk bidden tot God, in de geest en in waarheid,als levensbron:

‘Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen; maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid,maar het water,dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.'(Joh. 4:13-14)

‘maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid;want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden,moeten aanbidden in geest en in waarheid.’ (Joh. 4:23-24)

Verderop komen de macht, de kracht en de noodzaak van innerlijk gebed nog duidelijker tot uitdrukking. Voortdurend moet de ziel zich bij Christus ophouden:

‘Blijft in Mij, gelijk Ik in u. Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen. Indien gij in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt,en het zal u geworden.’ (Joh. 15:4-5, 7)

Na het avondmaal en voor Zijn gang naar de kruisdood gaf Jezus Christus Zijn hoogste leerstellingen, Zijn belangrijkste slotgeboden en verleende Hij de gave in Zijn naam te bidden. Goed waren de apostelen door de Heer in het gebed onderwezen, ze hadden het Onze Vader gekregen. Aan het eind van Zijn leven op aarde onthult

– 35 –

de Heer hen echter het geheim van datgene, dat hen nog ontbreekt voor een werkelijk doeltreffend gebed:

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader; en wat gij ook vraagt in Mijn Naam,Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen.’ (Joh.14:12-14)

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt,zal Hij het u geven in Mijn naam. Tot nog toe hebt gij niet om iets gebeden in Mijn naam; bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij.’ (Joh. 16:23-24)

Dit voortdurend verwijlen in Christus heeft als voorwaarde het opvolgen van Zijn levenschenkende geboden:

‘Blijft in Mijn waarheid. Mijn woord is de waarheid.’

‘Blijft in Mijn liefde! Wanneer gij Mijn geboden houdt,dan blijft gij in Mijn liefde.’

‘Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u liefheb.’

Alleen waarheid en liefde laten je God deelachtig worden,Wiens wezen waarheid en liefde is. Dat zegt het Hogepriesterlijke gebed van Christus zelf:

‘Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.(…) Heilig hen in Uw waarheid (…) opdat zij één zijn gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij. (. . .) en Ik heb hun Uw naam bekend gemaakt en Ik zal hem bekend maken, opdat de liefde,waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij en Ik in hen.’ (Joh. 17:3,17,22-23 en 26)

De vrucht van het innerlijke gebed dat in geest en waarheid in de naam van Christus wordt uitgesproken is de goddelijke genade van de Heilige Geest.Voor Zijn hemelvaart beveelt Christus de discipelen in Jeruzalem te blijven tot de uitstorting van de Heilige Geest en ‘deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed.’:

‘En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen.En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een 

– 36 –

geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest.’ (Hand.2:1-4)

De genade van de Heilige Geest volgt ook op het gebed van de oer-christenen:

‘En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren,bewogen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid.’ (Hand. 4:31)

Deze aanwijzingen worden door vele andere aangevuld.Zo leren je de apostelen: in alle omstandigheden voor elkaar te bidden (Jac.5:13-16), je in alles zonder je te veel te bekommeren te wenden tot God (Filipp. 4:6-7), in geest en denken (1 Cor.14:15)zonder ophouden (1 Thess. 5:17) te bidden en God dank te brengen in je hart (Coloss.3:16); kort en met aandacht te bidden: ‘liever vijf woorden met aandacht spreken, dan duizenden met de tong’ (1 Cor. 14:19),bij elke gelegenheid in de geest te waken en te bidden (Ef. 6:18).

‘Maar gij, geliefden,bewaart uzelf in de liefde Gods,door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in de Heilige Geest,verwachtende de ontferming van onze Here Jezus Christus ten eeuwigen leven.’ (Judas 1:20-21)’ En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren,maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.’ (Rom.8:26)

De oer-christenen namen al deze aanwijzingen ter harte en zochten de goddelijke genade van de Heilige Geest in het voortdurende innerlijke gebed, het gebed des harten. De ervarenen met de Geest vonden het eenvoudigste en tegelijk meest werkzame middel daartoe in het gebed van de tollenaar in de tempel: ‘Heer, wees mij,zondaar,genadig!’. Tot Christus gericht luidt het:

‘Heer,Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij!’

Dit gebed in de naam van Jezus Christus, het zogenaamde Jezus-gebed, bergt een wonderbaarlijk geheim in zich. Wanneer het zonder ophouden wordt uitgesproken, heeft het de macht het hart voor Hem te verwarmen, voor Zijn aangezicht te leven, Zijn geboden te vervullen, geleidelijk het innerlijk en het gehele wezen van de mens met God te doordrenken tot de uiteindelijke vereniging met Christus in dit leven.

Het Jezus-gebed gaat dus terug op het evangelie zelf; het vormt als het ware het middelpunt, de kern, in het organisme van het christelijke leven. Men kan het dan ook slechts volledig doorgronden binnen het geheel van het sacramentele christelijke leven, waarvan het deel uitmaakt.

– 37 –

4. Soorten van en trappen in het gebed 38

 

4. Soorten van en trappen in het gebed

Het werkgebed en het zelfwerkzame begenadigde gebed (volgens Starets Paissij Velitsjkovski)

Door het eigen werkgebed bestrijdt men met Gods hulp de hartstochten; door het zelfwerkzame begenadigde gebed aanschouwt men God voor zover dit een mens mogelijk is. (Gregorius van Sinaï)

Er is een gebed dat de mens uit eigen inspanning uitspreekt en een begenadigd gebed dat uit zichzelf tot de gebedsbeoefenaar komt.Het eerste is het werkgebed van de beginner, het tweede het begenadigde schouwende gebed van de volledig gevormde; want ingespannen werken vormt de ladder naar het schouwen. Weet, dat alles wat de mens bewust en vrijwillig met Gods hulp verricht om zich tot liefde voor God en de naaste te brengen -dat al deze inspanning voor nederigheid en lijdzaamheid, voor het navolgen van het evangelie,alle onthouding, alle inspanning in het gebed slechts vruchten zijn van eigen werk, geen begenadiging.

‘Heeft iemand echter met de hulp van Gods genade – zijn hart en zijn ziel door eigen inspanning, maar bovenal door diepe nederigheid, van alle vurige hartstochten bevrijd, dan neemt de genade van de Heilige Geest bezit van zijn gereinigd verstand en leidt hem zoals een moeder haar kind aan de hand leidt – stap na stap overeenkomstig de mate waarin hij gereinigd is tot het schouwen van Goddelijke geheimen.’ (Izaäk de Syriër) Een dergelijk schouwen wordt alleen door Gods genade gegeven;niemand is in staat het naar eigen wens te verkrijgen.

De weg van het gebed leidt langs vaste treden op van het werkgebed tot het schouwende gebed. Tot het werkgebed behoren:het gebed in woorden,het aandachtige gebed van het verstand, het begrijpende gebed vanuit het hart en het onophoudelijke innerlijke gebed. Tot het zelfwerkzame begenadigde gebed behoort echter het schouwende geestelijke gebed.

– 38 –

Stadia van het werkgebed 39

Stadia van het werkgebed

Het gebed is de weg tot God. Een maatstaf van de afgelegde weg zijn de afzonderlijke omstandigheden en de trappen van ontwikkeling van het gebed. (Ignatius Brjantsjaninov)

Zoals onze betrekking tot God is, zo is ook ons gebed. Wie achteloos leeft en zich weinig bekommert om zijn innerlijk en zijn ziel, bidt ook achteloos zonder erbij te denken, koel en volgens het uiterlijke gebruik.

Wie moeite doet voor loutering en een goed uiterlijk gedrag,nog zonder zich in zijn innerlijk te verdiepen, spreekt of leest vele gebeden om daaraan zijn hart te verwarmen. Hij tracht ze met zijn verstand te begeleiden en ze na te voelen, maar dat gelukt hem maar zelden.Ontneemt men hem zijn woord inhouden, dan ontneemt men hem zijn gebed.

Wie in zijn innerlijk is doorgedrongen en God in zich draagt,staat in de geest voor Hem en biedt Hem zijn geconcentreerde gebed vanuit zijn hart, zonder veel woorden te gebruiken.Te veel gebedsinhouden zouden zijn gebed vanuit het hart doven.

Zo heeft elke menselijke omstandigheid, elke trede van de benadering van God haar innerlijke orde en ook haar gebed.

Het aandeel van het denken en van de ziel bepaalt de stadia van het werkgebed dat de mens uit eigen inspanning verricht. Bij een klein aandeel van het innerlijk is het gebed voornamelijk een woordgebed;zodra het bewustzijn steeds de inhoud begeleidt wordt het gebed aandachtig; antwoordt het hart met warme gevoelens, dan wordt het begrijpend vanuit het hart. Deelname van aandacht en hart behoort bij elk gebed. De aandacht moet letten op de woorden,het hart moet leren ze mee te voelen. Wie nog niet sterk is in het bidden dwaalt gemakkelijk af met zijn aandacht en zijn hart blijft koel. Oefening in het gebed bestaat erin de aandacht tot oplettendheid en het hart tot meevoelen op te voeden. Op die manier wordt het woordgebed geleidelijk tot aandachtig en begrijpend gebed. Dan pas is het een echt gebed.

‘Niet alleen met woorden moet men bidden, maar ook met aandacht, niet alleen met aandacht, maar ook met het hart, zodat het denken helder en duidelijk beseft.wat de woorden zeggen en het hart meeleeft met datgene wat het denken in beweging zet.Dit alles tezamen maakt het juiste gebed. Ontbreekt er iets, dan is je gebed onvolledig of het is zelfs geen gebed.’ (Theophanos de kluizenaar)

– 39 –

Het uiterlijke gebed 40

 

Het uiterlijke gebed

Eerst is het gebed een zelfgewilde plicht later een innerlijke behoefte van het hart. (Theophanos de kluizenaar)

De eerste stap is het lichamelijk beoefende werkgebed.Dit bestaat uit staan, buigen, knielen, lezen of het volgens vaste gewoonte opzeggen van uit het hoofd geleerde gebedsformules. De aandacht verslapt, het hart blijft zonder gevoel. Dit gebed is slechts een traditionele uiterlijke handeling.Ervaren gebedsbeoefenaars zeggen hiervan: ‘Het alleen maar uitspreken of zingen van woorden ligt op het peil van een zuigeling (in de geest); het is een kinderlijk, grof en heidens onvermogen zonder ontwikkeling dat alleen door het lichaam wordt uitgevoerd. Welk nut heeft het als je de woorden van een gebed opzegt of zingt, maar niet met aandacht de inhoud volgt,als je niet voor God staat, maar afdwaalt naar andere gedachten?Zo’n gebed blijft zonder vrucht. Hoe moet God je verhoren,als je jezelf niet hoort?’ (Vader Kyprianos in de Philokaleia)

Vertwijfel echter niet en houd niet op er moeite voor te doen,ongeacht je onvermogen. Er is veel geduld, moeite en inspanning voor nodig om van het uiterlijk verrichte gebed te groeien naar het beheerste,door aandacht begeleide gebed.

– 40 –

 

Het aandachtige bewuste gebed 40

 

Het aandachtige,bewuste gebed

En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking…(Ef.6:18)

De tweede stap is het aandachtige, bewuste gebed.Het denken raakt eraan gewend zich bij het bidden te concentreren op de inhoud van het gebed en deze inhoud van het begin tot aan het einde bewust tot uiting te brengen.De aandacht schepte en band met de geschreven inhoud en doet deze als iets eigens uitspreken.Dit gaat gepaard met een groeiende eerbied voor God, in het bewustzijn voor Zijn aangezicht te staan.Wie geen door aandacht begeleid.gebed verricht,verricht geen gebed,maar slechts het ledige hulsel.

– 40 –

Het begrijpende gebed vanuit het hart 41

Het begrijpende gebed vanuit het hart

Door ongedeelde aandacht verwarmt zich het hart voor de inhoud van het gebed. Wat eerder een gedachte-inhoud was,wordt inhoud van het gemoed.(Theophanos de kluizenaar)

De derde stap is het begrijpende gebed vanuit het hart. Een ontroerend woord wekt hier innerlijke ontroering,een bede leidt tot het beleven van eigen nood en gebreken. . . Je valt van de ene diepe ervaring in de andere. Wie zo bidt, bidt in zijn hart, want God is een God van het hart. Alleen een dergelijk door gedachten en gevoelens begeleid gebed is een echt gebed.

De belangrijkste voorwaarde daarvoor is het reinigen van het hart van elke neiging tot iets uiterlijks, iets hartstochtelijks. Naarmate het hart reiner wordt gaat het uiterlijke gebed over in een innerlijk gebed.Zo ontsteekt het woordgebed als werkgebed – het begrijpende gebed vanuit het hart en steunt dit in zijn werkzaamheid. Dat geldt in het bijzonder voor het Jezus-gebed.

– 41 –

Het voortdurende innerlijke gebed,het gebed des harten 41

Het voortdurende innerlijke gebed,het gebed des harten

Zonder voortdurend bidden is het onmogelijk God te naderen. (Izaäk van Syrië)

De laatste stap van het werkgebed wordt gevormd door het voort-durende innerlijke gebed, het gebed des harten. Zodra het hart een zekere mate van reinheid heeft bereikt, doet de goddelijke genade zijn intrede. Een vonk van de Heilige Geest ontsteekt het hart en doet het ontbranden in warme gevoelens voor God. Door deze warmte aangetrokken blijft het denken in ongedeelde aandacht in het hart, verdiept in de beschouwing van God. De stormachtige vloed van gedachten komt tot rust; met de ziel gebeurt hetzelfde als met de vrouw met de bloedingen: haar bloeding houdt op. Voor Gods aangezicht stort het hart zijn verwachtingen en zijn leed uit,hoort naar Zijn woord, zingt Zijn lof of staat ontroerd voor Hem,bereid tot elk offer. Dergelijke omstandigheden komen het verinnerlijkte gebed steeds meer nabij en worden ten slotte ononderbroken.Het gebed vanuit het hart wordt zelfstandiger en doet zich nu eens voor als door eigen inspanning opgewekt werkgebed, dan weer als zelfwerkzaam gebed dat over je komt. Dit is het leven voor Gods aangezicht of het voortdurende gebed. Tot hier leidt het door eigen inspanning uitgesproken werkgebed-bovenal het Jezus-gebed.

– 41 –

Zelfwerkzaam begenadigd gebed 42

 

Zelfwerkzaam begenadigd gebed

Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.(Matth.5:8)

Het begenadigde gebed komt zonder je eigen toedoen. De geest van het gebed komt over je en leidt je in het binnenste van je hart zoals wanneer iemand je hand grijpt en je meeneemt naar een ander vertrek. De ziel wordt hier door een andere macht gebonden en verblijft graag in je binnenste zolang de geest van het gebed haar draagt.In het eerste stadium van dit gebed ziet de ziel alles, zij herkent zichzelf en haar uiterlijke omstandigheden; zij is in staat te overwegen,zichzelf te sturen en zelfs deze toestand uit eigen wil te onderbreken.In het tweede stadium is de ziel als het ware in vervoering, in een verlichte toestand. Ze wordt boven zichzelf uit geheven en geraakt in een zodanige schouwende toestand,dat zij zichzelf en haar uiterlijke omstandigheden geheel vergeet. Ze leeft niet meer in gedachten,maar in een verhoogd bewustzijn van geestelijke schouw dat haar innerlijk zo aangrijpt, dat ze al het uiterlijke vergeet,uit haar bewustzijn verliest: het denken en bewustzijn worden één met het geschouwde (intuïtie). Hierbij is de mens niet in staat zichzelf te sturen of deze toestand te onderbreken. Dit is het werkelijk begenadigde of schouwende gebed. Apostel Paulus schouwde in deze toestand het paradijs. Ook de profeten leefden in deze toestand als de Heilige Geest hen daartoe verhief.

Het schouwende gebed is slechts in zoverre van de menselijke wil afhankelijk, dat het de mens gegeven is zijn hart door ijverige inspanning van hartstochten te zuiveren. Maar ook dan blijft het schouwende gebed een gave van Gods voorzienigheid. Wordt het hulsel van de hartstocht weggenomen voor zijn oog en zijn denken, dan wordt de mens opgeheven tot het schouwen en aanschouwt hij onuitsprekelijke heerlijkheid. Wie als sterveling eenmaal de spijs der onsterfelijken heeft geproefd, die vreugde heeft beleefd, is niet meer in staat zich aan iets te binden, iets te vrezen, maar roept met de apostel uit:

– 42 –

‘Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst,noch krachten,noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods.'(Rom.8:39)

Het zou onzinnig, ja driest zijn een dergelijk schouwen te willen verklaren en uit te leggen met een onrein, door hartstochten beheerst denken, ons eigenmachtig in te dringen in het gebied van het schouwende gebed, waarheen God alleen diegenen leidt die rein zijn van hart. Maar wel kunnen wij de ons door God gegeven middelen tot inzicht nader beschouwen en verklaren op welke manier de mens dingen uit de bovenzinnelijke, verborgen wereld van de geest weet te bereiken.

Het eerste middel tot het herkennen van de wereld om ons heen is het getuigenis van onze zintuigen.Het tweede middel wordt gevormd door overwegingen en gevolgtrekkingen van het verstand over de gegevens die de zintuigen bieden. Maar daarboven staat een derde weg van herkenning, de weg van het schouwen in de geest,die door Gods genade bovenal wordt opengelegd voor diegenen die rein van hart zijn: ‘De reinen van hart zullen God zien’. Dat is het gebied van schouwend zien dat door het geestelijke gebed ontsloten wordt. Alles is hier in de geest. Elke openbaring van de Geest kunnen wij slechts verstaan als schouw van ons innerlijk geestesoog; noch de zintuigen,noch de formuleringen van ons verstand zijn in staat haar te bevatten.Over een dergelijk schouwen spreekt apostel Paulus (2 Cor. 12:2-4). Na wat hierboven is uiteengezet, kunnen we het schouwende gebed alleen maar beschouwen als een werk der genade en blijven wij eerbiedig staan aan de grens die ons past, waaroverheen slechts Gods genade ons kan voeren tot de onuitsprekelijke diepten van een verborgen geestelijk leven.

Wij worden er beslist niet om veroordeeld, dat wij door onze zwakte niet tot dit schouwende gebed komen. Maar wel wordt er zeker rekenschap geëist of wij ons hart en verstand hebben bewaakt en weerstand hebben geboden aan het boze in de naam van Christus.Want wij dragen Christus als doopgave in ons, maar kunnen of willen niet leren Hem in tijden van strijd aan te roepen om hulp: ‘Weet gij dan niet dat gij Christus in u draagt?’.

Velen sterven zonder het schouwende gebed te hebben bereikt,maar geen van hun inspanningen voor het gebed blijft vruchteloos: God verleent hen in het uur van hun dood of later het schouwende zelfwerkzame gebed dat hen als een fakkel omhoog leidt.

– 43 –

De geestelijke rijpheid van de gebedsbeoefenaar 44

 

De geestelijke rijpheid van de gebedsbeoefenaar

Geloof niet dat de trappen van het gebed iets willekeurigs zijn.iets dat kunstmatig is ingesteld. Nee, ze zijn het noodzakelijke gevolg van elke organische groei.(Theophanos de kluizenaar)

De beoefening van het gebed vereist een streng handhaven van de juiste volgorde. De ontwikkeling voltrekt zich organisch, ongemerkt,zoals het groeien van een plant of de groei van het menselijke organisme. Alles heeft zijn tijd.

De mens verricht aanvankelijk zijn gebed met inspanning en ijver.Dan wordt hij steeds meer door God gegrepen.De ene staat van innerlijke groei gaat over in de andere.Deze trappen zijn:het gelezen woordgebed,het aandachtige gebed, het begrijpende gebed vanuit het hart en ten slotte het uit zichzelf werkende, zuiver geestelijke schouwende gebed, dat ons in vervoering leidt tot buiten ons bewustzijn.

Wie de ene trap van het gebed heeft doorlopen, gaat, als dit Gods wil is, over naar de volgende. Het is onmogelijk ook maar één stap achterwege te laten, over te slaan of in tegengestelde richting af te leggen.

De lichamelijke mens gaat noodzakelijkerwijs van de kinderjaren naar de jeugd en de rijpere leeftijd en verandert in elke leeftijdsfase.De jonge man ervaart de dingen anders dan een kind,hij keert nooit meer terug tot de staat van zuigeling.

Op dezelfde wijze zijn er in het geestelijke leven rijpheidsfasen en het is een feit en geen belediging als je op een bepaalde trap van ontwikkeling staat. Niemand behoeft zich erover te beklagen dat voor hem onbereikbaar is wat een ander wel bereikt. Veeleer dient ieder zijn geestelijke rijpheid met zelfkennis en nederigheid te aanvaarden, want de lasten en verantwoordelijkheden van hogere gaven gaan toch boven zijn krachten. De werkzaam biddende mens groeit daarnaartoe door aandacht, godvrezendheid, pijnlijke zelfkennis en berouwvolle innerlijke ontroering, die zijn hart reinigen. Hij overwint nutteloze gedachtenweefsels, hartstochten en handelingen die voortkomen uit willekeurig egoïsme. Het ontluikende innerlijke gebed vanuit het hart vervult hem steeds meer met blijheid van geest en rust. Zo vertoeft de gebedsbeoefenaar in zijn hart voor God en treedt met Hem in dialoog. Onder inwerking van het gebed leeft en handelt hij voor Gods aangezicht en groeit hij van de ene ontwikkelingstrap naar de andere.

– 44 –

Oude Russische pelgrim leest Filokalia bij kampvuur - spirituele reis

II. Voortdurend innerlijke gebed en Jezus-gebed 45

II. Voortdurend innerlijk gebed en Jezus-gebed

Het voortdurende, wijze gebed vanuit het hart is een gedurig verwijlen van het denken in het hart voor God. En het Jezus-ge-bed -als uiterlijke tekst is bijzonder geschikt om tot bidden vanuit het hart te leiden. (Theophanos de kluizenaar)

Voor je het gebed vanuit het hart gaat beoefenen is het goed daarvan een zo helder mogelijk beeld te hebben om de hele weg van het gebed die nog voor je ligt bewust, rustiger en zeker te kunnen afleggen.Het voortdurende gebed is niet een toevallig voorschrift, maar een onvervreemdbare trek van de christelijke geest,een verborgen leven met Christus (Col. 3:3). Het hele leven in al zijn verschijningsvormen moet door het gebed doordrongen zijn. Het geheim ervan berust in de liefde tot God. Als een liefhebbende bruid verblijft een ziel die God liefheeft met hart en gedachten voortdurend bij Hem, wendt zich steeds opnieuw met warm hart tot Hem.

‘Zoekt en gij zult vinden!’ Wat moet je zoeken? Een levende, tastbare omgang met God. Die wordt verleend door Gods genade. Want al het geestelijke leven komt voort uit de Heilige Geest. Maar je moet er zelf moeite voor doen en je inspanningen richten op een voortdurend denken aan God. Daartoe helpt het Jezus-gebed. Verblijf aandachtig in je hart voor Gods aangezicht en spreek uit:

‘Heer, Jezus Christus, Zoon van God,ontferm U over mij.’

Daarin ligt al het wezenlijke besloten. Wees je er daarbij van bewust dat het begrijpende gebed vanuit het hart berust op een warm gevoel voor God waarin je met je aandacht verblijft, terwijl je je voortdurend tot Hem wendt. Daartoe dient als uiterlijke vorm het Jezus-gebed.

Op deze manier wordt in je bewustzijn het denken aan God versterkt en straalt Gods aangezicht als de zon in je hart.Leg je iets in de zon,dan wordt het warm. Zo wordt ook de ziel verwarmd door het denken aan God, die de zon is van ons denken.

Je went eraan in gemeenschap met God te leven in je hart,zonder enige voorstelling of gedachte. Het denken verblijft in het hart gewoon voor God. Het wezenlijke van het gebed bestaat in het leven voor Gods aangezicht in het voortdurende bewustzijn en ervaren van Zijn alomtegenwoordigheid, in de overtuiging dat Hij overal is,ook in jou, en je gehele innerlijk doorziet, meer dan je jezelf doorziet.Dit bewustzijn berust niet op bepaalde voorstellingen, maar vloeit voort uit simpele overtuiging, ervaring. Wie in een warme kamer is voelt onmiddellijk hoe de warmte in hem doordringt;zo zou ook de geestelijke mens in ons zich tegenover God, de alomtegenwoordige moeten gevoelen, wiens wezen vuur is.

God gedachtig zijn is het leven van de Geest. Alle grote gebedsbeoefenaars zochten het voortdurend ontvlammen van hun hart voor God. Want God vraagt ons hart, als levensbron. Waar het hart is,daar zijn ook bewustzijn, aandacht, begrip en de hele ziel. Is je hart in God, dan is ook je hele ziel in God en verblijf je voortdurend in je geest voor Hem. Zodra je hart warm wordt voor God, word je godvrezend, ontwaakt krachtig je geweten en wekt een vurig ijveren op om volgens Gods wil te leven; en de inspanning daarvoor doet in je hart het vuur van de liefde Gods ontbranden. Deze begint je hartstochten te verteren, je innerlijke mens om te smelten en te vergeestelijken tot je gehele menselijke wezen doordrongen is van God. Naarmate je hart warm wordt voor God en je innerlijk zich reinigt, neemt de goddelijke genade zijn intrek en vervult het met de gaven van de Heilige Geest. Steeds meer verblijft je denken in voortdurend gebed vanuit je hart voor de levende God.

Ervaren gebedsbeoefenaars als Paissij Velitsjkovski schilderen in diepe eerbied deze wereld van het innerlijke gebed des harten.

– 45 –

1. Het gebed des harten van de oerkerk 46

 

1.Het gebed des harten van de oer-kerk (naar Paissij Velitsjkovski)

Met het wijze gebed hielden alle door God geïnspireerde vaderen van de oer-kerk zich voortdurend bezig en het straalde als een zon onder de kluizenaars op de berg Sinaï, in de Egyptische woestijn,rond Jeruzalem en in het gehele oosten: in Byzantium, op de berg Athos en op de eilanden, en ten slotte in heel Rusland. Vele vaderen ontstaken door overgave aan dit heilige gebed in een serafijnse liefde

 – 46 –

tot God en de medemens, werden tot strenge hoeders van de geboden van God, reinigden hart en ziel van alle zonden van de ‘vleselijke mens’ en werden waardig gekeurd uitverkoren dragers van de Heilige Geest te zijn. Van Zijn goddelijke gaven vervuld, werden zij tot lichtbakens en vuurtorens van het Al en leidden door woord en daad talloze mensenzielen tot de zaligheid. Velen van deze verlichte geesten schreven met goddelijke inspiratie hun aanwijzingen voor het wijze gebed neer, die vervuld zijn van de wijsheid van de Heilige Geest en in hun kracht de Heilige Schrift evenaren.

Dit gebeurde door de bijzondere voorzienigheid van God,opdat deze goddelijke handeling uiteindelijk niet in vergetelheid zou raken.Laten wij daarom hier enkele dingen doorgeven uit de lessen van door God geïnspireerden, door de genade van de Geest verlichten,over het wijze gebed, het gebed dat door het denken in het hart wordt verricht.Lessen die gegrondvest zijn op de rots van het evangelie.

– 47 –

Oorsprong en doel van het voortdurende innerlijke gebed 47

 

Oorsprong en doel van het voortdurende innerlijke gebed

Roep vanuit het diepst van je wezen God aan, maak je gebed tot een wijding.(Starets Paissij Velitsjkovski)

God zelf gebood, als een zuivere offerande, het verborgen,uit het diepst van het hart verrichte gebed:

,’Maar gij,wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene.'(Matth.6:6)

Dit gebed wordt met volle aandacht, in alle stilte, in de meest innerlijke ontroering en berouw, in zielepijn verricht. Bid aldus, ‘en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.'(Matth.6:6)

‘Het heilige,wijze gebed,dat krachtens goddelijke genade werkzaam wordt,reinigt de mens van alle hartstochten, doet hem Gods geboden ijverig opvolgen, houdt hem bij alle verzoekingen van de boze ongeschonden en doet in hem onuitsprekelijke liefde voor Christus ontvlammen (Rom. 8:38-39). God zelf schonk de eerste mens het innerlijke gebed. Hij schiep hem naar Zijn beeld voerde hem in tot een paradijs van zaligheid om onsterfelijke tuinen te bewerken en te behoeden. Dat wil zeggen: zuiverste, hoogste, meest volkomen gedachten te uiten,rein van hart en gemoed in schouwend gebed zich te bevinden in zalige schouw van God en dit gebed ongeschonden te bewaren als zijn oogappel.

Toen de eerste mens het voortdurende gebed prijs gaf, het oor leende aan de verzoeker en voor hem toegankelijk werd,werd hij door een hulsel van duisternis bedekt. Zijn geestesoog sloot zich voor God en opende zich voor een wereld van hartstochten en begeerten. Zo verloor hij zijn oorspronkelijke bestemming en verviel hij in zonde en aan de dood.’ (Makarios van Egypte)

Uit deze verlorenheid werd de mens gered door het gebed des harten. Volgens de kerkelijke traditie wendde zich de Moeder Gods als eerste met diepe concentratie van haar denken in het hart tot God. Daarmee bracht zij de heiligste, meest gepaste offerande,maakte zij zich los van alle andere banden en concentreerde zij al haar aandacht als in een brandpunt in het voortdurende goddelijke innerlijke gebed vanuit het hart. Zo verbleef zij in het allerheiligste,boven alle onrust, alle hinder en materie verheven, in stilzwijgen en gebed voor God en volbracht zij deze nieuwe, onbeschrijfelijke weg naar de hemel en schouwde zij Gods heerlijkheid. Het reine voortdurende gebed vanuit het hart voerde de maagd Maria tot de hoogste hoogten van het schouwen van God en van de door goddelijking tot zij tot woonplaats werd van de ongrijpbare Logos zelf.

De wijhandeling van het gebed des harten die het denken op het altaar van het hart in de meest innerlijke concentratie verricht-leidt inderdaad tot schouwen van God. Elke andere deugd is slechts een middel tegen hartstochten en zieleleed. Schouwen van God echter is de vrucht van de gezonde ziel, de laatste vervolmaking van het werkzame gebed vanuit het hart. In de diepste concentratie van het voortdurende innerlijke gebed die boven al het aardse uit voert tot God, wordt de mens door goddelijkt; hij nadert als het ware het onbenaderbare, het Heilige Zijn.

Wie in onverdeelde aandacht volhardt in het voortdurende gebed,zijn hart reinigt en zich daarmee oplost in het onuitsprekelijk verheven,alle verstand en gevoel te boven gaand Licht,schouwt God als in een innerlijke spiegel.

– 47 –

Het innerlijke gebed berust op de Heilige Schrift 48

 

Het innerlijke gebed berust op dde Heilige Schrift

Het voortdurende innerlijke gebed vanuit het hart berust op de volledige lering in het innerlijke gebed vervat in de Heilige Schrift,die begint met de woorden van Christus:

‘Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bidt tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.’ (Matth.6:6)

Zo geldt dus dat je in je ‘kamertje van het hart’ geconcentreerd voor God moet verwijlen.

‘En gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden’ (Matth.6:7)

Wend je dus eenvoudig en oprecht in ootmoet tot God; neem de tollenaar in de tempel als voorbeeld. In korte bewoordingen geeft hij uiting aan wat hem op het hart ligt: ‘Heer, wees mij, zondaar, genadig!’-en zijn gebed wordt verhoord.

‘Ik dank God, dat ik meer dan gij allen in tongen spreek;maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn aandacht spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong.’ (1 Cor. 14:18-19)

Wees steeds je Heer en God gedachtig, want er staat geschreven:

‘Gij zult de Here,uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw aandacht. Dit is het grote en eerste gebod.’ (Matth. 22:37-38)

Heb Hem lief, waar je ook bent, wat je ook doet:

‘Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.'(Matth.6:21)

Prijs God in je binnenste. Volgens apostel Paulus kun je alles wat je doet, zegt en denkt verrichten ter ere van God.

‘Bid zonder ophouden’ (1 Thess. 5:17). Jezus Christus zelf leert ‘altijd te bidden en niet te verslappen'(Luc. 18:1):

‘Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden;klopt en u zal opengedaan worden.’ (Matth. 7:7-8;Luc.11:9)

‘Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen’ (De gelijkenis van de onrechtvaardige rechter, Luc. 18:1-8)

– 49 –

‘Wees niet verontrust’ (Luc. 12:29), dat wil zeggen: laat je denken niet afdwalen

‘want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt.'(Matth.7:14)

‘Zalig zijn de armen van geest’ (Matth. 5:3), die geen enkele nodeloze gedachte uit deze wereld herbergen. Je moet eigenlijk ‘zonder ophouden bidden’ en God ‘in de geest en in waarheid’ aanbidden;maar gedachten van alle dag en zorgen om het lichamelijke welzijn vervreemden velen van het koninkrijk Gods, dat in ons binnenste gelegen is. Ze verhinderen ons aan het altaar van het hart in onze geest offeranden aan te bieden, want wij zijn de tempels van de levende God, wiens Goddelijke Geest in ons leeft.

Dan volgt het gebod van waakzaamheid:

‘Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt.’ (Marc. 14:38)’Want uit het hart komen boze overleggingen,moord,echtbreuk,hoererij,diefstal,leugenachtige getuigenissen,godslas-teringen. Dat zijn de dingen die een mens onrein maken.'(Matth. 15:19-20)

Let op je innerlijk, opdat je hart niets bevat, dat in strijd is met de wet:

‘Zo vind ik dan deze regel: AIs ik het goede wens te doen,is het kwade bij mij aanwezig; want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods, maar in mijn leden zie ik een andere wet,die strijd voert tegen de wet van mijn verstandelijke denken en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde,die in mijn leden is.’ (Rom.7:21-23)

‘reinig eerst de inhoud van de beker, dan zal hij ook van buiten rein worden.’ (Matth.23:26)

‘Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel,gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden.Wederstaat hem,vast in het geloof.'(1Petr.5:8-9)’want wij hebben niette worstelen tegen bloed en vlees,maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis,tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.’ (Efes.6:12)

– 50 –

Als machtigste wapen in de onzichtbare strijd tegen de onzichtbare vijand dient de naam van de Heer: ‘in Mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven.'(Marc.16:17)

Bid in de naam van Jezus Christus:

‘Tot nog toe hebt gij niet om iets gebeden in Mijn naam;bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij.'(Joh.16:24)

‘wat gij ook vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen,opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. Indien gij Mij iets vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen.'(Joh. 14:13-14)

‘Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem,die draagt veel vrucht,want zonder Mij kunt gij niets doen.'(Joh. 15:5)

Bid in de geest:

‘God is geest en wie Hem aanbidden,moeten aanbidden in geest en in waarheid.’ (Joh. 4:24)

‘want de Vader zoekt zulke aanbidders.'(Joh. 4:23)

‘Niemand kan zeggen: “Jezus is Here” dan door de Heilige Geest.'(1 Cor.12:3)

Doe je best het koninkrijk Gods in je binnenste te ontsluiten:

‘Want zie, het koninkrijk Gods is bij u.'(Luc. 17:21)

Dit wordt slechts door inspanning bereikt en zij die zich inspannen zullen het verkrijgen. Hiertoe helpt het voortdurende werkgebed vanuit het hart. Dit gebed leert de geboden van God te vervullen,het reinigt je binnenste en leidt tot bewoning door God:

‘Indien iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen.’ (Joh. 14:23)

– 51 –

Het innerlijke gebed vervult met de gaven van de Heilige Geest 52

 

Het innerlijke gebed vervult met de gaven van de Heilige Geest

‘maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in Mijn naam, die zal u alles leren.’ (Joh. 14:26)

‘De verlichte vaderen verstonden deze aanwijzingen en legden zich geheel toe op het voortdurende innerlijkegebed vanuit het hart. Zij zochten hun hart te beschermen en te reinigen door in hun binnenste Jezus Christus aan temroepen,in de overtuiging daardoor ook de andere deugden te zullen verwerven, maar zonder de reinheid van hart geen enkele blijvend te zullen behouden.'(Simeon de nieuwe theoloog)

Zo baseren de verlichte vaderen hun leerstellingen ten aanzien van de wij handeling van het innerlijke, door het denken in het hart verrichte gebed op de rots van de Heilige Schrift. Velen van hen hebben ons aanwijzingen nagelaten vol geestelijke wijsheid. Zij schilderen de heldhaftige innerlijke strijd, leren ons de kunst van het gebruiken van de naam van Jezus Christus – dat onoverwinnelijke vlammende zwaard van de geest tegen de tegenstander,en hoe wij het goddelijke Jezus-gebed op de juiste wijze moeten verrichten, met ons verstand in ons hart.

– 52 –

Het gebed vanuit het hart is een geestelijke kunst 52

 

Het gebed vanuit het hart is een geestelijke kunst

‘De verlichte vaderen karakteriseren het verrichten van het begrijpende gebed als kunst. Die bestaat hierin: het denken in waakzame nuchterheid te richten op het hart, te waken voor alle soorten van verzoekingen, te zien hoe, wanneer, waarvandaan en in welke mate ze naderbij komen. Vervolgens het gebed tegen hen te richten tot ze verdwijnen en dan weer terug te keren op je wachtpost.'(Johannes Klimakos)

‘Waakzame nuchterheid is een geestelijke kunst die de mens met Gods hulp volledlig bevrijdt van hartstochtelijke gedachten, woorden en handelingen.

Komt,en ik leer u de kunst -of liever de wetenschap van het boven zinnelijke leven,dat de geen die het volbrengt zonder moeite en gevaar leidt tot vrijheid van hartstochten.’ (Hesychios van Jeruzalem)

Men noemt het geestelijke gebed vermoedelijk daarom een kunst of een wetenschap,daar nauwelijks iemand het uit zichzelf leert zonder aanwijzingen van mensen die erin bedreven zijn. Het werkgebed dient ieder te verrichten, maar de hoge kunst, de geheimzinnige wij handeling van het denken in het hart, is zonder leidraad onmogelijk.

– 52 –

Welke voorbereiding is nodig voor het innerlijke gebed? 53

 

Welke voorbereiding is nodig voor het innerlijke gebed?

Het God gedachtig zijn of het gebed des harten staat hoger dan alle andere handelingen en is, evenals de liefde Gods, het hoogste van de deugd. (Izaäk de Syriër)

Het heilige innerlijke gebed vanuit het hart, dat aan de genade van God zijn werkzaamheid ontleent, reinigt de mens van alle hartstochten, wekt ertoe op met ijver de geboden van God in acht te nemen en beschermt tegen elke verleiding en verblinding. Dit goddelijke gebed vormt het hoogtepunt van alle geestelijke werkzaamheid en deugd, is de hoogste verrichting van het denken in het binnenste van het hart. Daardoor is het ook vatbaar voor de ongrijpbaar fijne vangdraden van de verzoeker.

Wie het innerlijke gebed wil leren, moet daarom het evangelie volgen; dat wil zeggen: afstand doen van eigen gedachten en eigenzinnigheid en het denken, de gevoelswereld en de wil van het evangelie ter harte nemen. Dat is noodzakelijk om – door echte gehoorzaamheid van het verstand – vrij te worden van alle meningen, zorgen en opwellingen van hartstocht.Door deemoed echter, die voortkomt uit gehoorzaamheid, kun je aan alle vangnetten van de verblinding ontkomen en in stille concentratie vooruit gaan in innerlijke ontwikkeling.

Heb je het geluk iemand te ontmoeten met geestelijke ervaring,dan kun je je volledig aan hem toevertrouwen. Vind je zo iemand echter niet, omdat mensen met een dergelijke ervaring tegenwoordig erg zeldzaam zijn, dan kun je je aanwijzingen ontlenen aan het evangelie en de geschriften van ervaren gebedsbeoefenaars. Deze geschriften bevatten het volledige onderricht in het innerlijke gebed. Verdiep je daarin in nederigheid, tracht ze na te volgen – en de goddelijke genade van de Heilige Geest, die daarin werkzaam is, zal je onderwijzen. Christus zelf wordt je leermeester in het voortdurende innerlijke gebed des harten.

– 53 –

Wat is het innerlijke gebed in zijn aard en werking? 54

 

Wat is het innerlijke gebed in zijn aard en werking?

Het heilige begrijpende gebed, dat dank zij Gods genade werkzaam wordt, reinigt de mens van alle hartstochten, wekt op tot het ijverig volgen van Gods geboden en beschermt tegen alle pijlen en verlokkingen van de vijand. (Paissij Velitsjkovski)

 

‘Naar zijn aard is het gebed des harten omgang en eenwording met God;naar zijn werking is het: verzoening door boetedoening en vrede met God, reiniging van zonden, een brug over alle verzoekingen,een verdedigingswal tegen verdriet, zegevierende strijd ter overwinning van alle strijd, het opdrogen van woede,zwaarmoedigheid en vertwijfeling,onuitputtelijke activiteit, bron van deugd en innerlijke gaven, ongemerkte vooruitgang, voeding van de ziel, verlichting van het denken, bevestigd vertrouwen, spiegel van het innerlijk. Het echte gebed is vooruitlopen op het laatste oordeel en Gods heerlijkheid.'(Johannes Klimakos)

‘Het gebed is voor de beginner een vuur van vreugde dat voortkomt uit het hart; voor de volmaakte is het een werkzaam licht. Bidden is geloven zonder omwegen, boodschap van vertrouwen,van werkzame liefde; een boodschap van God, een blijde boodschap van het hart; werk, voedsel en kracht van engelen; vertrouwen op zaligheid,teken van verlichting en heiliging; het aanschouwen van God, openbaring van de goddelijke genade en Gods barmhartigheid;het verlenen van de Heilige Geest, een lichtstraal van de Geesteszon, van Gods genade, Gods wijsheid – het begin van eigen wijsheid en de openbaring van God.

Het gebed is het hoogste van elk streven naar het goede,want in het voortdurende gebed kunnen wij alle deugdzaamheid van God afsmeken. In het gebed communiceert degene die is waardig gekeurd met de heiligheid Gods; zijn denken verenigt zich in onuitsprekelijke liefde met God. Wie zich dwing steeds in gebed te zijn, ontsteekt in een vurig streven naar God en ontvangt zijn mate aan de genade van geestelijke heiliging en volkomenheid.’ (Makarios van Egypte)

‘Het waakzaam zijn van het denken bi het innerlijke gebed werkt licht verwekkend, als een bliksemstraal, licht verbreidend, vuur verwekkend. De mens wordt van onredelijk en nutteloos tot een reine,vruchtdragende wijze in Christus. Ja, wij worden ziende, aanschouwen onzegbare geheimen Gods, drijven naar het zuiverste oneindige Licht, beroeren het, leven en vertoeven erin en ervaren Zijn goedheid.'(Hesychios van Jeruzalem)

‘Dit goddelijke gebed geeft deel aan de Heilige Geest en alle geestelijke gaven. Het reinigt het hart en verdrijft de tegenstander,bevrijdt van zonden, heelt lichaam en ziel en leidt tot het inwonen van Christus; het is een bron van goddelijke gedachten en beschouwingen, de oorsprong van verlichting, bron van genade en verlossing,want het prent ons de zegenrijke naam van Jezus Christus in.'(Simeon van Thessaloniki)

Wie zou, als hij de zegenrijke werkingen van het innerlijke gebed kent, niet ontsteken in ijver om het voortdurend te verrichten ten einde Christus voortdurend te dragen in hart en ziel, in onuitsprekelijke liefde tot Hem?

– 54 –

2. Het Jezus-gebed 55

 

2. Het Jezus-gebed

Het Jezusgebed is een beproefd, begenadigd middel tot het voortdurende innerlijke gebed des harten. (Theophanos de klui-zenaar)

 

Er is een begenadigd middel om in te werken op de mensenziel, waar maar een enkeling aandacht aan schenkt. Dit middel berust op het innerlijk aanroepen van de naam van Jezus Christus, bij wijze van gebed. Het heeft de kostbare eigenschap steeds, te allen tijde en overal, in de kerk en thuis, onderweg en bij elk werk ter beschikking te staan.

Met geloof aangeroepen, heeft deze naam een geweldige helpende kracht. Het wezenlijke van deze aanroep ligt echter niet in de woorden, maar in het voortdurend biddend denken aan Jezus Christus,in een gestadig je wenden tot hem. De woorden van het gebed zelf:

‘Heer, Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij!’

drukken slechts uiterlijk die gedachten en gevoelens uit die zij inhouden. Voortdurend verricht, geeft dit gebed ons toenadering tot Jezus Christus,maakt het ons Hem vertrouwd en verbindt het ons met Hem. Het voortdurend denken aan God wordt als het ware een wachter voor ons innerlijk, van al onze gedachten en gevoelens en laat niets onreins of onwaardigs in ons achterblijven. Onze aandacht richt zich op God – dat helpt ons verstrooidheid en nodeloze hersenschimmen te overwinnen, beschermt ons hart tegen niet goede neigingen, helpt ons bij het ordenen van ons binnenste en versterkt ons geloof en ons gebed. Deze innerlijke ordening weerspiegelt zich in al onze woorden en handelingen. ‘Leert de mens niet de wil van

– 55 –

God en Zijn geboden in het binnenste van zijn hart op te volgen,dan zal hij ook naar buiten toe zich er niet aan houden.’ (Hesychios van Jeruzalem) Daarop komt alles aan.

Bij dit belangrijke werken aan ons innerlijk leven biedt het Jezus-gebed een onvervangbare hulp of liever Christus zelf, die door middel van dit gebed een vaste bewoner wordt van ons hart.

De geschriften der vaderen over het Jezus-gebed werpen licht op zijn aard en zijn betekenis. Ze behandelen vragen die betrekking hebben op de veelomvattende beoefening ervan. Immers het vraagstuk van het gebed en van het christelijk leven zelf is niet alleen maar theoretisch op te lossen. In zijn diepste grond en wezen wordt het christen zijn slechts begrepen door praktische beoefening tijdens de geestelijke groei van verstand en hart. Wil je het christen zijn dat uitgaat boven de enkel uiterlijke vorm en theoretische kennis van de waarheid -kennen, dan moet je het stap voor stap bereiken door levenservaring en geestelijke inspanning. Hetzelfde geldt voor het gebed. Je kunt nog zo omvangrijke kennis bezitten over het gebed, alle leerstellingen over het vorderen in het gebed kennen,maar zelf niet kunnen bidden. Kennis alleen van godsdienstige waarheden is iets heel anders dan het ervaren van die waarheden in de praktijk.Zo wordt ook het Jezus-gebed niet begrepen door theoretische kennis alleen, maar door zijn beoefening. Voor eenvoudigen en gelovigen van hart biedt het nauwelijks moeilijkheden. Voor diegenen die meer in een abstracte gedachtenwereld leven, is het moeilijker tot ervaringen te komen met het Jezus-gebed. Maar dit hoeft niet verwarrend te werken, want dit gebed wordt niemand ontzegd. Bidden is een natuurlijke gave van de mens.

‘Wie God treft door een zware beproeving of door het verlies van de meest geliefde, die bidt vanuit het diepst van zijn hart en zijn gemoed. Dus ieder bezit de bron van het ware gebed; maar deze bron ontsluit zich slechts door inkeer in jezelf, of plotseling, door de “boor”van God.’ (Starets Leonid van Optina)

Het Jezus-gebed dat volgens de leidraad van ervaren gebedsbeoefenaars in overeenstemming met de regels wordt beoefend, leert je deze geleidelijke inkeer in jezelf. Het helpt je in je hart de bron van het levende, zelf werkzame voortdurende gebed te ontsluiten,dat je één maakt met Jezus Christus; dat als wachter je hart beschermt tegen alle onreine neigingen; dat je diepe vrede en geestelijke rust geeft en zo je hele innerlijke en uiterlijke leven bestuurt.Daarin ligt de betekenis van het Jezus-gebed in het geestelijke leven.

De vraag hoe je het Jezus-gebed kunt leren, wordt door de ervaren gebedsbeoefenaars beantwoord. Als een korte inleiding enkele opmerkingen: Je moet vol eerbied en berouwvol beginnen met het Je-zus-gebed en het met aandacht, langzaam en bescheiden hardop of in stilte uitspreken. Hierbij komt het meer aan op kwaliteit dan op kwantiteit. Toch is het goed als regel dagelijks een bepaald aantal gebeden te doen, opdat je bidden niet afhankelijk wordt van toevallige omstandigheden.Wie bidt,moet zich bewust zijn, dat hij daardoor in de directe nabijheid van God treedt en dient zich in te spannen zijn leven dienovereenkomstig te leiden. Hier geldt dus dat je het ‘werk’ van het bidden verricht met alle geduld, zonder je enigerlei hogere verworvenheid in te beelden. Je begint er gewoon mee de woorden van het gebed langzaam, eerbiedig en berouwvol uit te spreken; na verloop van tijd volgen je denken en je hart vanzelf het gebed. Geleidelijk grijpt het gebed je ziel en voert je naar een toestand van vrede, rust, innerlijke reinheid, orde en blijmoedigheid bij het voortdurend verblijven voor God. Voor dit alles zijn geduld,bescheidenheid en tijd onontbeerlijk. Hierdoor wordt het Jezus-gebed de belangrijkste, meest noodzakelijke bezigheid in het christelijke leven. Want de ruimste theologische kennis en de grootste belezenheid blijven, als verstandelijke verworvenheden alleen, dode din-gen, als zij niet de diepten van het hart grijpen, niet elke stap in het leven van de mens doordringen.

– 56 –

Het gebed van de tollenaar in de tempel 57

 

Het gebed van de tollenaar in de tempel

Gods liefde is onmeetbaar. Telkens wanneer je Jezus Christus in gebed toeroept ‘ontferm U over mij’, antwoordt Hij in het verborgene: ‘Zoon,je zonden zijn je vergeven.’ (De weg van een pelgrim)

Het Jezus-gebed berust op het voortdurend met aandacht en eerbied aanroepen van de goddelijke naam van Jezus Christus in het levende bewustzijn van Zijn tegenwoordigheid; met de bede om de genade van de Heilige Geest teneinde denken en gevoelen één te doen worden met Hem. Het is het tot Christus gerichte -gebed van de tollenaar in de tempel en luidt:

‘Jezus Christus, Zoon van God, wees mij, zondaar,genadig.

Jezus Christus, ontferm U over mij.

Hul mij in Uw genade.’

Het behoort tot die korte gebeden die bijzonder geschikt zijn om je vaak en met aandacht voor God te doen staan en je hart voor Hem

– 57 –

te verwarmen. Bij het bidden moet het denken geconcentreerd zijn en het hart warm meevoelen. Ondertussen vormen allerlei voorstellingen een bedreiging: het ongeoefende denken dwaalt af,het hart verkilt. Om nu het denken aan concentratie en het hart aan meevoelen te wennen, kiezen de ervaren gebedsbeoefenaars korte aanroepingen, die zij zo vaak mogelijk herhalen. Een kort, dikwijls herhaald gebed brengt je ertoe steeds weer met aandacht voor God te treden, Hem warm en innig aan te roepen. Zoek niet naar veel woorden, opdat je denken niet wordt afgeleid. Bid eenvoudig,vanuit het hart,tot God.De Kenner van het hart heeft nauwelijks woorden nodig: één woord redde de roofmoordenaar; één verzuchting van de tollenaar werd verhoord.

Het Jezus-gebed wordt door de almachtige naam van de Heer doeltreffender dan alle andere korte gebeden -bij een vast en warm geloof in Hem die aanwezig is, alles ziet, alles hoort en bereid is al het gevraagde in vervulling te doen gaan. Zijn naam heeft de kracht van de Logos. Van Hem staat geschreven:

Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden:Jezus Christus is Here, tot eer van God,de Vader!’ (Filipp.2:9-11)

Bestudeer de Heilige Schrift zorgvuldiger, en je zult inzien, dat daarin overal de naam van de Heer wordt verheerlijkt en de heilzame macht daarvan op de voorgrond wordt geplaatst. Overzie ook de geschriften van de verlichte kerkvaders, en je zult zien, dat zij allen,zonder uitzondering, voorschrijven het Jezus-gebed te beoefenen en dat zij dit het sterkste wapen noemen ‘zowel in de hemel als op de aarde’ (Johannes Klimakos, ‘de Hemelladder’) en ‘een van Zijn grootste nalatenschappen en Zijn meest liefdevolle troost’ (Kallistos en Ingaty,Philokaleia).

In zijn eenvoud en korte bewoording bevat het Jezus-gebed alle elementen van het ware gebed, de volledige volheid van de gemeenschap met God. Het is lofprijzing, bekentenis en bede tegelijk.Zijn volledigheid komt tot uiting in zijn indeling. Het eerste deel -‘Heer,Jezus Christus, Zoon van God’ – leidt het denken naar de Heer van alle leven, prijst de goddelijke grootheid van Christus en het mysterie van Zijn verlossingswerk. Wie Christus toespreekt als Zoon van God,erkent, zoals eens apostel Petrus: ‘Gij zijt Christus, Zoon van de levende God.’

– 58 –

Het tweede gedeelte-‘wees mij, zondaar, genadig’-‘ontferm U over mij’-bekent berouwvol eigen zwakte en zonden en de zondigheid van het hele mensengeslacht. Wij zeggen ‘ontferm U over mij’ en erkennen daarmee het mysterie van Zijn verlossingswerk en erkennen Hem als onze enige redder, die ons wezen in Zijn goddelijk zijn heeft opgenomen en het heeft verzoend door Zijn leven,sterven en opstanding. Daarop berust immers het wezenlijke van het christelijke geloof. Apostel Johannes schrijft de woorden:

‘Jezus heeft nog wel vele andere tekenen voor de ogen zijner discipelen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft,dat Jezus is de Christus,de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam.'(Joh.20:30-31)

Het Jezus-gebed is het gebed van de berouwvolle zondaar,want diep gevoeld berouw is de grondslag van het hele christelijke leven:het bekennen van schuld reinigt het geweten; het bewustzijn van eigen zwakte verleent diepe ootmoed bij een eerbiedig en gelovend vertrouwen in de almachtige hulp van God.

Geen ander woord kan duidelijker,wezenlijker,het verlangen en de bede van een innig deemoedige zondaarsziel tot uitdrukking brengen dan het ‘onferm U over mij’, geen woord omvat meer. Het is meer dan alleen een angstige bede om vergeving en kwijtschelding van straf;het is de uitroep van de liefde van een zoon, die vertrouwt op Gods barmhartigheid,die nederig de eigen onmacht erkent en Hem smeekt om de kracht van de Geest, die hem de verzoekingen kan doen weerstaan. Als de bedelaar, die in zijn nood niet alleen hoopt op kwijtschelding van zijn schuld maar op nieuwe gaven,staat de verloren zoon voor zijn Vader: ‘Vergeef mij mijn fouten, help me mijn leven te veranderen; geeft Gij mij de kracht U alleen nabij te komen met mijn hele hart, verstand en wil.'(Het verhaal van een pelgrim,vijfde gesprek)

Het Jezus-gebed is een beproefd hulpmiddel tot het voortdurende gebed, om je te wennen aan een leven in Gods tegenwoordigheid.Het is goed steeds weer de naam van God uit te spreken. Maar daarbij moet je het niet laten. Het wezenlijke ligt niet in de woorden,maar in het geloven en je overgave in Gods hand. Alles berust op een vrijwillig en bewust zich keren naar God.

Het belangrijkst is het bewustzijn dat je leeft voor Gods aangezicht.Dit bewustzijn is de sterkste drijfveer voor het opwekken van een leven in de geest. Verdiep je met je hele wezen in het Jezus-gebed;het zal je innerlijk tot rust brengen, het geeft je kracht in het beleven van God en het stelt je in staat onscheidbaar met Hem samen te zijn,wat je ook doet. Zoek echter de macht van dit gebed niet alleen in het herhalen van de woordelijke inhoud, maar in het wenden van je gevoelen en je denken naar God. Een levend, voortdurend denken aan God en een leven voor Zijn aangezicht stimuleert godvrezend-heid en laat je waakzamer zijn tegenover je innerlijke gesteldheid en je daden. Daarmee begint in je hart het christelijke leven, de vrijwillige navolging van Christus.

De gedachten van en de ervaringen met het Jezus-gebed doen ons nader komen tot Christus, maken Hem ons als het ware vertrouwd en scheppen een band met Hem. Het voortdurend denken aan God wordt tot een innerlijke wachter, die niets onreins of onwaardigs in ons binnenste toelaat.Het bewaart ons denken voor zwaarwichtige fantasieën en beschermt ons hart tegen onzuivere opwellingen.Deze innerlijke ordening wordt weerspiegeld in al je uiterlijke woorden en daden. ‘Volg je in je binnenste niet de wil van God en Zijn geboden, dan kun je hem ook in het uiterlijke niet volgen.'(Hesychios van Jeruzalem) Bij dit allerbelangrijkste, het meester zijn over je innerlijk, bewijst je het Jezus-gebed – of liever Christus zelf,die door dat gebed een vaste bewoner van je hart wordt- onschatbare hulp.Hoe meer het Jezus-gebed verbonden raakt met je hart, des te warmer wordt je hart en des te meer gaat het gebed uit zichzelf werken,zodat het vuur van je geest ontvlamt en blijft branden.Daarom geeft dit gebed de volledige geestelijke ordening bij diegenen die de kiem van het volmaakte innerlijke leven hebben ontvangen.

– 59 –

Ieder kan het Jezus-gebed verrichten 60

 

Ieder kan het Jezus-gebed verrichten

Geloof niet dat je met het Jezus-gebed iets bijzonders verricht.Het is een natuurlijke verrichting van iedere mens.(Theophanos de kluizenaar)

De onervarene denkt, dat het Jezus-gebed een zaak is van geestelijk gevorderde mensen. Dat is niet juist. Ieder, die ernstig streeft naar innerlijke vooruitgang en verandering van aard, kan en moet het beoefenen.Evenals het onmogelijk is te leven zonder spijs en drank,is het ook onmogelijk iets geestelijks te bereiken of je te bevrijden van innerlijke verzoekingen zonder het Jezus-gebed. Alleen het Je-zus-gebed is in staat hersenschimmen en slechte neigingen, die

– 60 –

ongewild in je hart doordringen en zich daar vastzetten, uit te drijven uit het diepst van je hart. ‘Verwacht niet zonder de naam van Christus daartegen iets te kunnen doen, ook al dwing je jezelf grove zonden te mijden. Er is geen machtiger wapen in de hemel en op aarde; het is onmogelijk je uit eigen kracht vrij te houden van bittere gedachten – het afval voor de varkenstrog – zonder te streven naar het hemelse brood dat voor eeuwig verzadigt.’ (Vassilij van Molda-vië)

Daarom wekken ervaren gebedsbeoefenaars iedereen op de naam van Jezus Christus uit het diepst van zijn hart aan te roepen tegen elke verleiding: ‘Ik smeek u, broeders, laat nooit af van het Jézus-gebed,maar spreekt het voortdurend uit, of gij eet of drinkt, werkt of onderweg zijt, teneinde steeds gewapend te zijn.’ (Johannes Chrysostomos,Philokaleia)

‘God gedachtig zijn openbaart aan de ziel wat in haar huist. Eerst word je je bewust van het slechte in je hart, later ook van het goede.Eerst brengt het denken aan God alle duivelse machten in beweging,daarna temt het deze machten geleidelijk. Zo is het gebed in staat de in ons wonende zonden bloot te leggen en ze vervolgens te verdelgen. De naam van Jezus Christus dringt door tot in het diepste van ons hart, legt de daar heersende vijand aan banden, bevrijdt de ziel en brengt haar tot leven. Houd je daarom altijd bij de naam van God,opdat je hart zich met de Heer verenigt. Groot is echter de inspanning tot de vijand is verdreven en Christus intrek neemt in je hart.'(Johannes Chrysostomos)

‘Het Jezus-gebed verlicht en versterkt de biddende, overwint alle zichtbare en onzichtbare vijanden en voert omhoog tot God.Zo almachtig en al werkzaam is het. Daaruit volgt, dat men ieder die begint God te zoeken direct een volledig onderricht geeft in de beoefening van het Jezus-gebed. Zo ga je je reinigen en ga je een vaster vertrouwen voelen, zo word je een schouwer in jé geest en kom je tot een innerlijke wereld. Zonder kennis van deze weg blijven de meeste mensen steken bij enkel lichamelijke of geestelijke oefeningen en verspillen zij vruchteloos hun leven en hun inspanningen.'(Theophanos de kluizenaar)

– 61 –

De wonderbaarlijke werking van het Jezus-gebed 62

 

De wonderbaarlijke werking van het Jezusgebed

Wat probeert men te bereiken door het Jezus-gebed? Men probeert te bereiken, dat de vonk van de goddelijke genade doordringt in het hart en het voortdurende innerlijke gebed begint. (Theophanos de kluizenaar)

De wonderbaarlijke werking van het Jezus-gebed berust op het veelvuldig, ja voortdurend, aanroepen van de Heer,het enige middel dat leidt tot het volkomen gebed en tot het verkrijgen van alle gaven van de geest. Alle deugd en vaardigheid is een gave van de Heilige Geest,die slechts diegene ontvangt, die zonder ophouden bidt:

‘Zonder Mij kunt gij niets doen’. (Joh. 15:5)

‘Bidt zonder ophouden’ (1 Thess. 5:17)

‘Bidt en u zal gegeven worden;’ (Matth. 7:7)

‘Indien gij Mij iets vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen.’ (Joh.14:14)

Bidden is voor alles in het leven onontbeerlijk. Alle heil ligt in het gebed.

Wat kan de mens in vrijheid en bewust doen voor zijn verlossing,wanneer hij tot niets in staat is zonder bidden en zelfs niet op de juiste wijze weet te bidden? De mens kan veelvuldig bidden -de hoeveelheid van zijn gebed is aan zijn wil en aan zijn krachten overgelaten-de kwaliteit verleent alleen God. Deze ervaring maakt onze nederigheid des te dieper.

‘Veelvuldig bidden ontsluit een geheimzinnige toegang tot het ware gebeden daarmee tot het geloof en het houden der geboden.Het eerste,ja enige,werkzame middel tot geestelijke vervolmaking is het veelvuldige – en later het voortdurende – gebed, ook al is het nog zo gebrekkig. Ben je nog niet in staat God te aanbidden in geest en in waarheid,wordt je hart nog niet warm in het innerlijke gebed,bied dan aan wat binnen je wil en je vermogen ligt. Laat in elk geval je lippen eraan wennen de machtige naam van Jezus Christus dikwijls,bij voortduring aan te roepen. Dat is voor ieder mogelijk. Het veelvuldig herhalen leidt tot gewoonte, wordt tot iets natuurlijks en brengt na verloop van tijd je verstand en je hart in de juiste toestand.Veelvuldig gebed is het enige middel om te komen tot zuiver innerlijk gebed. De macht van Gods naam draagt bij veelvuldig aanroepen vrucht. Wees waakzaam en houd niet op Gods naam aan te roepen;wat doet het ertoe, dat je verstand nog verstrooid, je hart nog onrein is.

– 62 –

Maak je daarover geen zorgen en bid door: het gebed zal vanzelf alles in je reinigen. ‘Die in je woont is machtiger dan alles.’ Heb je begrepen,dat het dikwijls herhalen van het gebed – bij al je zwakte zo krachtig werkt, dat het voor ieder ongevraagd toegankelijk is en ook te doen valt, stel je dan open en verricht het Jezus-gebed zo vaak je kunt.’ (Het verhaal van een pelgrim, Kazan, 1911)

– 63 –

III. Onderricht in het gebed 64

 

III. Onderricht in het gebed

Het gebed is de toetssteen voor alles; het gebed is ook de bron van alles, het gebed brengt alles in beweging en geeft alles richting. Zodra het gebed in werking is getreden, is alles goed geordend.

– 64 –

 

1. De ordening van het gebed 64

1.De ordening van het gebed
(naar Theophanos de kluizenaar.

Voor het leven in gebed is strenge innerlijke orde nodig. Kies een vaste regel voor je gebed. Bepaal de inhoud en de tijd voor de ochtend, de middag en de avond, opdat je gebed niet meer afhankelijk is van het toeval. (Theophanos de kluizenaar)

Een vaste, bepaalde ordening is gunstig voor het bidden. Het is goed je eraan te wennen je op bepaalde tijden terug te trekken en bepaalde gebeden te verrichten. Deze ordening laat je wennen aan het inkeren in jezelf en beschermt je gebed tegen elke willekeur.Te veel of te weinig, slapheid en onmatige ijver schaden het gebed en leiden gemakkelijk tot verkilling of overspanning van krachten. Regelmatig bidden volgens een bepaalde maat voedt daarentegen het gebed en laat het sterker worden, zoals dagelijks water geven de planten. Alle grote gebedsbeoefenaars zijn begonnen volgens een regel, een keuze en volgorde van verlichte geesten. Dat wekt de geest van het gebed op.

Kies in het begin een korte regel om de nog niet gewende geest niet af te stoten. Volg die regel steeds, met eerbied, zorgvuldig en aandachtig. Later kun je de tijd van het gebed verlengen in overeenstemming met je behoefte en je groeiende krachten. Aanvankelijk neem je de inhoud van je gebeden uit het gebedenboek. Maak je

– 64 –

eerst de geest ervan eigen; overdenk ze van tevoren, door voel ze, leer ze van buiten en bied ze dan aan God aan als uit je eigen hart.Dit is een wet die het wezenlijke van het echte gebed uitmaakt. Elk zingen van psalmen en elk uitspreken van gebeden dient als middel tot vervulling van je geest. Het stemt de zanger gelukkig en wekt die gevoelens voor God, waaraan het lied oorspronkelijk is ontsproten.Het is een oer-christelijk gebruik enkele psalmen van buiten te leren die de gebedsstemming versterken. Ieder kan uit de psalmen kiezen wat zijn hart aanspreekt. Begin met psalm 51, de boetpsalm;bijzonder goed werken ook psalmen als 103, 145, 23 , 24, 116 en 70. Zij vormen als het ware een geestelijke uitrusting en helpen je in de juiste stemming te geraken voor het gebed en verzoekingen te verdrijven.’Ben je in gebed, zorg er dan voor je denken voor verstrooidheid en je gevoel voor koelheid en onverschilligheid te behoeden.Probeer oplettend te zijn met een warm gevoel voor God. Sta in je gebed voor Gods aangezicht, buig eerbiedig na elk gebed of val voor Hem op de knieën. De regel van het gebed is eenvoudig: Spreek je gebed uit met eerbiedige huivering, in stilte of hardop – als voor het oor van God.Breng God oprecht dank,beken ontroerd je fouten,leg je bede voor aan de Heer en geef jezelf in Gods hand. Dat is de beste manier van bidden.’ (Johannes Klimakos)

Kies een korte gebedsordening voor ochtend, middag en avond, die het Woord Gods en de brieven van de apostelen,enkele gebeden uit het gebedenboek en het eigen gebed omvat.

Dank bij het ochtendgebed voor ontvangen kracht en slaap en vraag Gods hulp om alles te Zijner ere te doen. Zeg bescheiden en eenvoudig vanuit je hart: ‘Heer, U ziet mijn kwaal en zwakte; genees en help mij!’

Vergeet niet bij het avondgebed tot de Heilige Geest oprecht en berouwvol al de fouten te bekennen, waarin je gedurende de dag vervallen bent slechts enkele ogenblikken van warm gevoeld berouw en je bent van je last bevrijd, door de Heilige Geest gereinigd, je bent blanker dan sneeuw; tranen, die het hart reinigen,springen uit je ogen. Je draagt het gewaad van de waarheid van Christus en bent met Hem verenigd.

Houd het doel van het gebed steeds voor ogen: Elk gebed is goed,als het je ertoe brengt je over te geven aan God met het gevoel:’Red mij op elke manier die U goed dunkt.’

Bid kort en zo vaak mogelijk. Hierbij is het goed je te wennen aan één bepaald gebed, dat al spoedig je geest verwarmt.

Blijf toeven bij gebedsinhouden die je aangrijpen. Streef er niet alleen

– 65 –

naar je gebedsordening te vervullen, maar zoek ook naar de innerlijke stemming van het gebed en let op warme gevoelens die tot leven komen in je hart. Lees je gebeden verinnerlijkt en wacht even als een sterk gevoel je ziel aangrijpt. Verblijf rustig bij zulke inhouden en beschouw ze in je hart, ook al neemt dit de hele tijd die je voor de lezing hebt gesteld. Dit en alles wat het hart ontroert en verwarmt,is bevorderlijk voor je innerlijk leven, want geestelijk leven berust op de innerlijke levendigheid van je hart.

Vervul de gebedsordening die je je hebt voorgenomen getrouw en regelmatig, maar veroorloof jezelf langer te bidden zo vaak je hart daarnaar verlangt.

Bid met je eigen woorden. Naarmate je het bidden leert, komen ook eigen gebeden bij je op. Laat ze nooit onopgemerkt en denk erover na. Dit is een beproefd gebod: waar je ziel met eigen woorden wil bidden, moet zij het doen. Laat haar deze vrijheid.Je bidt dan vanuit je hart en dit gebed heeft God liever.Het eigen gebed is vruchtbaarder dan alle andere. Ons gelovend, liefdevol stamelen, dat voortkomt uit ons hart, is God liever dan al het andere. De ziel zelf beeft daarbij van vreugde, wordt verwarmd, verzaligd en leeft. Je spreekt enkele woorden, maar proeft een zaligheid die je niet voelt bij het langste, meest roerende vreemde gebed, dat je uit gewoonte, en daardoor koel, hebt uitgesproken. Het eigen gebed staat dichter bij het wezen van de geen die het uitspreekt. Daarom raad ik je aan niet af te wachten tot eigen gebeden bij je opkomen, maar daar altijd moeite voor te doen. Bid aan het einde van je regelmatige gebed in je eigen woorden tot God. Houden de vreemde gebeden op je te boeien en laten ze je hart koud, dan kan het gebed in je eigen woorden, of ook het Jezus-gebed je gehele gebedsordening vervangen.Na enkele dagen kun je dan weer teruggrijpen op het gebedenboek.Bid met goede wil, niet zozeer tot je eigen geestelijk voordeel, maar alleen ter ere van God. Dien Hem met woorden, gedachten en daden. Maak je daarbij steeds dit bewust: in het gebed keer je je geest naar Hem, sta je voor Hem, aanschouw je Hem met je geestesoog en voer je in diepste eerbied een gesprek met Hem. Concentreer dus al je gedachten, leg je bezigheden van alle dag terzijde en richt je geest op Christus. Neem zo de verborgen leer ter harte en begin haar te beoefenen. Concentreer je aandacht in het binnenste van je hart en zet je aan het gebed.

– 66 –

2. Hoe verricht je het Jezus-gebed? 67

 

2.Hoe verricht je het Jezus-gebed

Genoeg gelezen – je moet handelen. Genoeg toegekeken hoe anderen gaan – je moet zelf gaan. Zoek je het innerlijke leven – treed dan in je binnenste. (Theophanos de kluizenaar)

Voorbereiding 67

 

Voorbereiding

Zoals elk belangrijk werk moet ook het gebed worden voorbereid.Ga nooit onvoorbereid, midden uit de zorgen, gesprekken en werkzaamheden van alledag aan het gebed, maar bereid je daarop voor.Wacht een ogenblik en richt je gedachten op God. Maak je bewust wie God is en wie je zelf bent. Wek in jezelf het gevoel op hoe nodig je het gebed hebt; hoe het misschien de laatste gelegenheid is oprecht je fouten voor God te bekennen en om Zijn hulp te vragen. Onderga je eigen volledige hulpeloosheid – zonder Hem. En ga dan met het gevoel van de nood die je van alle kanten bedreigt aan het gebed,in vol vertrouwen op Christus, en wend je bescheiden, oprecht en met warm hart tot Hem.

– 67 –

Het oefenen van het Jezus-gebed 67

 

Het oefenen van het Jezus-gebed

Voor de kunst van het bidden geldt hetzelfde als voor elke kunst:zij wordt niet veroverd door theoretische kennis, maar door levenslange oefening.

Het Jezus-gebed wordt, evenals het christelijke leven zelf,niet doorgrond door een theoretisch leren, maar door praktische uitvoering tijdens de geestelijke groei van verstand en hart,terwijl je steeds dieper inkeert in jezelf.Het helpt bij het ontsluiten van de bron van levend, zelfwerkzaam gebed,dat leidt tot vereniging met Christus, dat het hart vrij maakt van al het onreine, dat diepe vrede en geestelijke zekerheid geeft en zo ons gehele innerlijke en uiterlijke leven verandert.Daarop berust de betekenis van het Jezus-gebed.

Ruim binnen je gebedsordening bepaalde tijden in voor het Jezus-gebed en spreek het meerdere malen uit aan het begin en aan het einde, of ook na elk ander gebed. Stel daarvoor een bepaald aantal malen vast of nog liever een bepaalde tijd -maar niet te veel ineens – en voer die langzaam op naarmate je eraan went. Oefen het steeds opnieuw, kort en geconcentreerd, een kwartier of een half uur

– 67 –

in overeenstemming met je behoefte. Voel je een keer de behoefte langer te bidden, geef daar dan elke keer aan toe, maar zonder er een blijvende regel van te maken. Laat je hart bidden zo vaak en zo lang het wil. Hoe vaker, des te beter. Bekommer je daarbij niet om het aantal gebeden, maar alleen daarom, dat ze als een levende bron opwellen uit je hart. Houd je wel aan je vaste ordening, maar bind je daar niet aan. Anders sterft het levende van het bidden af.Haast je niet de gebeden snel achter elkaar op te zeggen, maar spreek elk woord aandachtig,langzaam en ernstig uit voor God; pauzeer ook elke keer even, als wachtend op Zijn antwoord. Bevorderlijk is het, het gebed eerst staande te verrichten en het elke keer te begeleiden met een diepe buiging of knieval. Volg je dit op naar vermogen, dan zie je sneller vrucht. Wie het Jezus-gebed met de rozenkrans bidt, kan een bepaald aantal, ongeveer dertig, gebeden verrichten-voorlopig niet meer – en deze ‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds regelmatig bidden. Daartussenin kun je, zo vaak je wilt,in stilte of hardop, het Jezus-gebed in je binnenste doen rondgaan tot het zich met je ademhaling en hartslag verbindt en je gehele leven begeleidt.

Doe je best geconcentreerd,met je hart en met aandacht te bidden.Dat behoort bij elk gebed. De aandacht moet letten op de woorden,het hart moet ze leren meevoelen. Wie nog niet sterk genoeg geworden is in het gebed spreekt slechts de bewoordingen van het gebed uit,zijn denken dwaalt af, zijn hart blijft kil. Het oefenen in het gebed berust erop, dat je je denken tot aandacht, je hart tot meevoelen moet opvoeden. Op deze wijze wordt het woordgebed geleidelijk tot een geconcentreerd aandachtig gebed vanuit het hart. Dan pas is het een echt gebed.

‘Je moet niet alleen bidden met woorden, maar ook met aandacht.Niet alleen met aandacht, maar ook met je hart.Zo,dat het denken helder en duidelijk begrijpt wat de woorden uitspreken en het hart meevoelt wat het denken beweegt. Dit alles tezamen is het juiste gebed. Ontbreekt daar iets aan, dan is je gebed onvolledig, of het is niet eens een gebed.'(Theophanos de kluizenaar)

Het Jezus-gebed vereist een strenge consequente toepassing. Elk ongeduld en vooruitlopen op de normale gang in je begeerte naar de laatste vruchten – zonder de langzame en smartelijke weg van de zelfverloochening – zijn niet te verenigen met de te betonen eerbied en veroordeeld tot volledige vruchteloosheid. Daarom wekken de ervaren gebedsbeoefenaars ertoe op niet eigenzinnig vooruit te snellen, maar met alle aandacht, eerbied, pijnlijk zelfinzicht en onvermoeide ijver je gebed uit te spreken en geduIdig af te wachten

– 68 –

tot God zelf je, volgens Zijn oordeel, naar de volgende trede leidt.Dit is de enige juiste gang van zaken in het gebed.

Je moet er zo bescheiden en oprecht mogelijk mee beginnen zonder gespannenheid en zonder welke gevoelens dan ook te willen verdringen en ook zonder de gedachte iets bijzonders, iets ongewoons te doen. Je moet slechts – voor Gods aangezicht – inzien, dat je een onvolmaakt mens bent, die naar redding en vervolmaking van zijn ziel zoekt. In je hart moet je – ten minste in eerste aanleg – het oprechte geloof hebben, dat Jezus Christus God is en inderdaad de Verlosser dezer wereld, die alleen in staat is je ziel wakker te maken en daarin het ware, reine en heilige leven te doen ontvlammen.Zonder dit geloof heeft het gebed geen zin. Dit geloof zal na verloop van tijd door het gebed sterker worden en in je hart de eerste plaats gaan innemen.Daarnaast moet je er moeite voor doen je geloof door daden te bewijzen en naar je beste krachten datgene uitvoeren, wat de Heer in het evangelie als geboden heeft gegeven.

Het uitvoeren van het Jezus-gebed eist vanaf het begin grote aandacht, veel geduld en doorzettingsvermogen. Je kunt het niet nonchalant doen. De aandacht verslapt je moet je concentreren. Hersenschimmen bedreigen en prikkelen opdringerig  je gedachten – je moet ze verdrijven. Hartstochten doemen op – je moet ze bedwingen. Ten slotte dreigt de schijnbare vruchteloosheid van je eigen inspanning je te verlammen door zwaarmoedigheid en verveling – je moet doorzetten en doorgaan met bidden. Uit onkunde,eigenzinnigheid of verblinding komen misstappen voort die je moet herkennen, berouwen en verbeteren. Bij dit alles moet je deemoedig en zonder morren voortgaan met bidden en je hele hoop stellen op God. Weken,maanden of jaren zullen kunnen vergaan voordat eindelijk in je hart het verwarmende licht van het voortdurende begenadigde gebed ontstoken wordt – al naar de krachten en de inspanning die je hierbij inzet.

Het begin hiervoor wordt gevormd door een zo vaak mogelijk herhaald, aandachtig vanuit het hart uitgesproken Jezus-gebed. Het vaak herhalen geeft het denken een vaste plaats voor God; daardoor wordt het hart warm voor Hem; wordt deze warmte bestendig,dan doet een vreedzame stemming met al zijn werkingen op de geest zijn intrede in je binnenste. Hoe vaker en met hoeveel meer aandacht je het Jezus-gebed verricht, des te sneller vormt het een band met je hart. Het is het beste je met al je krachten in te spannen en niet te verslappen totdat het gebed zelfstandig in je hart werkzaam is.Dan hoef je het verder alleen maar te laten voortgaan.

Eerst concentreert het Jezus-gebed alle gedachten in je hart en doet

– 69 –

het je in ongedeelde aandacht, godvrezendheid, berouw en pijnlijk zelfinzicht verwijlen voor Christus. Daardoor wordt je ziel voorbereid op het ontvangen van de goddelijke vonk. Dan raakt de vonk van de Heilige Geest je hart en doet je gebed ontvlammen tot een helder vuur.

Voorwaarde daarvoor is voortdurend bidden, zonder ophouden.Hiervoor is geduld nodig en zelfoverwinning. Alle traagheid en nalatigheid, alle twijfel moet je uitdrijven. Daarbij geeft het zalige vertrouwen, dat God al ons streven ziet, ons kracht: geen enkel gebed is tevergeefs. Als God onze inspanningen ziet, als Hijons gestadige,door verstrooidheid verontreinigde gebed hoort, dan schenkt Hij ons uiteindelijk het echte gebed, dat als een levende bron opwelt uit ons hart. Het vertrouwen op God is de wortel van het geestelijk leven. Alles komt op zijn bestemde tijd.Wees gelukkig in dit vertrouwen en vertrouw op God.

Orde scheppen in je binnenste en gebed gaan hand in hand. Naarmate je binnenste reiner wordt en de heerschappij van je geest wordt hersteld,komt ook het ware gebed dichterbij. En met dit ware gebed verkrijgt je hart de vrijheid van alle banden, vrede, licht en vreugde in God.

Uiterlijk heb je je dit gebed eigen gemaakt als het steeds vanzelf – in stilte of hardop – op je lippen ligt. Innerlijk berust het je eigen maken van dit gebed op ongedeelte concentratie van verstand en hart ten overstaan van God. Verdiep je daarom met al je krachten in het gebed des harten, herhaal het eerst hardop of zachtjes,begeleid het gebed met je hart tot je denken zich concentreert in je hart en je hart warm wordt voor God. Dat geeft je innerlijke concentratie,doet je kracht vinden in God en laat je voortdurend met Hem verkeren – of je alleen bent of onder de mensen en wat je ook doet. De kracht van dit gebed ligt echter niet in het herhalen van de bewoordingen, maar in het wenden van hart en denken naar God.

Wij hebben in het gebed een voortdurende band met God nodig,een vereniging met Jezus Christus in ons hart, als bron van die werkende kracht, die al ons innerlijk en uiterlijk leven leidt in de geest van het evangelie. Denk eraan, ieder moet zich met zijn gehele wezen verenigen met God – moet God opnemen in zijn hart en zijn denken;moet beginnen Zijn heilig leven te leven. Voor deze vereniging is – na het Avondmaal – het Jezus-gebed het beste en meest betrouwbare middel.

– 70 –

3. Kunstmatige middelen tot het leren van het Jezus-gebed 71

 

3. Kunstmatige middelen tot het leren van het Jezus-gebed

Het gebed is de kunst der kunsten. (Johannes Klimakos)

Ervaring in het geestelijk leven leert, dat hij die ijverig bidt nauwelijks onderricht nodig heeft. De deemoedige, geduldig voortgezette moeite die hij doet voor het gebed zal hem tot de hoogste treden van het gebed leiden. (Theophanos de klui-zenaar)

‘Maar wat zullen de zwakken, de laksen doen; en al diegenen die verhard zijn in de uiterlijke formaliteiten van het bidden, die verkilden in gewoonteregels? Hun toevlucht is een kunstmatig leren van het gebed. Juist voor hen is een kunstmatige inplanting in het hart ontwikkeld.'(Theophanos de kluizenaar)

De kenners van de geest beschrijven een reeks innerlijke handelingen en uiterlijke hulpmiddelen die volgens de ervaring bijdragen tot het verwerven van het voortdurende gebed. Daarmee geven zij hun leerlingen algemeen onderricht in deze kunst der kunsten en rusten zij hen toe om veilig – onder leiding van mensen die rijk zijn aan ervaring – deze weg te betreden.

Het wezenlijke van de zaak zien zij echter niet in deze hulpmiddelen,maar in het op de juiste manier verrichten van het gebed zelf.Daarom richten zij hun hele aandacht op de meest doeltreffende aanwijzingen.

In de Philokaleia vinden wij drie middelen tot het leren van het Jezus-gebed: het veelvuldig aanroepen van de naam van Jezus Christus, innerlijke aandacht bij deze aanroep en inkeer van het denken in het binnenste van het hart.

Deze drie middelen zijn er bijzonder geschikt voor om de bron van het geestelijke gebed in ons hart tot leven te wekken en het koninkrijk Gods in ons te ontsluiten. Ze worden daarom terecht drie sleutels genoemd voor deze heilige handeling.

– 71 –

Het veelvuldig aanroepen van de naam Gods 71

 

Het veelvuldig aanroepen van de naam Gods

Laat ons veel bidden. Hem, die ijverig, vaak, aanhoudend bidt met zijn door verstrooidheid verontreinigd gebed,verleent God het zuivere gebed. (Johannes Klimakos)

Om iets goed te doen, moet je het zo vaak mogelijk oefenen.Een bezigheid die wij dikwijls uitvoeren, wordt ten1 slotte tot een innerlijk

– 71 –

aanwezige bekwaamheid. De mens is van nature in staat zich door veelvuldige herhaling ook velerlei zielstoestanden eigen te maken.’Herhalen schept gewoonten en verandert onze aard.’ (Hesychios van Jeruzalem) Dit geldt volgens de waarnemingen van ervaren kerkvaders ook voor het gebed:iemand, die het innerlijke gebed des harten nastreeft, komt tot het besluit zo dikwijls mogelijk de naam van God aan te roepen:

Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij.

‘Dit gebed is bij machte na verloop van tijd aandacht op te wekken en warmte in het hart. Laat het je niet hinderen, dat je in het begin het gebed slechts met je mond uitspreekt, dat je gedachten afdwalen en dat traagheid je overmant. Herhaal het, zo vaak je tijd hebt.Om je nog meer aan het voortdurend bidden te wennen, moet je je voornemen dit gebed bij dag en bij nacht een bepaalde tijd lang of in een bepaald aantal (vele honderden of duizenden keren) te verrichten en het langzaam, duidelijk en verstaanbaar uit te spreken.Na enige tijd raak je daar zo aan gewend, dat je zonder ophouden bij elke bezigheid de naam Gods in je binnenste bezig laat zijn.(Kallistos en Ignatius) In het begin worden de bewoordingen meestal gedwongen en lusteloos uitgesproken; maar naarmate je oefent en je ertoe dwingt – met de vaste bedoeling met behulp van de genade je hartstochten te lijf te gaan – gaat het bidden nu en dan wat gemakkelijker,wat meer volgens je wil. Daarbij moet je er vooral je best voor doen je denken aandachtig op de tekst te concentreren. ‘Dwalen je gedachten af naar iets anders, dan moet je je niet van de wijs laten brengen, maar ze weer concentreren en vangen in de woorden van het gebed. Het denken concentreert zich maar langzaam en bijvoorbeeld niet wanneer wij het wensen,maar wanneer wij deemoedig zijn geworden en God ons de concentratie schenkt.’ (Agapij van Walaam) Deze gave wordt noch door de duur, noch door het aantal van onze gebeden bepaald, maar alleen door Gods genade.

Het vaak aanroepen van Christus is de voorhof van het bidden. Als eerste stap is het vooral geschikt voor nieuwelingen en zal het nuttig zijn voor allen, die nog onkundig zijn van de aandacht die het werken aan het eigen hart vereist.

– 72 –

Innerlijke aandacht en warmte van het hart 73

Innerlijke aandacht en warmte van het hart

De innerlijke aandacht berust op een ongedeelde concentratie van het denken op God onder het prijsgeven van alle andere voorstellingen. (Vader Nikiforos, Philokaleia)

‘Het aandachtige woordgebed wordt tot begrijpend gebed,wanneer wij geconcentreerd bidden met het denken in ons hart. Naarmate van onze ijver en deemoedige inspanning verleent God ons als eerste gave de ongedeelde aandacht bij het bidden; deze begenadigde aandacht is blijvend, terwijl onze eigen concentratie slechts nu en dan met moeite in stand wordt gehouden.’ (Agapij van Walaam)

‘Aandacht is voor het ware gebed even onmisbaar als de lamp voor het licht. Span je in voor die aandacht; het gebed gaat meer in haar voetspoor dan van al het andere.’ (Kallistos en Ignatius,Philokaleia)’Om het denken te concentreren op de inhoud van het gebed, moet je het in je hart leiden. Want in je hoofd, waar de gedachten elkaar verdringen, kan het zich niet concentreren. Wie dat zwaar valt moet zich bijzonder behoedzaam bezinnen op de zin van het gebed dat ontsluit het hart. Zodra de aandacht doordringt in het hart,stuurt zij als naar een brandpunt- daarheen ook alle krachten van de ziel. Deze concentratie wordt in het hart direct beantwoord door een fijn aanvoelen, dat het begin is van innerlijke warme gevoelens voor God. Deze warmte trekt weer de aandacht aan. Zo wordt de aandacht eerst door wilsinspanning gestuurd naar het hart, waar ze warmte opwekt. Daarna blijft zij door die warmte zonder inspanning in het hart. Beide wekken elkaar in wisselwerking op. Hetzelfde geldt voor het tegendeel: afnemende aandacht verkilt, afnemende warmte verzwakt de aandacht.’ (Theophanos de kluizenaar)

– 73 –

Inkeer van het denken in het binnenste van het hart

 

Inkeer van het denken in het binnenste van het hart

Tijdens het gebed moet je denken zich in je hart bevinden,zich daarin bewegen en vanuit de diepten van het hart bidden tot God. Daarin is alles gelegen. (Theophanos de kluizenaar)

‘Wil je leren hoe je met je denken ingaat in je hart en daar verblijft,dan zal ik je inlichten.

Als voorbereiding daarvoor dient volledige gehoorzaamheid aan de geboden van Christus en de aanwijzingen van je geestelijke vader.Voor alles moet je drie dingen volbrengen: laat je zorgen afsterven,

– 73 –

heb een zuiver geweten en wees gelijkmoedig in alles. Wat betekent dit?

Laat je zorgen afsterven: Houd je vrij van alle zorgen;ook om goederen van de geest, niet alleen op het gebied van het nutteloze en vergankelijke leg alles in Gods hand.

Heb voor God, mensen en dingen een rein geweten, zodat het je in geen enkel opzicht nog beschuldigt. Een zuiver geweten voor God betekent: niets doen wat Hem niet welgevallig is. Een zuiver geweten voor de mensen betekent: hen hetzelfde ten goede laten komen als jezelf en hen niets aandoen wat je voor jezelf niet zou wensen.Een rustig geweten tegenover de dingen betekent: ze op gepaste wijze gebruiken en niet misbruiken (spijs en drank, kleding, geld, bezit enz.) Kortom, je moet alles doen voor Gods ogen, zodat je geweten je in niets meer aanklaagt. Dringt echter ongewild iets binnen dat niet gepast is, dan moet je dit voor God bekennen en berouwen.

Wees gelijkmoedig of houd je vrij van hartstochten, zodat je gedachten je niet vol hartstocht trekken naar iets aards.

Let nu ook op wat ik je over het lichaam te zeggen heb en beschouw dat niet als van weinig gewicht. Want,zoals je wel weet is ons geestelijk leven nauw verbonden met het leven van ons lichaam. En zoals de geest inwerkt op het lichaam, zo werkt ook het lichaam van zijn kant terug op de geest. Bij het bidden is het bevorderlijk je lichaam gespannen te houden en je bewustzijn te concentreren op je hart.Een gespannen lichaamshouding met gespannen spieren geeft ook spankracht aan de geest. Een verslappen van je lichaamsdelen verslapt ook je geest. Ook de concentratie op het hart heeft zijn uitwerking. Met de concentratie van het bewustzijn op bepaalde lichaamsdelen verandert het lichaamsgevoel en daarmee ook het karakter van het gebed. Hierbij is het van wezenlijk belang het bewustzijn te concentreren op de plaats van je hart en bijvoorbeeld niet in de buikstreek, teneinde ongewenste opwellingen te voorkomen.Ten slotte werkt ook zijn omgeving in op de mens en draagt bij tot zijn concentratie of afleiding. Een stille halfdonkere plek bevordert de innerlijke concentratie en beschermt tegen afleiding.

Vele handelingen vergroeien als het ware met het wijze gebed.Zo is het beslist noodzakelijk de aandacht te concentreren in je hart, je denken te behoeden voor elk afdwalen, het lichaam in een strakke spierspanning te houden. Deze voorwaarden kun je aanhouden op elke voor jou passende manier.

Je moet immers niet onnodig afzien van beproefde hulpmiddelen.Vooral omdat het slechts bouwsteigers zijn, die vanzelf wegvallen,wanneer het bouwwerk gereed is.’ (Theophanos de kluizenaar)

– 74 –

Technische hulpmiddelen voor de inkeer 75

 

Technische hulpmiddelen voor de inkeer

Onthoud daarbij goed, dat het binnendringen van het denken in je hart door middel van je adem en de stille halfdonkere plek slechts hulpmiddelen zijn. Het wezenlijke ligt in het ongedeeld,zuiver en geconcentreerd, gelovig aanroepen van de Heer in je hart.(Hesychios van Jeruzalem)

Bepaalde aanwijzingen voor de techniek van het gebed,die betrekking hebben op de juiste plaats, het zitten, de lichaamshouding en de ademhaling vind je in de Philokaleia, bovenal bij de vaderen Simeon de Nieuwe Theoloog, Gregorius Palama, Gregorius van Sinaï, Hesychios van Jeruzalem, Nikiforos de asceet, Kallistos en Ignatius. Ze worden gegeven aan onder persoonlijke leiding van verlichte vaderen in het gebed gevorderden:

‘Wil je ongehinderd door fantasieën waakzaam zijn met je aandacht in je hart, verbind dan het Jezus-gebed met je ademhaling. Leert je denken met de adem door te dringen in je hart, dan merk je gauw,dat het daar enkelvoudig en ongedeeld verblijft in het gebed des harten en gedachtig aan God.Zodra het echter naar buiten dringt,strekt het zich uit naar vele zaken en wordt, ook tegen je wil, verdeeld over vele voorstellingen en herinneringen. Om deze enkelvoudigheid en eenheid van het denken te bewaren raden de ervaren vaderen in het gebed de gebedsbeoefenaar een stille en halfdonkere plek op te zoeken. Want de aanblik van voorwerpen veroorzaakt afleiding van de gedachten.Stilte en halfdonker, die de zintuigen in rust houden, leiden daarentegen het verstand in zichzelf terug. De gewoonte je te concentreren en acht te slaan op je innerlijk kweekt de gewoonte rein en zonder afgeleid te worden met je aandacht in je hart te bidden.Verricht het begrijpende werkgebed vanuit het hart op deze wijze:Ga op een stille, eenzame, halfdonkere plek zitten op een lage stoel of bank; concentreer je denken en leidt het vanuit je hoofd naar je hart en laat het daar blijven; buig dan je hoofd licht voorover naar je borst, span je borstspieren enigszins en ook die van je hals en je schouders en spreek vaak en geduldig met aandacht en vanuit je hart uit:

‘Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij!’

Houd daarbij de adem enigszins in, omdat anders je gedachten gemakkelijker afdwalen. Komen er voorstellingen bij je op,geef daar dan geen gehoor aan – hoe goed en nuttig ze ook schijnen. Sluit je

– 75 –

denken in je hart, herhaal het gebed en verdrijf alle fantasieën door de naam van God. Bid rustig, geduldig en versaag niet door de inspanningen, vaak voorkomende gevoelens van smart en de spanningen van je denken. Verdraag die geduldig en bid verder.’ (Gregorius van Sinaï)

‘Ben je uitgeput en doen je lichaam en je hart pijn van de intensiteit van je gebed -sta dan op, zing, lees, oefen je in bespiegeling, denk aan de dood of ga aan je werk. Ben je uitgerust, keer dan weer terug tot het innerlijke gebed. Houd je aandacht in je hart. Richt daar je geest en je ziel op. In het begin vind je daar een zekere benauwing,duisternis en kilte; ga je echter dag en nacht door met deze werkwijze, dan win je onuitsprekelijke vreugde. Na verloop van tijd en inspanning vindt je denken zijn vaste plaats in je hart en schouwt daar dingen die het tot dan niet kende.’ (Simeon de Nieuwe Theoloog)Nog duidelijker horen wij over de inkeer van het denken in het hart:’Leid vooral een rustig leven zonder je te veel zorgen te maken en leef met alle mensen in vrede. Ga dan in je huis, zet je neer, concentreer je denken en dwing het met je ademhaling naar je hart. Het hart is de veroorzaker van leven en van warmte. Het trekt de lucht en de koelte door middel van de adem aan en ontdoet zich van zijn warmte. Zo doet het zijn levenswerk, waarvoor het is geschapen.Volg met je denken de adem naar je hart. Wen je denken eraan zich daar op te houden. In het begin lijdt het denken sterk onder de benauwenis van de innerlijke inkeer. Maar later wil het nergens meer ronddwalen, want in je binnenste is het koninkrijk Gods; zodra het dit schouwt in zuiver gebed, wil het niets uiterlijks meer. Komt je denken direct in je hart, prijs dan God en houd je aan het voortdurende gebed als een gestadige arbeid en lering. Het leert je wat je nog niet weet. Het gebed behoedt het denken voor hoogmoed, maakt het onaantastbaar voor hersenschimmen en voert je omhoog naar de liefde van God. Gelukt het je ook bij grote inspanning niet met je ademhaling in te keren in je hart, doe dan het volgende:concentreer je bewustzijn in je borst, boven het hart, waar de rede en het geweten hun plaats hebben. Ontneem elke andere inhoud aan je bewustzijn en laat het het innerlijke gebed des harten voortdurend doen rond gaan in je binnenste. Als je dit een tijd lang doet, dan ontsluit zich ongetwijfeld de poort van je hart. Dat hebben wij zelf ervaren.Met de sterk nagestreefde begenadigde aandacht komt de hele reeks van de deugden, de vrede, liefde en blijdschap op je af.’ (Nikiforos de asceet)

‘Zo bevat de Philokaleia vele hulpmiddelen om kunstmatig het denken in het hart te brengen door middel van de ademhaling,als een

– 76 –

mechanisme om tot het begrijpende gebed te komen. Deze aanwijzingen geven velen moeilijkheden. Ze kunnen ook de longen beschadigen zonder ook maar iets te bereiken.’ (Ignatius Brjantsjaninov)’Je kunt dit mechanisme volledig vervangen door het langzaam uitspreken van het Jezus-gebedonderrustiglangzaam ademen,terwijl je je denken inkapselt in de tekst van het gebed.Deze hulpmiddelen laten je gemakkelijk komen tot een zekere aandacht.Hethart volgt deze aandacht snel.Zijn meevoelen met het denken leidt ook gauw tot een verbinding tussen beide en dit aangeboden mechanisme houdt vanzelf op.Alle lichamelijke technische middelen die de vaderen bieden hebben slechts de betekenis van hulpmiddelen om tot snellere aandacht te komen bij het bidden. Van wezenlijk, onmisbaar belang is de ongedeelde aandacht.’ (Theophanos de kluizenaar)

‘Daarom raden wij aan deze techniek achterwege te laten tot zij zich door middel van het gebed openbaart. Het wezenlijke berust op het verenigen van gevoelen en denken – dit bewerkstelligt echter de goddelijke genade op het daarvoor juiste moment.’ (Ignatius Brjants-janinov)

‘Hoe meer je je inspant, des te sneller en inniger verbindt je gebed zich met je hart. Het is het beste je met al je krachten in te spannen en niet te verslappen, totdat het gebed zich in zelfwerkzaamheid in je hart ophoudt. Dan hoef je het alleen nog te onderhouden.

Hoe meer het Christus-gebed verbonden raakt met je hart, des te sterker wordt je hart verwarmd en des te meer werkt het gebed uit zich zelf, zodat het vuur van het geestelijke leven ontbrandt en blijft branden.

Bid daarom geduldig en laat daar niet vanaf, omdat het zo bezwaarlijk is. Verdraag pijnen als een barende vrouw (Jer. 13:21). Want slechts hij die zich smartelijk inspant verwerft het koninkrijk Gods.Bid met je lippen en bid in stilte met aandacht tot je denken van de Geest kracht ontvangt – je in staat stelt op velerlei manieren te bidden.

Want alleen krachtens de Heilige Geest ben je in staat Jezus Christus rein en volmaakt aan te spreken als Heer. Dan heb je geen woorden nodig en bid je alleen in je geest.’ (Gregorius van Sinaï)

– 77 –

IV. Ervaringen van de biddende mens 78

1. De gebedsbeoefenaar voor God 78

IV. Ervaringen van de biddende mens

1.De gebedsbeoefenaar voor God

Ieder die bidt is in gesprek met God. Hoe groots hevis als sterfelijk mens met God, de onsterfelijke, te spreken kan nauwelijks iemand onder woorden brengen. (Johannes Chrysostomos)

De mens van tegenwoordig is niet gewend de onzichtbare God in zijn hart aan te voelen als een levend, nabij wezen. Hij wordt daarvan afgehouden door vergezochte begrippen van wetenschap, filosofie en theologie.En toch is het de absolute voorwaarde voor elk gebed:’Plaats je voor het begin van je gebed eerbiedig in de tegenwoordigheid van God tot je je Zijn nabijheid bewust wordt en voelt, en wek in je hart het levende geloof, dat God je ziet en bereid is je aan te horen. Maak jezelf er ook van bewust wie God is en wie je zelf bent.Hij is je Schepper, Heer en Ordenaar van het Al, in wiens hand je aardse en je eeuwige leven zich bevinden. Jij bent Zijn schepsel,dat weliswaar naar Zijn beeld geschapen is, maar door de zondeval in innerlijke duisternis is verzonken en geestelijk blind is geworden.Zoals de blind geborene smeek je Hem voortdurend om het licht in je ogen. Zo sta je in groeiende godvrezendheid voor Hem en ben je van pijnlijke zelfkennis vervuld. Vanuit deze zelf gekende innerlijke armzaligheid wend je je tot Zijn onmetelijke goedheid en vraag je Hem om hulp, om een mens naar Zijn beeld te worden.

‘Heer,Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij!’

Het uitspreken van de naam van Jezus Christus laat je vcortdurend denken aan God en leert je geleidelijk in je bewustzijn in Zijn nabijheid te leven. Dit denken wekt in een gelovig hart vanzeIf geestelijke opwellingen op. Je denken verblijft in je hart voor Gods aangezicht in warme liefde, in het diepste berouw, eerbiedige verwondering, godvrezendheid en tegelijkertijd vol vertrouwen in Zijn goedheid, in je bede, je lof en je dank.Werkt het gebed,dan zijn al deze geestelijke facetten in toenemende mate aanwezig in je hart. Naarmate het hart zich zuivert van zelfzucht, leeft zijn neiging naar God op. Is je hart geheel rein, dan wordt zijn overgave vurig en bestendig. Zo verblijf je in eerbiedige aanbidding voor God, vervuld van je bede om innerlijke reiniging,van overgave in Gods wil, vaneen alles overvloeiende liefde voor Hem.

Het leven in de tegenwoordigheid van God heeft een machtige hervormende kracht; onder de werking daarvan verandert de gehele structuur van je ziel. Je zelfkennis neemt toe en ook je kracht om je zwakheden te overwinnen en je geleidelijk te vervolmaken.

– 78 –

Het God gedachtig zijn 79

Het God gedachtig zijn

Begrijp voor Wie je bidt. Keer je hele ziel,je hee hart naar God.(Efraim de Syriër)

God is overal en steeds bij ons, in ons. Wij echter zijn niet altijd bij Hem, want wij vergeten Hem en veroorloven ons dingen die we ons nooit in Zijn tegenwoordigheid zouden veroorloven. Maak je daarom tot wet: steeds met je denken in je hart voor God te verblijven.Het God gedachtig zijn moet met je bewustzijn versmolten raken.Leef vanaf je ontwaken totdat je inslaapt in Gods tegenwoordigheid,in het bewustzijn, dat Hij je ziet en al je gedachten en opwellingen afweegt. Streef met alle kracht naar het God gedachtig zijn en Hij zal het je verlenen.

Het God gedachtig zijn brengt de menselijke geest in zijn rechten;daarmee begint ook een krachtige levende omvorming van ziel en lichaam. Kies je door het denken aan God je plaats in je binnenste,dan zal Jezus Christus in je wonen. Een duidelijk teken van dit wonderbaarlijke gebeuren is een warm gevoel voor God. Wanneer je het innerlijke gebed op de juiste wijze beoefent, komt dit gevoel al gauw vaker voor en wordt het van langere duur. Deze ervaring ís vol subtiele zaligheid en wekt vanaf haar eerste optreden een voortdurend verlangen en pogen het in je hart te houden, want daarin ligt het koninkrijk der hemelen.

Wil je dit paradijs spoedig bereiken? Blijf dan bidden tot een gevoel voor God opkomt in je hart: eerbied, godvrezendheid, overgave aan Zijn wil, lof en dankbaarheid, deemoed en innerlijke ontroering of hoop en vertrouwen. Doe hetzelfde bij het lezen;voel elke waarheid die je leest mee. Zoek door middel van je gebed een stil,warm en bestendig diep gevoel voor God, niet een bijzonder gevoel van opwinding of verzaliging. Zendt Hij je tijdens het bidden dergelijke bij-zondere ervaringen,wees daar dan dankbaar voor, maar beschouw ze niet als een verdienste. Verdwijnen zij weer, wees dan niet overmatig bedroefd als om een groot verlies, maar wend je deemoedig in stille gevoelens tot God.

Alles berust hierop, dat je je volle aandacht steeds richt op God,die alles ziet en ieder wil helpen. Deze gewoonte laat je niet bedroefd zijn, wanneer je innerlijk of uiterlijk leed overkomt. God geeft de ziel volledige rust, voedt haar en laat geen gevoelens van gebrek bij je opkomen. Je legt jezelf en alles in Gods hand en ondervindt Zijn voortdurende bijstand. Span je ervoor in steeds voor Gods aangezicht te leven, Hem elke stap te wijden en alles naar Zijn geboden te doen. Benut elke gelegenheid daarvoor. Zoals Hij overal bij jou is, moet ook jouw denken overal bij Hem zijn. Hoe? Door het voortdurende Jezus-gebed; hier ondersteunt het gebed het God gedachtig zijn en het God gedachtig zijn begunstigt het gebed. En dat is leven voor God.

– 79 –

Eerbied voor God en godvrezendheid 80

 

Eerbied voor God en godvrezendheid

Het begin van het ware leven is de godvrezendheid. (Izaäk de Syriër)

‘Eerbied is iedere denkende mens eigen. Elke blik in de heerlijkheid van de natuur roept diepe verering voor de Schepper in ons wakker,die deze wereld in Zijn wijsheid heeft geschapen.

Een nog diepere eerbied ontstaat voor de Schepper van de mensen-ziel,die zelf mens werd om ons uit onvolmaaktheid te leiden tot volmaaktheid naar het beeld van God. De ware godvrezendheid vindt de mens, wanneer hij alle uiterlijke zorgen achterwege laat,zijn hele aandacht, zijn gedachten en gevoelens concentreert op het evangelie en zich verdiept in de aanschouwing van Christus en de toestand der zaligen.’ (Serafim van Sarov)

‘Diepste eerbied en dankbaarheid voor Christus,de Al beminnende,die de schuld van de wereld op zich nam, komt bij ons op; tegelijkertijd vervult ons de grootste godvrezendheid voor Hem, als richter der wereld. Houd deze gevoelens in evenwicht en laat nu eens het ene, dan weer het andere op je inwerken. Laat niet de angst voor het laatste oordeel je van alle levensvreugde beroven en laat je nooit door Gods goedheid tot nalatigheid verleiden. Maar groei door bei-de.’ (Theophanos de kluizenaar)

‘Wie het pad van de innerlijke aandacht kiest moet godvrezendheid bezitten als begin van alle wijsheid. Hij trede uiterst behoedzaam,in eerbied voor al het heilige. Ben je godvrezend, dan zul je alle goed doen.Maar vrees de duivel niet. Wie godvrezend is zal hem overwinnen, want hij is machteloos voor God.’ (Serafim van Sarov)

– 80 –

Wees God en de dood gedachtig 81

 

Wees God en de dood gedachtig

De godvrezendheid zal je steeds gespannen houden en je nooit toestaan je lichaam, je gedachten of je gevoelens te laten gaan.Met haar hulp zul je alle verzoekingen weerstaan en je dagelijks werk voor Zijn aangezicht verrichten.

‘Neem deze ene voorzorg in acht: laat altijd bij het voortdurend denken aan God de eerbied voor Hem en de neiging in het stof te zinken voor het aangezicht van de meest goede Vader en de meest te vrezen Rechter warm worden in je hart. Anders werkt een dikwijls en zonder eerbied uitspreken van de naam van Jezus Christus afstompend op je gevoelens voor Hem en ontneemt de heilzame geestelijke opwellingen,die uit het gebed des harten voortkomen, aan de ziel.'(Theophanos de kluizenaar)

De belangrijkste vruchten van het gebed zijn niet warme zalige gevoelens,maar godvrezendheid en berouwvolle innerlijke ontroering.Die moet je steeds warm houden, ze inademen, erin leven.Het werk van de geest ligt niet in gevoelens van zaligheid. Zijn meest ware uiting is een berouwvolle geest en een deemoedig hart vol godvrezendheid:

‘Want ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat bestendig vóór mij.’ (Ps. 51:5)

Er zijn twee soorten godvrezendheid: de eerste is de slaafse vrees voor straf bij overtreding van het gebod des Heren. Deze is de beginners eigen. De tweede komt voort uit kinderlijke liefde voor God;ze is bang God te krenken, Zijn tegenwoordigheid, Zijn liefde te moeten verliezen. Dit is de godvrezendheid van de volledig gevormden.

‘Naarmate de liefde in ons verdwijnt grijpt ons de vrees;want wie geen vrees voelt is of van liefde vervuld of gestorven in zijn ziel. Groeiende godvrezendheid is het begin van liefde.’ (Johannes Klimakos)

‘Neem de godvrezendheid als grondslag voor je wegeninenkele dagen bereik je zonder af te dwalende poort van het koninkrijkGods.’ (Izaäk de Syriër)

– 81 –

Gedachtig zijn aan de dood en het oordeel 82

 

Gedachtig zijn aan de dood en het oordeel

Zoals de hongerige denkt aan brood, zo denke de zoeker naar heil aan de dood. (Nil Sorski)

‘Niets brengt je zozeer tot innerlijke hervorming, tot het vurige,aandachtige gebed, als het denken aan de dood en het laatste oordeel in een lichte – of duistere – eeuwigheid. De dood staat naast je, je weet niet eens of je het einde van de dag van heden beleeft (Luc. 12:20). Maar zeker is dat je eens zult sterven. Het einde komt als een dief in de nacht (1 Thess. 5:2). Waarom ontvlucht je deze heilzame gedachten en doe je alsof je eeuwig te leven hebt zonder je te bekommeren om de dood en het Godsgericht?

Laten wij eraan denken hoe onverwacht en plotseling ons de dood overvalt; hoe vergankelijk alle aardse waarden zijn. Kort is onze levensweg, nauwelijks een wandeltocht te noemen, want de wandelaar gaat waarheen hij wil en verblijft zolang hij wil in een herberg.Wij moeten echter, of wij willen of niet,deze wereld op afroep verlaten;zonder dat wij het willen achterhaalt ons het vreselijke geheim van de dood.Moeizaam maakt de ziel zich los van het lichaam, verbreekt zij de door de natuur gegeven banden. In dit bittere uur ziet zij wat sterven betekent en heft een grote klacht aan- maar niemand kan haar nu helpen, behalve God en haar eigen goede daden.’ (Johannes Chrysostomos)

Ons lichaam wordt tot stof, verrot en vergaat. De ziel echter staat het onveranderbare, gerechte oordeel van God te wachten.

‘Zolang de mens achteloos leeft, vreest hij het uur van de dood; komt hij dichter bij God, dan vreest hij Zijn oordeel; bij de gevorderde doet echter de liefde zowel de eerste als de tweede vrees verdwijnen.'(Izaäk de Syriër)

De vrees voor de dood is een natuurlijke eigenschap van de mens.Sidderen bij het denken aan de dood is echter een teken van niet berouwde zonden. Zoals je zilver van tin kunt onderscheiden,hoewel ze er gelijk uitzien, zo kan een ervarene de natuurlijke angst voor de dood onderscheiden van een tegennatuurlijke angst. Het echte teken dat de mens vanuit zijn hart denkt aan de dood,is zijn volledige gelijkmoedigheid tegenover alles wat geschapen is,zijn geheel afzien

– 82 –

van eigenzinnigheid.

·De vrees voor de dood wekt op tot ijver, diep berouw, beschouwing en gebed. Ze bevordert de onthouding, die de hartstochten1 doet doven. Wie de ware vrees voor de dood koestert kan nooit meer zondigen. Laat je niet verleiden; meen niet de verspilde tijd in je leven te kunnen vervangen. Die is niet terug te halen. Het is onmogelijk de dag van heden in deugd door te brengen zonder eraan te denken,dat hij de laatste van ons leven kan zijn.’ (Johannes Klimakos) ‘Leef zo, alsof de dag van heden je laatste is, en je zondigt niet meer.'(Antonius de Grote)

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen…en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.’ (Joh.5:25,29)

Laat ons de wederkomst van Christus, onze opstanding en het laatste oordeel plaatsen voor ons bewustzijn; alles wat de Heer daarover in Zijn evangelie zegt:

‘Want gelik de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn… de zon zal verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten van de hemelen zullen wankelen. En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel…en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels,met grote macht en heerlijkheid.’ (Matth. 24:27-30)

‘Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon Zijner heerlijkheid. En alle volkeren zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden…en zeggen tot hen, die aan zijn rechterhand zijn: Komt,gij gezegenden Mijns Vaders, beërft het koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af…

Dan zal Hij ook tot hen, die aan Zijn linkerhand zijn, zeggen:Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur,dat voor de duivel en zijn engelen bereid is … En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.'(Matth. 25:31-34,41,46)

Wat is vreselijker dan dit dreigende antwoord aan ons zondaren zonder berouw, die door Gods oordeel – wegens het ontbreken van berouw – worden verwezen naar eeuwige uiterste duisternis? Hoe zullen wij beven wanneer de boeken van het geweten opengaan en al onze verborgen gedachten en wensen, onze woorden en daden openbaar worden? Hoe willen wij ons rechtvaardigen, als de waarheid ons achterhaalt en wij voor het onomkoopbare, rechtvaardige gericht van God staan?

Laten wij deze gedachten diep in ons bewustzijn laten doordringen en zelfs tegen onze zin ons hart daarin verdiepen: ‘Het uur van de dood en van het oordeel nadert; ziel je moet van het lichaam scheiden. Waarom ben je de dood vergeten? Welk antwoord wil je geven?Hoe wil je je rechtvaardigen? Je eigen daden staan voor je en klagen je aan. Hoe lang wil je nog kwaad doen en laks blijven? Laat eindelijk af van het kwaad, zolang er nog tijd is; doe je best in het goede en wend je in oprecht berouw tot de Heer, dat Hij je al je bewuste en onbewuste fouten kwijtscheldt, je door middel van je bekentenis van je zonden reinigt en vervult met Zijn kracht. Sidder, ziel, achterhaald door je geweten, toon oprecht berouw, dat je God, de Albeminnende, door je slechtheid hebt gekrenkt en vraag Hem je te vergeven.'(Nil Sorski)

Dergelijke gevoelens doen het gebed des harten met alle kracht opvlammen. In het aangezicht van de dood en van het onafwendbare oordeel bidt de ziel, alsof ze voor het eerst bidt:

‘Heer, Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij!’

– 83 –

2. Zelfkennis en verandering van gevoelens 84

 

2. Zelfkennis en verandering van gevoelens

De mens moet naar waarheid spreken en handelen. Hij moet in zichzelf evenzeer vruchten van de genade als werken van de zonde toegeven. (Makarios de Grote)

Het Jezus-gebed berust op het pijnlijkste zelfinzicht ten overstaan van God. Dat is net te verwonderen, want diep berouw ligt ten grondslag aan het hele christelijke leven. Berouw is het eerste gebod van het Nieuwe Testament, zijn eerste deugd, die leidt tot alle deugden. Johannes de Doper roept als voorloper op tot boete en verandering van instelling. Christus, het mens geworden Woord zelf,begint Zijn werken met een oproep tot boetedoening:

‘Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’(Matth.4:17)

‘Het begin van diep berouw is de godvrezendheid. Deze verwekt aandacht, deze leidt tot innerlijke rust,de rust wekt het geweten;het geweten echter laat de ziel als in de spiegel van een rustig helder water al haar afschuwelijkheden zien.’ (Bonifatius) ‘Dringt een zonnestraal door een kier in huis, dan verlicht hij alles, ook het fijnste stof in de lucht; dringt de godvrezendheid in je hart, dan toont zij je al je zonden. Wanneer echt berouw kiemt in je ziel,echte deemoed en innerlijke ontroering van je geest zich van je meester maken, dan wordt het je onmogelijk, ja onnodig, vele woorden te spreken. In innerlijke concentratie, met al je aandacht gericht op je toestand van nood, begin je in de kortst mogelijke bewoordingen God te smeken:

“Heer,Jezus Christus, ontferm U over mij!”” (Tichon van Voronesj)

– 84 –

Pijnlijke zelfherkenning 85

 

Pijnlijke zelfherkenning

Pijnlijke zelfherkenning leidt tot de wedergeboorte van de ziel.(Izaäk de Syriër)

Met het Jezus-gebed smeek je God zelf woonplaats in je te nemen.Wees je bewust wat dat betekent. De reinste Heilige Geest moet tot je komen. Wie daarom vraagt moet tevoren zijn hart dienovereenkomstig reinigen. Dat vindt plaats door toenemende onbeperkte zelfkennis die, door diep berouw begeleid,je hart vervult en van al het onreine bevrijdt. Daartoe helpt je het Jezus-gebed.Smeek God aan het begin van je gebed om de juiste kennis van je van nood vervulde innerlijke toestand, van je geestelijke gebrekkigheid en van je volledige onvermogen om uit eigen kracht te blijven bij het goede.Vraag Hem je door een dergelijke zelfkennis een ontsteld,met smart vervuld hart te geven en tegelijkertijd het bewustzijn hoe nodig je Zijn geweldige hulp hebt. De weg naar de vervolmaking is een weg van zelfkennis; dat je blind,doof, arm als een bedelaar en naakt bent.Zulke gevoelens van smart over de eigen onvolmaaktheid zijn betrouwbare bemiddelaars voor innerlijke hervorming. Wie ze ontvlucht, vlucht weg van het pad zelf. De zelfkennis moet groeien en rijpen.

Nu is er in de mens een door de natuur gegeven weten, dat het goede onderscheidt van het kwaad. Dit legde God in elk met verstand begaafd mensenwezen.

– 85 –

Wie het niet bezit, staat op het niveau van het vee. De zelfkennis is een natuurlijke werking van ons geweten tijdens het herkennen en berouwen van de eigen ontoereikendheden. In het eigen licht van onze tot zondeval gekomen natuurlijke aard nemen we echter maar weinige, bijzonder grove en voor de hand liggende fouten waar.

Er is ook een geestelijk weten, dat krachtens innerlijke gebedsbeoefening wordt verkregen. In het licht van de geboden van Christus beginnen wij een zeer groot aantal onvolkomenheden waar te nemen: De algemene zondigheid van de menselijke natuur en ook onze eigen zondigheid worden ons geopenbaard. Vanzelfsprekend wordt ons berouw bij het aanschouwen hiervan dieper en het berouw verheldert op zijn beurt weer de blik van de ziel tot steeds dieper reikende zelfkennis en verandering van gevoelens. Echt diep berouw leidt tot de diepste ootmoed en ontroering, de ziel richt al haar aandacht op de noodtoestand waarin zij zich bevindt en begint tot God te roepen:

‘Heer Jezus Christus, Zoon van God,ontferm U over mij!’

Geestelijk zelfinzicht,dat voor het aangezicht van God ontstaat,ontsluit het verborgene voor je in een mate die je voordien niet had kunnen vermoeden. Pijnlijke zelfherkenning die het Jezus-gebed begeleidt, is het enige effectieve wapen tegen alle afdwalingen op je innerlijke weg. Ze opent je ogen en geeft je een helder inzicht in de structuur van je ziel. De voorvaderen geven hiervan een sprekend voorbeeld:Het geweten van een mens die slechts een op het uiterlijk gericht leven leidt, is gelijk troebel water; op de bodem krioelen wormen, slangen en krokodillen van het kwaad. De argeloze merkt hiervan niets,want het troebele water ontneemt hem het gezicht. Zo leeft hij zonder zorgen, beschouwt zichzelf als goed en veroordeelt anderen.Het geweten van iemand die het licht heeft gezien is daarentegen als een helder water: In het zonnelicht van de genade van God wordt elk stofje zichtbaar, en elk stofje doet geweldig veel pijn, want het scheidt je van God. Echte zelfkennis is het duidelijk zien van alle eigen fouten en zwakheden, zozeer, dat zij alles vervullen. Een pijnlijk zelfinzicht, dat je doordringt met berouw, begeleidt elk echt gebed. Dit alleen kan je ziel reinigen en, met Gods hulp, voorbereiden tot woonplaats voor de Heilige Geest. Het zal voortdurend groeien en je zo diep vervullen in je binnenste, dat je goede eigenschappen onwezenlijk voor je worden.Onbeperkte,berouwvolle zelfkennis bij het begin van je gebed geneest je van elke fout, van leugen, verzoeking

– 86 –

en elk ongezond leugenachtig gevoel. Niemand kan zich zonder haar reinigen van zijn begeerten en hartstochten, van zijn vooroorde-len,fouten en zwakheden. Zelfs de hoogste graad van ascese leidt zonder haar niet tot reinheid.

Echte,ontstellende zelfkennis is het enige offer, dat God van de zo diep gezonken menselijke geest opneemt in Zijn Heilige Geest.Slechts door middel van de pijnlijkste zelfkennis wordt de vrede met God,die door innerlijke, op ons geweten drukkende fouten vertroebeld werd, weer durend hersteld. Wanneer niets ons geweten belast,wanneer ons hart ons in niets aanklaagt, treden wij stoutmoedig en vreedzaam voor God (1 Joh.3:21). Maar wij zijn nooit zonder fouten en kunnen daarom voortdurend diep berouw niet ontberen voor onze gedurige reiniging. Oprecht diep berouw leidt ons uit een afgrond van zonde, uit een hel van kwaad; het reinigt hart en geweten en brengt vrede met God. Maar daarvoor is niets ontziend, onbeperkt zelfinzicht nodig, dat op alle bijzonderheden in je zieleleven ingaat. Hieronder vallen de toetsing van je gedachten en gevoelens, het herkennen van je innerlijke verzoekingen en onreine opwellingen,het je volledig bewust zijn van verborgen slechtheid,zwakheid en gebrek aan verantwoordelijkheid – zonder je voor jezelf ook maar in het minst te verontschuldigen. Een zodanige zelfkennis brengt je zeker vooruit. Dank God daarvoor.

Alleen de Heilige Geest verleent echt zelfkennis; zonder Hem kan zelfs een zeer verstandig mens zich zelf niet op de juiste wijze herkennen of de innerlijke toestand van zijn ziel waarnemen. Wanneer Hij zijn intrek neemt in je hart, toont Hij je je innerlijke armoede,je verwijdering van God en je onverschilligheid tegenover de mensen.Je herkent je eigenbelang bij schijnbaar geheel onbaatzuchtige handelingen; grote eigenliefde, waar je die nooit had vermoed.Kortom,de Heilige Geest toont alles in het juiste licht. Uit dergelijke zelfkennis groeit een diepe innerlijke deemoed … je begint je werkelijk te houden voor de slechtste van alle mensen, je verleert te bouwen op eigen krachten en deugden en je wendt je tot God.Een dergelijke deemoed wekt een diep berouw, dat je hart reinigt.In het gezuiverde hart neemt de Heilige Geest zijn intrek en leert je het ware gebed, dat je ziel met pure vreugde vervult. Wie bij het bidden een gewoonte maakt van pijnlijk zelfonderzoek en berouw,heeft een machtig wapen in zijn hand: hij overwint de zelfgerechtigheid die hem bedreigt met betrekking tot de vruchten van zijn gebed,en ontkomt zo aan elke schade.

– 87 –

Diep berouw en verandering van gevoelens 88

 

Diep berouw en verandering van gevoelens

Echte boetedoening is een kind van het vaste vertrouwen in de onmeetbare barmhartigheid Gods, die ver boven al onze zonden uitgaat.(Vader Dorotheos)

Diep berouw leidt tot een beslissende verandering die gepaard gaat met een ommekeer in je wil, zelfverloochening, afkeer van het kwaad en ijverig streven naar het goede. Kenmerkend is de ommekeer in je wil. Je was gewend geraakt aan het kwaad en nu trek je jezelf als het ware uiteen; je had God gekwetst, nu brand je in het vuur des oordeels.

‘De berouwvolle doorleeft de pijnen van een barende en ondergaat in zijn hart helse pijnen. God verleende ons de door boete gepijnigde geest opdat deze zo diep zou doordringen “dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten” en de grondslag legt voor de nieuwe mens (Hebr.4:12). In de van berouw vervulde heerst nu eens angst en pijn, dan weer lichte hoop en troost; de verschrikkingen van de vertwijfeling wisselen af met een vast vertrouwen in Gods barmhartigheid en brengen hem in de toestand van een stervende, die echter op een nieuw leven vertrouwt. Dat is pijnlijk en heilzaam tegelijk en zo onontkoombaar,dat niemand zonder de engte van het berouw te passeren tot innerlijke reiniging komt. Je weerstaat de zonde slechts vastbesloten als je haar haat; en je haat haar pas, als je het geweldige onheil van de zonde in smartelijke zelfkennis hebt geproefd.

Onder de inwerking van de genade ontwaakt de zondaar uit zijn slaap, ziet hij zijn verdorvenheid in, ervaart hij het gevaarlijke van zijn toestand, wordt hij van vrees vervuld en begint hij zich om zijn redding te bekommeren. Daarbij laat de genade hem de volle niets-waardigheid en laagheid beleven van datgene waaraan hij zich had overgegeven.Tegelijkertijd wordt zijn hart aangeraakt door de goddelijke ordening. Boetedoening is als het ware een overeenkomst met God, dat je je leven wil veranderen. Ze schenkt je nederigheid,zelfbeschuldiging en bezorgdheid voor je innerlijk, vrij van elke andere zorg. Boetedoening reinigt het geweten en verzoent je met God door goede daden die je stelt tegenover al het slechte dat je hebt gedaan. Berouwvolle boetedoening verdraagt vrijwillig elke pijn, ja, zij beschouwt alle innerlijk en uiterlijk lijden als van nog grotere waarde. Ze brengt je er ook toe je lichaam perken te stellen.Berouwvolle boete vervult je met de diepste eerbied voor God,laat je elke dag alle fouten aan Hem bekennen. Ze laat je jezelf bewenen

– 88 –

en geeft je geen tijd naar anderen te kijken of hen te veroordelen.Toch is echte boetedoening een kind van je vaste vertrouwen in de onvergelijkelijke barmhartigheid van God, die ver boven al onze zonden uitgaat. Elk versagen is haar vreemd.

Dat is iets geheel anders dan die duistere schuldgevoelens, die de duivel in ons wakker roept om ons in wanhoop te storten. Voor het begaan van de zonde wekt de verzoeker onze begeerte en stelt de zonde als onschuldig en God als vergevend voor tot wij in de zonde vervallen. Dan onthult hij ons echter de afgrond van onze schuld,vervult ons met vrees voor God als meedogenloze rechter dezer wereld,dreigt met eeuwige verdoemenis, hult ons in vertwijfeling en drijft ons tot zelfmoord.’ (Vader Dorotheos) (Vergelijk Judas Iskariot)

‘De geest der boete reikt de mens, die zich in een afgrond van zonde bevindt zijn machtige arm en trekt hem eruit. Om wille van de boete verleent God vergeving der zonden en toegang tot Zich. Diep berouw voert zalige gevoelens naar je hart, en als je in deze toestand geraakt, treed je in gemeenschap met God en met Zijn geest.

Hierbij komt de tegenwoordigheid Gods en een levende herinnering aan de dood en aan het laatste oordeel. Daardoor neemt het berouw in het diepst van je hart toe en vervult je zie met warme ontroering. Langzamerhand doortrekt een nieuw gevoel – een fijne geestelijke godvrezendheid – je ziel. Deze godvrezendheid is een gave van de Heilige Geest. Onder haar wonderbaarlijke invloed smelten alle hartstochten weg.

Laten wij dus diep berouwvol, onbaatzuchtig, oprecht en eenvoudig bidden, in ons geloof aan God, in volledige overgave aan Zijn wil,vol vertrouwen op de wijsheid, goedheid en almachtigheid van deze wil. Laten wij niet bouwen op enig technisch hulpmiddel, noch op het grote aantal van onze gebeden, opdat wij ons niet in dwaling per abuis op ons zelf of op iets uiterlijks verlaten en in onze hoogmoed het vertrouwen op God verliezen. Laat ons niet streven naar genot en geestelijke schouw: wij zijn zondaars,geestelijk genot en geestelijke schouw onwaardig, en niet in staat die te bevatten. In aandachtig gebed willen wij onze geest op onszelf richten om onze verdorvenheid te ontdekken. Dan treden wij als blinden, lammen en doven,melaatsen en bezetenen in de geest voor onze Heer en roepen wij vanuit de armoede van onze geest, vanuit de ontsteltenis van ons hart zonder ophouden tot Hem:

“Heer, Jezus Christus, ontferm U over ons!”’ (Ignatius Brjantsjaninov)

– 89 –

Vergeving en hereniging met God 90

 

Vergeving en hereniging met God

‘Zodra de mens zijn fouten inziet, berouwt en besluit er afstand van te nemen, neemt God hem op. Deze daden zijn beslist noodzakelijk om je hart te verenigen met God. Vergeving van je zonden verleent God in het sacrament van de biecht, het kleed der kracht, het maal der vereniging biedt Hij in de communie.

De gelijkenis van de verloren zoon laat ons deze omstandigheden beleven: Hij kwam tot zichzelf, besloot zijn zondige leven te laten varen, stond op, ging naar zijn vader en sprak berouwvol:“Ik heb gezondigd.” De vader, nu, kleedde hem (met het gewaad van de rechtvaardiging en vergeving) en bereidde hem het feestmaal (de communie).’ (Theophanos de kluizenaar)

Je bent van boven tot onderen verwond, van hoofd tot voet verminkt en je keert dank zij de genade, geheeld, sterk en gezond aan alle leden, van je zonden bevrijd, terug. Wat daarbij plaats vindt kent ieder die biecht: stromen van genade vloeien van het hoofd in het hart en vervullen het met blijheid. Dat komt niet van de mens, niet van de biechtende, niet van hem die de biecht aanhoort. Het is het geheim van de Trooster en Heler…Soms hoort de biechtende een goddelijk woord in zijn hart als bevrijding en sterking voor een latere taak. De genade,die voorheen van buiten af werkte,trekt met de woorden:’ik vergeef u en verlos u’ naar binnen, lost zich op tot een eenheid met de menselijke geest en vervult hem met een vurige ijver.

‘De liefde van de Vader geeft, wat de hoop van de verloren zoon nooit had verwacht. Wat moet een zondaar meer verwachten dan volledige vergeving? Toch wordt hij gekleed in een kleed van kracht en uitgenodigd voor het avondmaal – als wezenlijke noodzaak voor de hereniging met God: de mens is weer herboren, nu behoeft hij passend voedsel om het nieuwe leven in stand te houden.Dit voedsel is het lichaam en het bloed van de Heer. Je ontvangt de communie om je innerlijk te sterken en leven te geven. Met het Avondmaal draag je Christus in je.’ (Johannes van Kroonstad)

– 90 –

3. Het leven in de wil van God 90

 

3. Het leven in de wil van God

Een leven in de wil van God is de enige weg om, met hulp van de genade, de ‘oude zondige mens’ afte leggen en je te kleden in ‘de nieuwe mens van de geest’. (Ignatius Brjantsjaninov)

De geboden van Christus zijn – zaligsprekingen.Hij beperkt de vrij-heid van Zijn discipelen niet,maar verwijst naar de zaligheid die allen

– 90 –

zoeken en wijst daarheen wegen aan. Groot is de toegezegde genade en groot zijn ook de moeiten en inspanningen om haar te veroveren:

‘Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij.’ (Matth. 16:24)

Maar de meesten menen in hun onverstand, dat zij hun eigenzinnigheid kunnen volgen en toch het eeuwige leven,deze hoogste gave,deelachtig worden.

De begenadigde geboden van Christus bevatten een leven schenkende, goddelijke kracht, die ons reinigt, vernieuwt, herstelt. Begin slechts naar het evangelie te leven, en je ervaart in je hart,je overtuigt jezelf hoe dichtbij de genade van God is. Richt al je gedachten,gevoelens, woorden en daden naar de geboden van Christus en je ziet en ervaart de werking van de goddelijke genade, je proeft onvergankelijke zaligheid, je begint God werkelijk lief te hebben en je hebt nog slechts de wens Hem geheel in je te dragen. Zonder Hem ervaar je jezelf als verloren en dan roep je van ganser harte, vanuit je diepste overtuiging tot Hem:

Heer,Jezus Christus, ontferm U over mij!?

‘Waak er voortdurend voor met gevoelen en denken in de wil van Christus, in Zijn leven schenkende geboden te leven. Slechts zo wordt de begenadigende kracht van het gebed in je actief. Een hart dat niet afgestemd wordt op de geboden van het evangelie, biedt geen ruimte voor echt gebed. Het opvolgen van de geboden is voor het gebed als de olie voor een lamp: zonder olie kan hij niet branden en gaat uit. Het gebed helpt je te verblijven voor Gods aangezicht, Zijn wil te beseffen, Zijn hulp te vragen – het opvolgen van Zijn wil maakt je ziel klaar voor het opnemen van de Heilige Geest.

De volheid van ons levenswerk bestaat erin steeds, bij alles wat wij doen of waaraan wij beginnen, met lichaam en ziel, met gedachte,woord en daad, met alle krachten te verblijven in de wil van God,met God en in God. Het is ons vergund met geheel ons verstand,met al ons gevoel te werken voor de ware, de Levende God en volgens Zijn wil en Zijn waarheid Zijn heilige geboden te vervullen.'(Nil Sorski)

‘Hij bouwt op een rots, die zijn eigenzinnigheid en zijn eigen gedachten aflegt en zijn best doet de geboden van Christus in al hun juistheid te begrijpen, daarnaar te handelen en geheel volgens het gedrag, de leer en de erfenis van onze Heer te leven. Het begin van de verlossing bestaat in het laten varen van eigen wil en gedachten en in het opvolgen van Gods wil en gedachten; dan is er op de hele wereld geen ding, geen plaats of pogen, dat daarvan af kan houden.’ (Petrus van Damascus)

– 91 –

Het opvolgen van de geboden 92

 

Het opvolgen van de geboden

De wil van God moet je met alle ijver doen, van ganser harte willen, met alle vurigheid nastreven. Want op het vervullen van Zijn wil berust al onze kracht, vreugde en zaligheid. (Johannes van Kroonstad)

Kan de mens de geboden vervullen? Ieder is daartoe in staat, die over een goede wil beschikt en op Gods hulp vertrouwt. Het staat je vrij in je verdorven toestand te blijven of te worstelen om innerlijke hervorming. Elke deugd waarvoor je je volledig inspant en waarom je vraagt, valt je ten deel als je hem nastreeft:

‘Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden.'(Matth.7:7)

‘Stel je als enig levensdoel de wil van God in alles te vervullen, in het grote en in het kleine en tracht alleen dat te doen, wat God behaagt. Lees het evangelie zo vaak je kunt, bestudeer de wil van God en laat zelfs niet de kleinste aanwijzing, het schijnbaar onbelangrijkste gebod buiten beschouwing. Begin je de geboden in het kleine te vervullen, dan vervul je ze ook in het grote. Neem je de moeite ook maar een dag volgens Gods geboden door te brengen, dan zul je in je hart ervaren hoe goed dat doet.’ (Theophanos de kluizenaar)’Vrees God en houd Zijn geboden in gedachte en daad. Dwing je jezelf ze na te leven in de geest, dan volg je ze na verloop van tijd ook op in je handelen. Want vervul je in je hart de wil van God en Zijn geboden niet, dan kun je ze ook naar buiten toe niet vervullen. De vaderen wisten, dat het gemakkelijk is bij innerlijke navolging ook alle uiterlijke deugden te vervullen en richtten daarom al hun inspanning op waakzame innerlijke aandacht.’ (Simeon de Nieuwe Theoloog)

‘Doe je werk niet alleen dan, wanneer je wilt, maar bovenal dan,wanneer je niet wilt. Dit geldt voor je dagelijkse plichten evenzeer als voor goede daden, beschouwing en gebed. Span je in het zweet van je aangezicht daarvoor in … het koninkrijk Gods wordt door inspanning verkregen, en slechts zij die er moeite voor doen zullen het winnen.'(Johannes van Kroonstad)

– 92- 

Het beoefenen van de deugden 93

Het beoefenen van de deugden

‘Vergeet nooit, dat het gebed op zichzelf niet volledig is,maar slechts in combinatie met alle deugden, die als het ware organen zijn van de ziel, die onze innerlijke structuur vormen. Pas wanneer zij tot een bepaalde graad ontwikkeld zijn, kunnen wij leven in de geest.Naarmate je ze verwerft, vervolmaakt zich ook je gebed. Er zonder brengt het gebed geen vruchten voort. De geboden van het evangelie wijzen je de weg. Het is echter niet voldoende naar buiten toe goed te doen; het gaat veeleer om de innerlijke reinheid van hart.Wat baat het je al je have en goed weg te geven, te vasten en te bidden,wanneer je hart vol boosheid blijft? Niet door ons alleen maar van het kwaad te onthouden worden wij rein, maar door het verdelgen van alle slechte innerlijke opwellingen en die te vervangen door goede.

Wie zich moeite geeft voor het Jezus-gebed,dient zich tegelijkertijd moeite te geven voor deemoed,liefde,zachtmoedigheid,geduld en alle christelijke deugden. Die alleen vormen de woonplaats van de Heilige Geest.’ (Makarios de Grote)

Wil je de gave van de Heilige Geest verwerven, houd het dan hierop:Geloof vast aan God, volg volledig Zijn wil en blijf in gebed, in het vaste vertrouwen, dat Hij je hoort en je te allen tijde helpen zal.

Dwing je daarom tot al het goede,tot al Zijn geboden, ook wanneer je daartoe niet de geringste lust voelt. Dwing je tot deemoed tegenover alle mensen, beschouw jezelf als de minste en zoek geen eer of beloning.

‘Wat het zout is voor de spijzen, is deemoed voor de deugden.Niet je daden ontsluiten de gesloten poort van je hart, maar een ontroerd hart, een ziel vol deemoed, die je hartstochten door nederigheid overwint. Deemoed wordt niet verworven door deemoedige gedachten,maar door gewillig gehoorzamen in tot deemoed stemmende gebeurtenissen en omstandigheden.’ (Theophanos de kluizenaar) ‘Het gebed vereist echter voor alles deemoed en deze verwerf je je door moeite te doen voor het houden der geboden met je eigen onvolmaaktheid voor ogen. Alleen het wapen van de deemoed doodt de hoogmoedige duivels, die tot deemoed in het geheel niet in staat zijn.’ (Makarij van Optina)

‘De lijdzaamheid zal zich niet eerder in je vestigen, dan wanneer je

– 93 –

een diep gevoel ontwikkelt, dat alles wat je overkomt, je door Gods wil overkomt… Daarmee komt ook de deemoed en de armoede van geest – en al je onrust raakt uitgeput.’ (Theophanos de kluizenaar)

Dwing je zoveel je kunt tot zachtmoedigheid,ook als je hart daartegen protesteert; tot vriendelijkheid, goedheid, medelijden,mildheid. Houd daarbij steeds het leven van Jezus Christus voor ogen en volg Zijn voorbeeld.

Houd je vooral bezig met de liefde; zij omvat alle deugd. Zij is het hoogste gebod: ‘Heb God lief met geheel je hart,met geheel je verstand,met al je kracht – en heb je naaste lief als jezelf.Heb God lief met heel je hart- ten minste zo als je je ouders en je weldoeners liefhebt en tel Zijn weldaden op in je hart;heb voorts ieder lief als jezelf,dat wil zeggen:voel met hem mee,zoals je met jezelf meevoelt en acht hem tot niets slechts in staat; wens hem toe, wat je voor jezelf wenst,doe voor hem, wat je voor jezelf doet – of doe hem tenminste niet aan, wat je jezelf niet aandoet – en je merkt welk een vrede en zaligheid je hart vervullen:

“en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem.”

(1 Joh. 4:16)’ (Johannes van Kroonstad)

‘In de geestelijke liefde voor God en de medemens ligt onze verlossing. In datgene, wat wij zonder liefde doen, heeft Christus geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. De liefde herken je aan het vervullen van de geboden.’ (Johannes Chrysostomos)

‘De liefde vervult de hele wet. Heb je naaste lief als jezelf, want als je hem liefhebt,dan heb je jezelf lief en schaad je hem,dan schaad je bovenal je eigen ziel. Dat is de ervaring. O,wijze, leven schenen de geboden van God! Hoe goed is het ze te vervullen; hoe licht is de last van Zijn geboden. De alwijsheid, almachten oneindige goedheid van de Schepper zijn bereid zich in je uit te storten,zodra je Zijn gebod – de liefde tot God en de naaste – opvolgt.’ (Johannes van Kroonstad)

‘Wie Mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft;en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door Mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren . ..Indien iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen.Wie Mij niet liefheeft bewaart Mijn woorden niet.’ (Joh. 14:21-24)

– 94 –

Wie Mijn geboden vervult, die blijft in Mijn liefde!’ Bij het opvolgen van de geboden worden wij één in de geest met Christus. Wie in het Jezus-gebed de gemeenschap met God en het inwonen van de genade van de geest afsmeekt, streve er van ganser harte naar volgens de wil van God te leven.

Nu zijn wij niet in staat uit eigen kracht de wil van God te volgen.Hijzelf zegt:

‘Ik ben de weg en de waarheid en het leven;niemand komt tot de Vader dan door Mij.’ (Joh. 14:6) en

‘Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht,want zonder Mij kunt gij niets doen.’ (Joh. 15:5)

·Laten wij ons daarom tot Hem wenden in voortdurend Jezus-gebed en smeken om de goddelijke genade van het leven naar Zijn wil:

‘Heer, Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij!’

Neem mij op in Uw karaktervormende genade. Is Hij in ons, dan is er niets dat wij niet zouden kunnen vervullen:

‘Indien gij Mij iets vraagt in Mijn naam, Ik zal het doen.’ (Joh.14:14)

‘Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veelvrucht.'(Joh.15:5)

– 95 –

V. Aanvechtingen en afdwalingen 96

1. Welke geest heerst in je? 96

 

Welke geest heerst in je?

Maak onderscheid tussen de geest die leven schenkt en de ziel dodende geest die de dood brengt in je hart. (Serafim van Sarov)

Voor vooruitgang in het geestelijk leven is je zielstoestand doorslaggevend. Want alles gaat hier om de verandering van onze natuurlijke aard. Daarom is het noodzakelijk de opwellingen van je ziel te toetsen, en te weten welke omstandigheden bevorderlijk zijn voor het gebed en welke het tenietdoen. Twee krachten werken in tegengestelde richtingen in de mens: de leven schenkende kracht van het goede en de dood brengende kracht van het kwaad. De zie is hun strijdperk. Beide zijn aan bepaalde eigenschappen te herkennen:’Wanneer er goede gedachten zijn in je ziel, wanneer je hart vrede en blijdschap voelt en je je goed voelt en het je licht te moede is,dan is de goede Heilige Geest in je; de geest van de deugdzaamheid,van geestelijke vrijheid en grootmoedigheid, van vrede en vreugde.'(Johannes van Kroonstad) ‘De goede geest maakt je bescheiden,rustig en welwillend. Hij spreekt met je over waarheid, reinheid,deemoed, eerlijkheid, rust en alle goede daden en deugden. Zijn die eigenschappen in je hart, dan is blijkbaar de bode der waarheid in je.

Wanneer daarentegen duistere gedachten en boze opwellingen opkomen in je hart en je neerslachtig bent of in opstand komt, dan is de verleider in je. Dan valt het je zwaar in de benardheid van je hart en in je verwarring God aan te roepen vanuit je hart, want de vijand houdt je ziel in boeien. De boze geest is een geest van twijfel en ongeloof, van begeerten, nood, kommer en verwarring. De boze geest maakt je hard van hart, zwartgallig en buiten zinnen.'(Serafim van Sarov)

‘Hij verduistert je geweten, verhardt je hart en vult het met zelfingenomen verblinding. Hij verstoort je innerlijke concentratie door nutteloze fantasieën, stort je in een stroom slopende gevoelens, pijnigt je door begeerten en legt je in boeien door hartstochten. Hij vervult je met brutaliteit, eigengereidheid en eigenzinnigheid. Hij jaagt je van de ene bezigheid in de andere, die goed schijnen, maar net op het juiste moment, niet op de juiste plaats en niet in de juiste mate worden gedaan. Daardoor verwart hij je ziel. Dan laat hij kleine foutjes insluipen, die onschuldig lijken. Loop je daarin,dan verleidt hij tot fouten die je als zodanig herkent, maar verontschuldigt, omdat ze maar een enkele keer gebeuren en omdat ze onder bepaalde omstandigheden geoorloofd zijn. Wie ook hiertoe vervalt,heeft zich prijsgegeven aan het kwaad. Want de duivel zal niet vanzelf ophouden je voortdurend in diezelfde richting voort te drijven.’ (Theopha-nos de kluizenaar)

Scheidt de mens zich van God, dan wijkt ook de door God verleende kracht van hem. Hij is niet meer in staat klaar te komen met zijn opwellingen,zijn lichaam en met uiterlijke omstandigheden. Hij vervalt in drukdoenerij en aan zijn begeerten, leeft geheel naar het uiterlijke en vergeet God.

Aan deze kenmerken kun je herkennen wanneer de geest van God, en wanneer de verzoeker in je is.

– 96 –

2. De hartstochten 97

 

De hartstochten

Ondeugden zijn lasten op de ziel. (Johannes Klimakos)

‘Het Jezus-gebed heeft de eigenschap de in het hart nestelende verborgen hartstochten tevoorschijn te lokken, de gevangenschap aan het licht te brengen, waarin de verzoeker ons houdt. Word daarom niet kleinmoedig en laat je ook niet in verwarring brengen, wanneer hartstochten opstijgen uit je gevallen ziel, of wanneer de tegenstander ze in je aanwakkert. Je moet ze herkennen en ertegen optreden.'(Ignatius Brjantsjaninov)

‘De de ziel schokkende hartstochten, die aan de eigenliefde ontspringen, werken door in je denken, je wil en je wensen. Wie geen acht slaat op de wetten van de geest, bekommert zich niet daarom en geeft zich er ongeremd aan over. Elke hartstocht echter, die door de mens niet vastbesloten bestreden wordt, wordt door de mens prettig gevonden en hij wordt erdoor beheerst.’ (Makarios van Egypte) De een wordt geboeid door overdreven zorgen voor zijn lichaam of door

– 97 –

de drang naar winst en bezit; de ander wordt door zinnelijke liefde geketend aan de plaats van de wellust; anderen worden slachtoffers van zwaarmoedigheid, woede, eigengereidheid of eerzucht. Elke hartstocht, die door de mens wordt gevoed, boeit hem met ijzeren ketenen, trekt hem als een loodzware last naar beneden en laat hem niet komen tot ontplooiing van zijn innerlijke krachten.Dat is de wezenlijke aard van de ondeugden: het zijn lasten op de ziel. Zij beletten ons in de geest te leven, verduisteren het gebed en maken het moeilijker.

‘De wortel van alle ondeugd is de zelfzucht, deze voedster van alle hartstochten.’ (Gregorius van Sinaï) ‘Eigenliefde gaat aan alle ondeugd vooruit.’ (Izaäk de Syriër). Aan zelfzucht of onmatige, valse eigenliefde ontspringen alle ziekelijke neigingen en begeerten, gepaard gaande met een kille en hardvochtige houding tegenover God en de medemens.

De zelfzucht vormt met de drie voornaamste ondeugden, genotzucht, winzucht en hoogmoed en met het hele leger van hartstochten de vergankelijke, uiterlijke, ‘lichamelijke’ mens of ‘de wet der zonde'(Rom. 7:23), waaruit alle ondeugd aan lichaam, ziel en geest stamt. Zeven belangrijke hartstochten bedreigen de mens: de zucht naar lichamelijk welzijn, zinnelijkheid, winzucht, kommer en zwaarmoedigheid, woede, eerzucht en hoogmoed. Zij doordringen de hele menselijke natuur.

In het lichaam heerst de zucht naar lichamelijk welzijn. Een onmatige zorg voor het lichaam verleidt je ertoe je meer te ontzien dan nodig is, je te veel te verzorgen en zinnelijke lusten te bevredigen. Op deze bodem groeit de genotzucht: luiheid, je laten gaan, zucht naar spijs en drank en ongeremde zinnelijkheid.

In de drieëenheid van de ziel – in denken, gemoed en wil – komen opwellingen op, die in strijd zijn met de geest.

In het domein van het denken heerst de geest van de tegenspraak, het alleen maar bouwen op eigen verstand, twijfelen vitzucht, aanmatiging en eigendunk.

In de sfeer van het gevoel heersen zelfzuchtige vreugden en angsten alsmede de ziel schokkende hartstochten als toorn, nijd, haat, woede en wraakzucht, eigengerechtigheid, eerzucht, verachting en veroordeling van anderen, kommer, zwaarmoedigheid en vertwijfeling.

Op het gebied van willen en wensen vinden wij eigenzinnigheid, gebrek aan gehoorzaamheid, zelfverzekerdheid en heerszucht, ondank, winzucht en hebzucht.

Een geestelijke hartstocht is de hoogmoed. Die is de bron van alle kwaad, oorsprong en toppunt van alle hartstocht. ‘Hoogmoed is afwijzen

– 98 –

van God en in opstand komen tegen Hem. Het is een uitvinding van de duivel, een onmenselijke rechter en meedogenloze veroordelaar, oorsprong van toorn en geprikkeldheid.'(Johannes Klimakos) De hoogmoedige stelt zichzelf – zijn oordeel, gevoelens en wil – boven al het andere, stelt het eigen ik in de plaats van God en dient zichzelf.

In de ontwakende geest zelf ontstaan verderfelijke neigingen, die zich tegen het nieuwe geestelijke leven verzetten. In plaats van te komen tot innerlijke concentratie en inkeer, geraakt de mens buiten zich zelf en verliest zich in uiterlijkheden. Valt echter met het verlies van innerlijke concentratie het bewustzijn weg, dan verliest men ook alle levensactiviteit. Je verliest je bewustzijn van de geestelijke wereld en vervalt in vergetelheid. In plaats van godvrezendheid en van het gevoel van innerlijke afhankelijkheid van Hem ontstaat gebrek aan eerbied, godvergetenheid en onverschilligheid tegenover al het geestelijke, gepaard gaande met gevoelloosheid en verstening van het hart; in plaats van berouw ontstaat eigengerechtigheid;in plaats van ijver verkilling en laksheid; in plaats van overgave in de wil van God eigenzinnigheid.

Dat is het leger der zonde, dat in onszelf elk ogenblik in opstand komt tegen ons geestelijk leven, gereed om het uit te doven. Overvalt een van deze neigingen ons bewustzijn en onze vrijheid, dan begint de bron van ons geestelijk leven af te nemen of zij droogt op.

Al deze verderfelijke neigingen worden voortdurend door hun verwekker,’deze wereld’ (als wet van deze zijde), en de boze geesten onderhouden.’Deze wereld’ is, in haar personen, gewoonten en daden een wereld van belichaamde begeerten. En zij trekt ieder naar zich toe dank zij diens eigen overeenkomstige begeerten. Bovendien trekt zij aan door het begrip ‘algemene erkenning’ of veroorzaakt zij angst door het vreselijke gevoel van verlatenheid of ‘algemene minachting’.

‘De boze geesten, deze bronnen van elke ondeugd, doen alle hartstocht in lichaam en ziel ontvlammen. Toch is er onder de zonden iets, dat zij alleen voortbrengen: godslastering, twijfel en ongeloof, buitengewone walging, niet te stillen zinnelijkheid, dodelijke, blijvende haat, allerlei verblinding en vertwijfeling.’ (Theophanos de kluizenaar)

‘Niemand weet, dat het kwaad de ware oorzaak is van zonden en hartstochten. Als gedachtemacht en wezen van Satan werkt de zonde heimelijk in op het verstand van de mens en strijdt tegen hem door middel van gedachten die hij voor zijn eigen houdt. Zij grijpt door voorstellingen en aardse wensen de harten en vult ze met de duisternis van onkunde, vergeten en verblinding. De aanvechtingen van het kwaad verduisteren het heerlijke denken aan God en richten het op zonden en hartstochten. Daardoor wordt het hart in vlam gezet en aan iets gebonden. Ten slotte volgen wens en wil de begeerte en de zonde wordt volbracht.’ (Makarios van Egypte)

Daarom is het voor het leven in gebed beslist noodzakelijk elke aanvechting afzonderlijk te kennen en de eigen zieleroerselen evenals alle invloeden van buitenaf met zorg te bewaken.

‘Leef in God en stel niets boven Hem, dat is het doel. Is de zich met al haar krachten en gevoelens gekeerd naar God,dan is zij licht,blij en vredig. Naarmate het gevoel en de aandacht zich afwenden van God,wordt zij verduisterd. Sterker dan gedachten verduistert het meegesleept worden door gevoelens, vooral door langdurige banden van hartstocht. Het allermeest verduistert een zondige daad.’ (Makarios van Egypte)

– 99 –

3. De verzoekingen 100

 

De verzoekingen (naar Theophanos de kluizenaar)

De mens sterft voor God en leeft voor zichzelf. (Makarios de Grote)

Van God afgekeerd, beschouwt de mens zichzelf als doel. Dat gebeurt alleen al hierdoor, dat afvalligheid van God, die de Volheid is, de mens stort in zijn eigen leegte als in een bodemloze afgrond, hem voortdurend met een onbestemde, onlesbare dorst vervult. Deze drijft hem ertoe een leven lang in het zweet zijns aanschijns achter schijnwaarden aan te jagen, die zijn gehele aandacht, zijn gehele hart binden.

De leegte van het bewustzijn, dat de Ene Zijnde is vergeten, wekt nieuwsgierigheid, een drang naar veelweterij, informatie en onderzoek.

Niet vervulde wil, die het bezit van de Enige heeft verloren, doet talrijke begeerten ontvlammen, winzucht, drang naar rijkdom en macht om alles te hebben volgens je wil.

De leegheid van het hart, dat het genot van de Al-ene heeft verloren, wekt de genotzucht, de dorst naar velerlei genoegens en zaken om het gevoel te bevredigen. In plaats van zich te bekommeren om een verlossing leeft de mens in een wilde dans van velerlei zorgen en genot. Door veelweterij, winzicht en genotzucht verstrikt de duivel ons in eindeloze plannen en de uitvoering daarvan. Hij heeft slechts deze ene zorg: hart, wil en bewustzijn van de mens af te leiden van God en die hartstochtelijk en uitsluitend aan iets anders te binden. Niet alleen lage hartstochten, ook kunst, wetenschap en techniek, beroep en gezellige omgang kunnen tot afgoden worden, die ons in hun macht houden en niet tot bezinning laten komen.

Het is daarom noodzakelijk de natuurlijke aard van de mens en haar voortdurende aanvechtingen te kennen om ertegen op te treden. Deze aanvechtingen richten zich tegen de drie belangrijkste krachten van de mensenziel: het denken, de gevoelswereld en de aard van de wil.

De afdwalingen van het denken zijn hersenschimmen die ons – vooral tijdens het gebed bedreigen en afleiden. Waakzame aandacht doorziet ze. Aanvechtingen van het gevoelsleven liggen in onze hartstochten, die het hart afleiden van het gebed en meesleuren. Nuchterheid werkt hiertegen. Verzoekingen van de wil komen voort uit zelfzuchtige begeerten en eigenzinnigheid. Ze worden bestreden door een leven van deemoed en volgens de wil van God. Wie achteloos leeft, vervalt gemakkelijk tot deze drie soorten verzoekingen, die het bewustzijn vervullen met loze zorgen en onnodige of venijnige vermoedens, de gevoelens binden aan verstrooiing en zinnelijkheid en de wil door eerzucht aanzetten tot rusteloosheid. Gevolgen daarvan zijn verkilling van het hart en afstomping van het geweten, of ook waanvoorstellingen en verblinding. Ze leiden tot innerlijke leegte, zwaarmoedigheid en eindigen vaak met vertwijfeling. Alle aanvechtingen dringen via voorstellingen of zogenaamde ‘hersenschimmen’ in het menselijke bewustzijn, groeien uit tot hartstochten en trachten ons hart aan zich te binden.

– 100 –

Aanvechtingen door hersenschimmen 101

 

Aanvechtingen door hersenschimmen (naar Theophanos de kluizenaar)

Aan de boze is toegestaan de kracht van het denken van de mens te verzoeken en haar dag en nacht te verontrusten. Valt het bewustzijn, dan valt alles. (Simeon de Nieuwe Theoloog)

Leer vrije gedachten te onderscheiden van willekeurig optredende hersenschimmen. De gedachte staat het woord na. Denken is een natuurlijke bezigheid van ons verstand, die wij in vrijheid verrichten.Door beschouwend denken verdiepen wij ons in het kennen van de wereld om ons heen en van ons eigen wezen en lossen wij de vragen van het persoonlijke en maatschappelijke leven op. Deze bezigheid noemen wij ‘denkwerk’. Dit behoort even noodzakelijk tot de

– 101 –

structuur van onze ziel als voelen en willen.

Iets anders zijn onwillekeurige voorstellingen en hersenschimmen. Deze zijn niet van onze vrije wil afhankelijk; ze duiken willekeurig op in ons bewustzijn als voorstelling, beeld, vermoeden, plan, wens, herinnering enzovoort. De leraren in het geestelijke leven raden aan ze af te wijzen, ongeacht of ze goed of kwaad zijn, daar de vrije geest van de mens zich niet moet blootstellen aan de macht van willekeurig in zijn bewustzijn opkomende beelden. Meestal zijn wij de slaven van dergelijke voorstellingen. Ze dringen met geweld ons bewustzijn binnen, hinderen de helderheid, zuiverheid, continuïteit, kracht en vruchtbaarheid van ons denken en storen onze innerlijke concentratie door allerlei onnodige, lege of prikkelende inhouden (zoals beledigende gesprekken, zinnelijke ontmoetingen, indrukken van de straat, zorgen van alledag, plannen, niet vervulde plichten enz.). Zij alle dringen stormachtig, als uit een hoorn des overvloeds op je aan,als je begint te bidden. In je hart veroorzaken zij onrust, wellust of ergernis; je gebed is gestoord. Je maakt het zo snel mogelijk af om aan je plicht te voldoen en over te gaan tot iets zogenaamd gewichtigs. Waardoor komt dat? Door gebrek aan discipline en concentratievermogen gepaard met onvermogen om je denken vast te leggen op een bepaalde inhoud. Verder komt het voort uit die demonische macht, die er op talloze manieren op uit is ons bewustzijn te verontreinigen, het van de geest te scheiden en geheel in haar macht te krijgen.

Daarnaast heeft elk mens bijzondere, hem eigen hersenschimmen of voorstellingen, waaronder hij lijdt en waarvan hij zich door generlei eigen inspanning kan bevrijden. De meeste mensen vermoeden zelfs niet dat er zulke hersenschimmen zijn en weten nog minder hoe zij te bestrijden zijn. De geestelijk ervarenen geven daarover opheldering en leren je je zieleleven met scherpziende blik te bewaken. Dit alles leer je inzien, wanneer je geleerd hebt jezelf te doorzien. Let op de voorstellingen die je hebt, op gedachten die je bijzonder opjagen, op stemmingen en toestanden die altijd in je aanwezig zijn of dagen en uren duren. Dat alles dient je als aanwijzing van wat er in je leeft. Bestrijd deze indringers.

Eén omstandigheid verlicht de strijd: hersenschimmen komen niet plotseling met al hun macht over ons, maar nemen ons langzaam in bezit naarmate wij eraan toegeven. Ze tasten en voelen hoe de bodem van onze ziel is en omspinnen ons geheel, als zij geen tegenstand ontmoeten. Wijzen wij uit onkunde of onoplettendheid de hersenschimmen niet bij hun eerste optreden terug, dan wordt het keer op keer moeilijker hen de baas te worden.

– 102 –

De gradatie van de verzoekingen 103

 

De gradatie van de verzoekingen (naar Nil Sorski)

Verzoekingen door hersenschimmen werken in volgens een bepaalde volgorde: eerst verschijnt in ons bewustzijn de eenvoudige voorstelling van een gedachte of een voorwerp de aanslag; wordt deze opgenomen, dan treden wij ermee in een bepaalde betrekking, stemmen toe,gaan er een band mee aan en worden door de voorstelling geboeid; ze neemt bezit van ons en maakt ons ten slotte slaaf van onze hartstocht.

Het eerste stadium van de verzoeking wordt gevormd door de aanslag: in ons bewustzijn treedt zonder opzet, buiten onze wil – door indrukken van buiten of innerlijke voorstellingen – een inhoud op (bijvoorbeeld een man die we gisteren tegenkwamen; een gedachte die bij ons opkwam; een ingeving om dit of dat te doen). Zo fluistert de verzoeker de Heer zelf in: ‘zeg dan, dat deze stenen broden worden’. (Matth. 4:3) De aanslag verdient op zich zelf lof noch blaam, want hij is niet afhankelijk van onszelf. Wijzen wij hem direct af, dan is dat het einde van de hele verzoeking.

Wie de hersenschim opneemt, ermee in betrekking treedt, er nader naar gaat kijken, houdt haar uit vrije wil vast in zijn bewustzijn en stemt ermee in. Hij laat dus een aangewaaide voorstelling een plaats innemen in zijn binnenste zonder haar af te wijzen (bijvoorbeeld de man zei iets – het hersenspinsel vult aan: dat deed hij zeker met de bedoeling te krenken).

Wie instemming met de optredende voorstelling laat groeien, begint ervan te genieten, ervaart haar als zijn egen en is bereid haar te volgen;hij verbindt zich er als het ware mee (bijvoorbeeld: ‘deze krenking laat ik mij niet welgevallen en ik zal haar drievoudig vergelden.’)Nu ontstaat er een stroom van wraakvoorstellingen.

Wie in deze toestand van geboeidheid is geraakt,wordt onwillekeurig gedwongen door een bepaalde voorstelling aangetrokken.Het hersenspinsel neemt opdringerig bezit van zijn hart, versmelt daarmee tot een eenheid, blijft erin hangen en verstoort zijn goede toestand. Ook het denken wordt als door een storm meegesleurd en door prikkelende gedachten belegerd. Het komt niet meer tot kalme helderheid. Dit gebeurt vooral wanneer je je erg druk maakt en bij vele nutteloze gesprekken (een dergelijke geboeidheid verleidt bijvoorbeeld tot overdreven bitterheid tegen een – vermeende-vijand, tot overtrokken afschuw en dergelijke). Wanneer de geboeidheid als gewoonte plaats vindt in de ziel en als het ware het karakter van de ziel vormt, komt men tot de hoogste graad van bezetenheid,

 – 103 –

de hartstocht. Hartstocht is een voortdurend genieten van hartstochtelijke voorstellingen, die zich lange tijd in de ziel hebben genesteld, door veelvuldige wensdromen zijn versterkt en door gewoonte tot onze natuur werden. In deze toestand geraakt de mens deels door achteloosheid,deels willekeurig, wanneer hij zich voortdurend overgeeft aan zijn geboeidheid. Hierbij werken voortdurend hartstochtelijke voorstellingen, die hij in zijn binnenste heeft gekoesterd,opwindend en verontrustend op hem in en laten hem niet tot rust komen. De verzoeker roept doorlopend voorstellingen van bepaalde personen en zaken in hem wakker, die de hartstocht voeden en drijft hem ertoe deze heftig, boven alles te haten of te begeren, tot hij er als een slaaf afhankelijk van is. Hier neemt het kwaad bezit van de mens en wakkert in zijn binnenste een verterend vuur aan,dat het hart vergiftigt en verwoestend uitbreekt naar buiten.

‘Zo volgt – wetmatig – het ene stadium van de verzoeking op het andere. De een of andere voorstelling dringt in onze ziel, een voorwerp boeit onze aandacht,trekt ons aan;wij laten ons erdoor meeslepen, ijlen haar na – en vergeten onze hoofdtaak: het werk voor ons heil en gemeenschap met God. Dikwijls,doorlopend, zijn wij de verliezers.Vooral doordat wij dit proces niet kennen, niet weten hoe hersenspinsels ons tot hartstochten drijven; doordat wij niet weten hoe daar tegenop te treden.’ (Nil Sorski)

‘Zolang ons denken verblijft in ons hoofd, is het blootgesteld aan de voortdurende aanval van hersenspinsels. Als een zwerm muggen komen zij erop af en storen zijn innerlijke concentratie. Het denken meent weliswaar vanuit het hoofd alles in de ziel te besturen, maar het snelt achter de voorstellingen aan. Ondertussen gaat het onbewaakte hart zijn eigen wegen en vervalt tot zorgen en hartstochten;ten slotte vergeet ook het denken zichzelf en volgt het hart, dat sterker is. Uit dit avontuur komt nauwelijks iemand als overwinnaar te voorschijn. Alleen diep berouw vanuit ons hart kan ons daaruit bevrijden.’ (Theophanos de kluizenaar)

Dringt iets zich zo opdringerig in ons bewustzijn en stemt onze zelfzucht daarmee in, dan ontwaken in ons binnenste hartstochtelijke gevoelens en wensen. Je overweegt de wens te vervullen, je zoekt naar passende middelen en besluit ze toe te passen. Daarmee is de zaak innerlijk al gebeurd. Nu wordt ze bij gelegenheid in daden omgezet en de zonde, met al haar gevolgen, wordt volbracht.

De genade trekt zich terug en je valt ten slachtoffer aan de tegenstander.

Zolang de ziel geen hartstocht voedt, is zij voor de duivel niet toegankelijk. Is zij licht, dan is hij zelfs niet in staat haar te aanschouwen. Geeft zij echter toe aan de opwellingen van de hartstocht,dan verduistert zij en kan de duivel haar zien. Dan dringt hij in haar binnen en begint in haar met zijn werk. Duisternis, rusteloosheid, een zware last, volgen op elke zonde, elke ondeugd.

Reik je zwakheid niet de hand. Dwing je tot waakzaamheid, spreek het Jezus-gebed uit en zoek geestelijke hulp. Die zal komen.

– 104 –

Verzoeking door mensen 105

 

Verzoeking door mensen

Is de duivel niet in staat je innerlijk te verleiden,dan begint hij je

van buitenaf te bedreigen door middel van mensen, die in zijn handen geraakt zijn. Bereid je voor op leed en verwacht moeilijkheden. Nu eens word je benaderd door vleierij, dan weer door verwijten, kwaadsprekerij en moeilijkheden van allerlei aard. Hierbij is het van belang te doorzien wie de storm aanwakkert en alles moedig te verdragen: vijandschap tegen bepaalde mensen verandert in vijandschap tegen de boze, die achter deze mensen staat en ze aanspoort. Komen er dingen die je bedroeven of ergeren, wend je dan tot God en laat het kwaad niet bij je binnen. Gelukt dit niet, zwijg dan ten minste, tot je je kunt beheersen. Spreek dan rustig en vriendelijk tegen de ander, maak hem geen verwijten en herinner hem niet aan het jou aangedane onrecht. Bid alleen maar voortdurend tot God de indrukken van de boze in je hart te compenseren, zo spoedig mogelijk,liever vandaag dan morgen. Dan ben je zuiver voor God,die de mens stap voor stap leidt door reinigende zorgen. Zonder smart is het moeilijk je farizeese eigengerechtigheid te overwinnen. De kracht aanvechtingen te verdragen is een maat voor je innerlijke rijpheid. Je kunt daaraan gemakkelijk zien op welke trede van rijpheid je staat. Word je gekrenkt en blijf je je leven lang wrokken, wees er dan zeker van dat je nog niet eens begonnen bent aan je innerlijke weg. Wordt je gekwetst en heb je de belediging na een jaar bijgelegd, dan sta je op de onderste trede van het werken aan je innerlijk. Hoe verder je komt, des te sneller ben je in staat beledigingen bij te leggen: na een maand, na een week of na een dag. Maar hoe gedraagt zich iemand die het licht heeft ontvangen? Hij ziet de pijl van de krenking op zich afkomen – en hij dekt zich met de naam van God, als met een schild. De krenking stuit op hem af en laat zelfs geen schrammetje achter. Ben je zo ver, dan mag je je als een gevorderde beschouwen.

Verlies nooit het belangrijkste uit het oog: God laat deze verzoekingen toe, zij het om je op de proef te stellen of om je geestelijke krachten tot rijpheid te brengen. Neem dus de verzoeking rustig op je en verdraag haar gelaten, zonder haat tegen degeen die je beledigt. Denk hieraan: metaalertsen gaan in de smeltoven om van de slakken gescheiden te worden. Zo word ook jij omgesmolten om tot grotere zuiverheid te komen. Verdraag alles zonder je innerlijke rust en je liefde voor God te laten vertroebelen, en roep Hem aan om hulp tot de verzoeker is geweken. Want die is machteloos tegenover God.

– 105 –

Verzoeking door de boze 106

 

Verzoeking door de boze

Alle hartstochtelijke opwellingen zouden niet zo vreselijk zijn,als zij niet elk ogenblik door de hen verwekkende demonen zouden worden opgevat en onmetelijk versterkt. Deze bronnen van het kwaad werken in op de hun verwante hartstochtelijke aard van de mens en zijn de werkelijke oorzaak van alle verleiding. Zij wekken het ware kwaad: verduistering van het bewustzijn, gepaard gaande met het vergeten van God, verblinding en bovenal het vlammende vuur van zinnelijke hartstocht of dodelijke haat. Deze alle verheffen zich tegen de nieuwe mens.

Mislukt aan de duivel de aanvechting door middel van hartstochten of door middel van mensen, dan begint hij door zijn eigen persoon te werken en bouwt allerlei begoochelingen op, deels van vreselijke, deels van verleidelijke aard. Blijf je standvastig, dan trekt hij zich een tijdje terug en gaat van verre na, waar jouw zwakheden hem een nieuwe toegang bieden. Dan begint het spel opnieuw, tot aan de dood en nog verder.

– 106 –

4. De verkilling 106

 

De verkilling

Bind je hart aan niets behalve aan God (Theophanos de kluizenaar)

Het verwijlen met God is niet van ons afhankelijk. God zelf zoekt de ziel op en verleent haar bewegelijkheid en innerlijke warmte.Wijkt God van haar, dan wordt zij leeg en verarmt; het ligt niet in haar macht Hem terug te halen.

Maar God gaat heen om de ziel op de proef te stellen of om haar te straffen voor de een of andere innerlijke fout. Stelt Hij de ziel op de proef, dan keert Hij op haar aanroep spoedig terug; verlaat Hij haar echter als straf, dan laat Hij lang op zich wachten tot de ziel

– 106 –

haar fouten heeft erkend,berouwd en geboet.

Vaak treedt ook verkilling op, als je je hevig hebt ingespannen met bidden, lezen en denken aan God en de ziel eindelijk rust en een onderbreking van haar ingespannen bezigheid nodig heeft. Deze toestand moet je aanvaarden, hij gaat voorbij. Blijvende verkilling treedt alleen op als je bestendig in hartstochten leeft en in je zonden volhardt.

‘Verkilling is een bittere en gevaarlijke toestand. Haar oorsprong zijn vaak duidelijke zonden of onware gedachten, kwalijke gevoelens en neigingen. Voor alles verkilt het hart en droogt het gebed op door nodeloos gezwets, drukdoenerij en het maken van veel zorgen, verstrooiing, zelfzucht en hartstochtelijke opwellingen: door onmatig eten en drinken, door zinnelijkheid, door het veroordelen van anderen en vooral door hoogmoed en eigendunk. Wie zijn fouten niet opmerkt, is reeds in een duivelse toestand: de duivel ziet en berouwt zijn zonden nooit. De mens echter berouwt in deemoed en daarom heeft God hem lief.’ (Anatoly van Optina)

‘Ga bij elke verkilling na of je hart ergens hartstochtelijk aan gehecht is, of je tot eigendunk vervallen bent en meer denkt te zijn dan anderen; of, of je in ijdel vertrouwen op jezelf alleen door eigen middelen zoekt naar volmaaktheid. Dit zijn vaak voorkomende oorzaken van verkilling. Zodra je vertrouwen ook maar een beetje afwijkt van God, gaat alles verkeerd. Dan trekt God zich terug en zegt: “Bijf bij datgene waarop je vertrouwt”. Gewoonlijk wordt de verkilling voorafgegaan door de een of andere binding van het hart. Zodra hart of verstand zich hartstochtelijk aan iets bindt, is de inkeer verstoord. Dan is het noodzakelijk het hart daarvan los te maken en een gevoelen van afschuw ertegen op te wekken. Want elke hartstochtelijke binding aan mensen en dingen scheidt ons van God.

Beijver je daarom voor je heil en probeer aan verkilling te ontkomen; deze begint met vergeten. Je vergeet de weldaden van God, Hem-zelf, de eigen verlossing, het gevaar zonder God te blijven,je vergeet ook de dood; het hele gebied van de geest sluit zich af. Als dat alles is vergeten, dan koelt het hart af en droogt het gevoel voor het geestelijke op. AIs gevolg daarvan worden de geestelijke bezigheden eerst verminderd en ten slotte volledig opgegeven. Je vervalt tot ongevoeligheid, onoplettendheid en lichtzinnigheid; je vergeet God, de dood en het oordeel en dient slechts je eigen lusten. Dat is een leeg leven.’ (Theophanos de kluizenaar)

– 107 –

5. Waan en verblinding 108

 

Waan en verblinding

Oorzaak van verblinding is de eigendunk. (Johannes Klimakos)

Alle mensen verkeren in een toestand van verblinding, die voort komt uit hun eigendunk. Wij zijn daartoe zozeer geneigd,omdat elke zelfverblinding vleiend is voor ons gevoel van eigenwaarde,onze eerzucht en onze hoogmoed.

De verzoeker steunt op deze toestand van zelfverblinding, tracht ons te bedriegen, doet onze hartstochten opbruisen, wakkert onze eerzucht en onze genotzucht aan en probeert ons te brengen tot de bevrediging daarvan.

De verblinding werkt allereerst in op ons verstand; wanneer zij zonder tegenspraak wordt aanvaard, misvormt zij de gedachtengang en de normale neigingen van ons hart, neemt zij geheel bezit van ons en uit zich tot in onze daden toe.

Vooral vormt de verblinding een bedreiging voor ieder die zich inspant met betrekking tot de deugden en speciaal de hoogste daarvan, het gebed. Want hier gebruikt de verzoeker elke list om de omhoog strevende in zijn vangnet te houden.

Vooral die gebedsbeoefenaars, die in eigendunk direct begeren naar de hogere stadia van het gebed en die door het toepassen van uiterlijke mechanismen streven naar geestelijke ervaringen, vervallen tot verblinding in plaats van zich te beijveren voor het opvolgen van Gods geboden en deemoedig voor Hem te staan. Want waakzame oplettendheid gepaard gaande met diep berouw en deemoed zijn de diepste grond en het doel van het gebed.

– 108 –

Wat brengt het gebed in gevaar? 108

 

Wat brengt het gebed in gevaar?

Vrees het meest een hoge dunk van jezelf. (Theophanos de kluizenaar)

De afdwalingen bij het Jezus-gebed zijn ervan afhankelijk waar je aandacht is. Wie in zijn hoofd bij God verblijft, kan zich niet concentreren;hij moet voortdurend strijden tegen een stroom van gedachten en opwellende hartstochten. Wie zich in zijn hart bevindt is buiten gevaar; nog veiliger is hij die in diep berouw, met veel pijn streeft naar God en bidt om bescherming tegen de verblinding.

In het gebed sta je voor God, de Stichter van je hart. Veroorloof je nooit Hem te verzoeken en je lichtvaardig, zonder eerbied, in twijfel

– 108 –

of ongelovige nieuwsgierigheid te zetten aan het Jezus-gebed. Bid met aandacht, met eerbied en innerlijke inspanning, als een verlorene, die redding behoeft in levensgevaar, welke alleen door God wordt verleend.

Steun nooit alleen op uiterlijke regels of op de techniek van het gebed.Wie er genoegen mee neemt deze ‘nauwkeurig in acht te nemen’valt gemakkelijk ten prooi aan zelfvoldaanheid en zet als de Farizeeër een hoge borst op voor zichzelf en voor anderen. Maar daarmee verliest zijn gebed alle waarde voor God.

‘Denk hieraan: De regels en de techniek voor het verrichten van het gebed zijn slechts de noodzakelijke steigers. Het bouwwerk zelf echter wordt daartussen opgericht in je hart. Richt al je aandacht op je hart.’ (Theophanos de kluizenaar) Verricht het Jezus-gebed in rust en deemoed. Waak er met zorg voor nooit driftig, onmatig,te ijveren voor het innerlijke gebed des harten. Het is onmogelijk, verderfelijk, het geestelijke gebed te willen afdwingen door het overspannen van gevoelens in lichaam en ziel.

‘God verleent het op Zijn tijd – niet aan een hoogmoedig ijveraar met lichaam en ziel – maar aan hem die geestelijk de diepste deemoed en berouw ervaart, die gepaard gaan met gepast, gestadig, ijverig bidden.’ (Starets Agapij van Walaam) Wordt het Jezus-gebed in deemoed verricht, dan neemt het zijn intrek; zodra echter het denken de eigendunk volgt, laat het het gebed voor wat het is of vervalt het in verblinding. De ervaren gebedsbeoefenaars waarschuwen scherp voor de verderfelijke gevolgen daarvan:’Waartoe zoek je voortijdig naar de hogere toestanden van het gebed, waarom beijver je je ervoor door het uiterlijke mechanisme van de ademhaling de ruimte van je hart te ontsluiten en de werking van de genade te ontvangen? Daarmee geef je alleen maar blijk van je hoogmoed, die je van alle ware vruchten berooft.’ (Ignatius Brjantsjaninov) ‘Van weinig nut zijn geestelijke genietingen zonder pijn en leed. Doe je gebed en let vooral op je fouten en zwakheden, die zo talrijk zijn als de zandkorrels aan de zee, en lijd daaronder. Alleen naar mate van je deemoed komt je de genade van God nabij.’ (Starets Makarij van Optina) Hieruit volgt duidelijk, dat het een uiterst verderfelijke vermetelheid is, te vroeg te zoeken naar de ruimte van het hart, ofwel de genade van God; dat is strijdig met de ordening van het gebed zelf. Even arrogant, ja onzinnig, is het voor de beginner technische hulpmiddelen te gebruiken, die de ervaren gebedsbeoefenaars geven voor gevorderden.

Houd je aan de gebedsordening en zet stap voor stap. Zo bedwing je geleidelijk je hartstochten, beperk je de invloed van de verzoeking en geraak je, met behulp van Gods genade, uit je toestand van zelfverblinding en onvrijheid en bereik je waarheid en vrijheid.

– 109 –

De verblinding van het denken 110

 

De verblinding van het denken

Verblinding is de benadeling van de mens door leugens. (Ignatius Brjantsjaninov)

‘Alle soorten van verblinding worden veroorzaakt door een verkeerd gebruik van het denken. Voorwaarde ervoor is hoogmoed. Menselijke hoogmoed als zelfverblinding biedt de verzoeker een comfortabel verblijf en hij doet er nog zijn begoocheling bij. Eigenwaan bedreigt elke hoogmoedige, die zelfverzekerd streeft naar bovenzinnelijke, transcendente ervaringen.

In het gebed dient de mens oplettend en nuchter zijn zieleleven te bewaken, zijn bewustzijn en zijn vrijheid te wenden tot God,berouwvol voor Hem te staan. Elk willekeurig fantaseren en dromen moet je achterwege laten en alle onwillekeurig in het bewustzijn opwellende voorstellingen of beelden moet je streng terugwijzen. Want voorstellingen en hersenschimmen verontrusten de ziel, doen hartstochten opvlammen en verontreinigen het gebed.

Beelden en gezichten verleiden de onrijpe tot waanvoorstellingen en verblinding: vóór zijn herstel door middel van de Heilige Geest is de mens onrein; in deze toestand is hij niet in staat met reine, heilige geesten (engelen) om te gaan. Hij bevindt zich nog – als gevangene – in het gebied van gevallen geesten (duivels) en kan – voor zover hij tot schouwen komt – hen alleen waarnemen. Merken zij zijn hoge dunk van zichzelf, dan verschijnen zij hem als lichte engelen, ja als de Heer zelf, en verblinden zijn ziel.’ (Ignatius Brjantsjaninov) Zo eist dan ook de wet van de geest, dat je, voordat je ziel gelouterd is, al het bovenzinnelijke, transcendentale vermijdt, daar dit je noodzakelijkerwijs slechts brengt binnen het bereik van gevallen geesten en van de verblinding.

De hoogmoedige houdt zich niet aan deze wet van de geest en neemt binnengeslopen bedriegelijke hersenspinsels en hem vleiende beschouwingen graag als waarheid aan. Door gebrek aan eerbied en uit eigendunk houdt hij zichzelf, ook zonder voorbereiding, uitverkoren voor de hogere stadia van het gebed, beijvert zich voor het uiterlijke mechanisme van het gebed en dringt met zijn denken door tot het binnenste van zijn hart terwijl dit denken door hartstocht verontreinigd is en nog niet door de Heilige Geest is vernieuwd. Niet

– 110 –

in staat iets geestelijks waar te nemen, verzint dit onreine denken als vervanging voor het echte schouwen zonder het te merken beelden die het zelf bevallen, bedriegt zichzelf en komt onder de invloed van de leugen en van de verzoeker.

‘De meest voorkomende en gevaarlijkste variëteit van dergelijke gebeden bestaat erin, dat je gedurende het bidden jezelf bepaalde beelden uit de Heilige Schrift voorschildert, die de eigen zelfingenomenheid, ijdelheid, vermeende wijsheid of de hoogmoed vleien. Wie zich dergelijke verleidelijke beelden schildert en daarbij dank zij zijn fantasie zichzelf betrekt en zich daarvoor open stelt,houdt ze noodzakelijkerwijs voor de werking van de goddelijke genade. Hij raakt buiten zichzelf, zijn voorstelling gaat werkelijk voor hem leven. Hij goochelt zich een schouwen voor ogen, dat voortkomt uit zijn ongelouterde geest en geen werkelijkheid heeft. De verzoeker maakt gebruik van deze zelfverblinding en voert haar door vleiende gedachten en beelden op tot duivelse verblinding.

Een waanzinnige hoogmoed doet zich gelden. De mens is, vol eigengereidheid en blind zelfvertrouwen, onwankelbaar overtuigd van zichzelf en van de waarheid van zijn gedachten en van wat hij ziet. Hij houdt zich voor begenadigd, uitverkoren, maakt zich bovenmate druk – is volkomen hardleers, wil anderen beleren en vervalt daarnaast onbevreesd tot elke ondeugd.

Tijdens dit leugenachtige genieten, dat door de duivelse verblinding wordt ingegeven, komen ogenblikken van ontwaken. De bitterheid en vertwijfeling van deze ogenblikken zijn vreselijk. Ze worden mettertijd sterker en leiden vaak tot waanzin of eindigen met zelfmoord.'(Ignatius Brjantsjaninov)

‘Wijs, om verblinding te ontgaan, alle opkomende voorstellingen,beelden en gezichten af, want dromen, fantasieën en sterke ontroeringen van je ziel bedreigen je gebed en verwarren je ziel. Slechts zij,die dank zij de Heilige Geest de volkomenheid van het bewustzijn bereiken, zijn in staat ze te beheersen.’ (Nil Sorski)

– 111 –

Zelfbedrog van het gemoed 111

Zelfbedrog van het gemoed

Wie zich inbeeldt begenadigd te zijn zal nooit genade deelachtig worden. (Ignatius Brjantsjaninov)

Een ongezond zieleleven leidt tot afhankelijkheid van eigen ‘meningen’ of tot eigenwaan. Het hoogmoedige hart wordt vervuld van een zinloze begeerte naar het genieten van heilige, goddelijke, geestelijke

– 111 –

ervaringen, waartoe het in het geheel niet in staat is. In plaats van in gebed te streven naar pijnlijke zelfkennis, die alleen noodzakelijk is,ijvert het onreine hart ervoor goddelijke zaligheid te proeven; liefde voor God, genot en verzaliging te voelen. In je pogingen,dergelijke gevoelens van ‘de nieuw geboren mens’ op te wekken, waartoe je door de hartstochtelijkheid van je hart niet in staat bent, vervang je dan je hart door zelfverzonnen, leugenachtige gevoelens,waarmee dan inwerking van de verzoeker gepaard gaat. Een dergelijke persoon heeft een hoge mening van zichzelf en meent ten onrechte vele deugden,  ja zelfs gaven van de Heilige Geest te bezitten. Als slachtoffer van verblinding is hij verhit, verkeert hij door de toestand waarin hij verkeert in een verzaligde roes, verzint hij voortdurend vermeende geestelijke toestanden en zwelgt daarin. Dat komt voort uit een verfijnde genotzucht en eerzucht, die zijn bloed doen koken, hem een begenadigde toestand voortoveren en een duivelse arrogantie opwekken.

Hoewel de hierdoor getroffenen meestal aan woedeaanvallen of zinnelijkheid onderhevig zijn, of slechts met moeite -op grond van hun hoogmoed – grove zonden mijden, houden zij zichzelf voor ethisch hoogstaande mensen.

Wie echter ten onrechte meent zonder hartstochten te zijn, zal zich nooit van hartstochten reinigen; wie zich inbeeldt de genade te bezitten, wordt haar nooit deelachtig. Kortom, wie zich geestelijke gaven toeschrijft, zichzelf daarmee vleit en geniet van deze ‘mening’, sluit daarmee de toegang tot de Geest af. Hij vernietigt in zichzelf elke mogelijkheid om in de geest te leven, daar hij de waarheid ten offer laat vallen aan de waan.

Deze vorm van verblinding stelt zich tevreden met het verzinnen van vermeende begenadigde gevoelens ter vervanging van de echte. Daaruit komen vaIse voorstellingen van alle geestelijke bezigheden, onware begrippen van al het innerlijke en uiterlijke voort. Tot de verblinden zegt de Heer: ‘Zo dan.. . zal Ik u uit Mijn mond spuwen.Omdat gij zegt: ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte.’ (Openb.3:16-17)

– 112 –

Kentekenen van verblinding 113

Kentekenen van verblinding

Begenadiging geeft deemoed. Verblinding voedt zelfingenomenheid en hoogmoed. (Johannes van Kroonsad)

‘Inwerkingen van de genade zijn gemakkelijk van de verblinding te onderscheiden. Verblinding benadert je nooit als een onbeperkte macht, maar altijd als verleidster, die je begrip zoekt en pas daardoor macht over je krijgt. Altijd kun je haar afwijzen. Altijd treedt haar eerst de twijfel van je hart tegemoet; pas wie haar geheel in handen is gevallen twijfelt niet meer aan haar. Nooit vermindert verblinding het koken van het bloed, nooit leidt zij tot zelfkennis en berouw, nooit maakt zij je klein voor jezelf. Integendeel: zij wekt wensdromen, prikkelt het bloed, brengt kieskeurige, onreine genotzucht,vleit, blaast je op in eigendunk en stelt het eigen ik als afgod in je ziel.'(Ignatius Brjantsjaninov)

‘Ook zijn begenadigde gedachten, zieleroerselen of het schouwen van bijvoorbeeld warmte, licht of engelen duidelijk vana die van de verblinding te onderscheiden. Begenadigde opwellingen vervullen steeds met de diepste deemoed, de pijnlijkste zelfkennis en armoede van de geest. Begenadigde visioenen verschijnen in een stil licht en geven de ziel diepe rust.Opwellingen van de verblinding vergroten daarentegen de hoogmoed. Haar visioenen verschijnen in een ‘roodachtig licht’, wekken begeerten op, verhitten en scheppen onrust en verwarring. Vaak wordt de innerlijke warmte die het gebed begeleidt een aanleiding tot verblinding. Er is een natuurlijke warmte die een gevolg is van innerlijke concentratie in je hart; vervolgens een begenadigde warmte, die je met zaligheid en innerlijk welbehagen vervult. Maar er is ook een lichamelijke verhitting ten gevolge van een onmatig ijveren in het gebed. De verblinding berust er dan op,dat je de optredende verhitting, de natuurlijke warmte, houdt voor een geestelijke begenadigde warmte en dat je tot een hogere dunk van jezelf vervalt – als had je reeds alles bereikt en stond je aan het eindpunt van volmaaktheid. De lichamelijke verhitting verschilt door haar vruchten van de geestelijke warmte. Vruchten van de lichamelijke verhitting zijn eigendunk, onmatig zelfvertrouwen, aanmatiging of hoogmoed. Vruchten van geestelijke warmte voor God zijn daarentegen diep berouw, deemoed en pijnlijk zelfinzicht.'(Ignatius Brjantsjaninov)

‘Wie de geestelijke warmte alleen maar tracht te behouden vanwege de zaligheid die zij veroorzaakt, ontwikkelt geestelijke genotzucht. De waakzamen streven ernaar deze prettige toestand snel door te

– 113 –

komen en alleen in diep berouw voor God te blijven. De onechte mystici echter, richten al hun aandacht op deze warmte, rusten erin als in een warm hulsel, houden de zalige toestand vast en zinken erin weg als in de leegte. Laat je door die innerlijke prettige gevoelens niet verleiden. Zonder het kruis zijn ze wankel en gevaarlijk.

Zoals hoogmoed de oorzaak is van verblinding, zo is deemoed – als tegengestelde deugd – daartegen een betrouwbare bescherming. Deemoed is het vergaan van alle hartstochten.’ (Johannes Klimakos)’Maar waar de hartstochten zijn bedwongen, daar wijkt ook de verblinding. Want die komt voort uit hartstochtelijke eigendunk. Voor de deemoedige wijkt de duivel, want hij kan de deemoed van het diepe berouw niet verdragen.’ (Gregorius van Sinaï)

Roepen wij God aan, dan hebben wij niets te vrezen of te twijfelen. Wie in deemoed en gehoorzaamheid ten overstaan van God Hem zoekt, zelfingenomenheid en aanmatiging mijdt, die kan ook door het hele leger der duivelen niet worden geschaad. Zelfverzekerden en eigenzinnigen, die alleen op zichzelf bouwen, vallen noodzakelijkerwijs ten slachtoffer aan elke verblinding en zelfverblinding.

– 114 –

VI. De strijd tegen afdwalingen en hartstochten 115

1. De wet van de innerlijke strijd 115

 

VI. De strijd tegen afdwalingen en hartstochten

1. De wet van de innerlijke strijd

Niet hij is rein, die het kwaad niet kent, maar hij, die er voortdurend tegen strijdt. (Izaäk de Syriër)

‘Ben je vast besloten je eigenzinnigheid te laten varen en de wil van God te volgen, houd je dan vanaf het begin gereed voor een harde strijd. In je binnenste zullen talloze begeerten opkomen en elk van je krachten zal zijn eisen stellen zonder te vragen naar Gods wil. Terwille van je doel moet je al je begeerten temmen, je steeds tegen elk kwaad verzetten en je dwingen tot alle goeds. Steeds moet je strijden tegen jezelf en tegen alles wat je eigenzinnigheid, je wensen en begeerten in stand houdt. Dit gevecht met de vijand in je binnenste is de zwaarste strijd van alle. Je moet leren het kwaad in je hart te lijf te gaan, bij vele nederlagen en overwinningen de verzoeker te weerstaan en in je geest te streven naar God. Daarom is ook het overwinnen en doden van je eigen eigenzinnige begeerten de heerlijkste van alle overwinningen.’ (Starets Nikodim)

‘Oorsprong en voorwaarde van alle innerlijke overwinningen is de ommekeer van je wil, gepaard gaande met overgave aan God. Als belangrijkste geestelijke kracht in de strijd is hier vereist afschuw voor begeerten, zonder welke de vijand zonder strijd de overwinning behaalt. Ons innerlijk – de geest – staat in het brandpunt van deze strijd. Eigen bewustzijn en roeping hebben tot het goede besloten en verafschuwen, ondersteund door de genade,elke eigen begeerte en slechte neiging. Juist hierop berust de ommekeer. Belangrijke wapenen zijn hierbij innerlijke concentratie en zelfinzicht, gecombineerd met een onbeperkt veroordelen van eigen fouten en zwakheden en een onverzettelijke weerstand tegen zondige voorstellingen, gewoonten en lusten. De begeerten van hun kant trachten juist de

– 115 –

geest, het bewustzijn en de vrijheid aan zich te onderwerpen. Zolang onze eigen beslissing aan de kant van het goede staat, behoort de overwinning – ook bij sterke verleidingen – ons. Maar hij hangt niet alleen van onszelf af; onze geest is slechts één steunpunt in de strijd. De zegevierende, alle hartstochten vernietigende macht is de genade van God. Door middel van ons bewustzijn en onze eigen besluiten vernietigt zij het slechte in ons en bouwt zij het goede op. De hoogmoedigen wanen ten onrechte, dat zij uit eigen kracht hartstochtelijke opwellingen overwinnen. De vrijheid van de mens gaat slechts zover, dat hij afstand neemt van de zonde, maar niet dat hij – zonder God – de hartstochten verdelgt.’ (Theophanos de kluizenaar)

Hieruit volgt een wet voor de strijd: Strijd met alle kracht, maar bouw niet op jezelf, maar op de Levende God.

Zonder hulp van de genade ben je niet in staat ook maar één hartstocht of begeerte te overwinnen; bid daarom voortdurend om Christus’ hulp. Daartoe kwam Hij op aarde, stierf Hij en stond Hij uit de doden op, om ons te bevrijden van de dwang van zonde en hartstocht,om onze ziel te reinigen, om ons door middel van de Heilige Geest in het goede te sterken, ons standvastig te maken en rust te geven. Roep, evenals je elk ogenblik zondigt, ook elk ogenblik de Verlosser aan – en je zult verlost worden. Juist daarvoor kwam Hij, om onze ziel te hervormen, te verlichten en wezenlijk te vernieuwen, haar op te doen gaan in de Heilige Geest – haar een nieuw bewustzijn, nieuwe ogen en oren, een nieuwe geestelijke taal te verlenen.

‘Wie werkelijk streeft naar God, biede Hem al zijn liefde aan, binde zijn gehele wil aan Hem…, dwinge zich tot alle goeds, tot liefde, en als hij geen liefde bezit, tot zachtmoedigheid en barmhartigheid. Verder dwinge hij zich ertoe niemand te veroordelen en alle achteloosheid en minachting zonder wrevel te verdragen. Hij dwinge zich tot gebed. Ziet God, hoe je je best doet en je tegen je zin bedwingt, dan verleent Hij je het ware gebed, de ware liefde en goedheid en vervult je met de vruchten van de geest.’ (Johannes van Kroonstad)

– 116 –

2. De onzichtbare strijd 116

 

2. De onzichtbare strijd

Je moet, in beginsel, alle onwillekeurig opkomende gedachten afwijzen om er niet door beheerst te worden. (Theophanos de kluizenaar)

De onzichtbare strijd richt zich tegen alle hersenspinsels en hartstochtelijke opwellingen die bij ons opkomen. Hij strekt zich uit

– 116 –

vanaf het eerste optreden van een voorstelling, begeerte of hartstocht tot het verdwijnen ervan en het geheel uitwissen van hun sporen. Zijn algemene trekken zijn gemakkelijk te schetsen. Er bestaan regels voor het gedrag vóór het gevecht, voor het gevecht zelf en voor de tijd na het gevecht.

‘Vóór de strijd is het van belang je uit te rusten met de nodige voorstellingen tegen optredende verleidingen. Hier zijn oplettendheid en een scherp onderscheidingsvermogen noodzakelijk.Je waakzaamheid richt zich naar binnen. In het bewustzijn van Gods tegenwoordigheid waakt zij over alle opwellingen die je hart binnenkomen en daarvan uitgaan en staat zij niet toe dat het gevoel en de begeerte je handelen bepalen. Het scherpe onderscheidingsvermogen laat je elke morgen gevaarlijke omstandigheden en zieleroerselen van te voren zien en bereidt de nodige ideeën voor voor het afweren ervan.Bij elk gevecht is er een leidende gedachte nodig die duidelijk onderscheid maakt tussen goed en kwaad. Deze richtlijn maakt je enthousiast, verheft je boven jezelf en versterkt de stimulans om alle verzoeking te weerstaan1.’ (Theophanos de kluizenaar)

Wie de innerlijke strijd wil aanbinden, moet rekening houden met de wetten van de strijd en met het hele gebied van de aanvechtingen om ze volgens alle regelen der kunst te kunnen bestrijden.

Het gebied van de strijd bestrijkt jezelf; ook je betrekkingen tot je omgeving behoren tot zijn werkingssfeer: immers de zonde hecht zich in je hart, je levenscentrum, en beïnvloedt van daaruit je ziel en je lichaam in al hun gevoelens; vervolgens dringt zij door in al je uiterlijke betrekkingen, verhult zich in je hele omgeving en voedt zich daaraan. Daardoor wekken personen, dingen en omstandigheden gemakkelijk je oude zondige gedachten, gewoonten en gevoelens weer op. Een verstandig strijder moet zowel naar buiten als naar binnen optreden tegen de zonde.

Naar buiten toe is het noodzakelijk je gedrag te veranderen,je leven te ordenen, je tijd op verantwoorde wijze in te delen, alles te doen,wat het goede dient en na te laten, wat begeerten opwekt. Daarmee scherm je je naar buiten af tegen de zonde.

Voor de innerlijke strijd is inzicht in de gevallen mens en eigen pijnlijk zelfinzicht onontbeerlijk. Je moet rekening houden met de aard van de hartstocht als zodanig en met het karakter van je eigen begeerten om er bewust en doelgericht tegen te kunnen optreden.Daarbij moet je een bepaalde volgorde aanhouden: Eerst moet je de belangrijkste algemene hartstochten-genotzucht, winzucht en hoogmoed te lijf gaan en daarom de onthouding, vrijgevigheid en zelfkritiek beoefenen. (Vgl. Warsonufij en Johannes,Philokaleia)

– 117 –

Vervolgens treed je op tegen je eigen belangrijkste ondeugd. Deze verbergt en ondersteunt de andere. Pas wanneer zij verzwakt en overwonnen is, worden andere hartstochten grijpbaar.

Hieruit vloeit ook de orde van goede daden voort. Treed eerst op tegen je belangrijkste hartstocht, daarna tegen andere op de voorgrond tredende ondeugden. Ten slotte tegen alle andere, zo dikwijls ze bij je opkomen. Dit geldt als we. Daarbij moet je vastbesloten,zonder ophouden optreden en je inspanningen geleidelijk vergroten tot je de vrucht hebt bereikt. Zo wordt in je innerlijk ook steun en voedsel ontrukt aan de zonde en wordt deze steeds zwakker. Dan zal je gevecht minder tegen begeerten en hartstochten gaan en meer tegen hersenschimmen of andere voorstellingen die zich juist nu tegen je nieuwe levensordening gaan richten.

– 118 –

Het afweren van hersenspinsels 118

 

Het afweren van hersenspinsels (volgens Nil Sorski)

Elke verzoeking komt op ons af in de vorm van onwillekeurige gedachten of voorstellingen, die als ‘hersenschimmen’ ons bewustzijn binnendringen. We nemen ze op, schenken er aandacht aan, laten ons erdoor meeslepen en beginnen ze te volgen. Onze belangrijkste taak echter, de gemeenschap met God en het werken voor ons heil,wordt onwillekeurig vergeten. Wij zijn zo zwak, verstrooid,onoplettend, dat elk zuchtje van dergelijke hersenschimmen ons meevoert:we wervelen van vroeg tot laat rond en zondigen voortdurend. Wat moet je doen om je uit deze ongetwijfeld verderfelijke toestand los te maken?

Wees ervan overtuigd en maak je bewust, dat onze onkunde er de schuld van is, dat hersenspinsels ons tot hartstochten drijven;dat het ons ontbreekt aan de lust en het vermogen ze te bestrijden en te overwinnen; dat wij onze bestemming vergeten zijn en niet weten wat wij tegenover de hersenschimmen moeten stellen. Daarom is kennis van al deze zieleroerselen en van de middelen voor hun bestrijding onontbeerlijk voor de onzichtbare strijd. Zij alleen helpen je aan de overwinning.

De beste, zekerste bestrijding is hersenschimmen direct bij hun eerste optreden af te kappen als door de houw van een zwaard. Wie hun eerste aanval weerstaat, heeft in één keer alle volgende opwellingen afgeweerd.

Heb je verzuimd de eerste aanval af te slaan, heb je de vijand toegelaten en wekt hij reeds hartstochten op, doe dan je best daar goede

– 118 –

gedachten tegenover te stellen. Geniet je al van de binnengedrongen voorstellingen en volg je ze op, dan helpt je alleen maar onmiddellijk berouw en gebed. Ben je reeds zo geboeid door de hersenschimmen, dat zij tegen je zin je bewustzijn tot slechte gedachten brengen en je ziel in opwinding brengen, dan is grote inspanning nodig – en Gods hulp – om je daaruit te bevrijden: door gewoonte wordt de hartstocht je zozeer tot natuur, dat je haar volgt zonder tegenstand te bieden. Hier is harde, ingespannen strijd nodig en een bijzondere hulp van de genade om afstand te nemen van de zonde. (Vgl. Johannes Klimakos, De hemelladder 15,75) Voor alles echter moet je bij hardnekkige opdringerige voorstellingen nooit verzuimen in gebed Gods hulp in te roepen. Niemand roept Hem tevergeefs aan.

Je moet de vijand vervolgen tot ook het laatste spoortje van zijn werking is tenietgedaan. Anders draagt elke gedachte, die als zaad van het kwade in je hart is achtergebleven, een boze vrucht.

Wil je je hersenspinsels weerstaan? Richt dan al je aandacht hierop,dat je met je bewustzijn in je hart voor God staat, dat je je hart bewaakt en alle voorstellingen bij hun eerste optreden afwijst.

Denk echter niet, dat je het uit eigen kracht met hen klaarspeelt,want ze zijn sluwer dan jij. Ze doen vaak alsof ze overwonnen zijn en vellen je des te zekerder in je hoogmoed. Alleen tegen je warm gebed en de naam van Christus kunnen zij geen ogenblik stand houden. Het wijze gebed des harten verbrandt de boze als vuur. Deze zal trachten het je als zinloos voor te stellen. Maar als je blijft volharden in de kracht van je gebed, dan helpt het je de hersenspinsels reeds in hun kiem te overwinnen. Je moet ze direct bij hun eerste optreden duidelijk doorzien en ze met woede bejegenen, en vervolgens met al je kracht het gebed voortzetten. Tegenover het gebed gesteld, verliezen zij hun macht en vergaan ze als rook en wind.

– 119 –

De strijd tegen hartstochtelijke opwellingen 119

 

De strijd tegen hartstochtelijke opwellingen

Doel van de strijd is de hartstochten te verdrijven en zo de daaraan tegengestelde deugden te ontwikkelen. (Theophanos de kluizenaar)

Elke keer als je een beginnende hartstochtelijke gedachte voelt opwellen of opmerkt en je naar geweten moet beslissen tussen je hartstochtelijke begeerte en de wil van God, moet je je ervan bewust worden, dat het elkaars vijanden zijn. Het is een grote fout alles wat in ons opwelt te houden voor iets natuurlijks en het te verdedigen.

– 119 –

Je moet al het slechte met zorg scheiden van je eigen ik. Herken hartstochtelijke opwellingen als vijanden, geef dit bewustzijn door aan je gevoel en ontwikkel er een vastbesloten afwerende houding tegen. Dat is het meest betrouwbare middel om ze te verdrijven. Want zij blijven slechts in je ziel vanwege hun plezierige kanten. Wijs ze af, en ze zullen vergaan.

Daarbij geldt, dat je elke opwelling van hartstocht in je denken, je gevoelens en je wil moet bestrijden:

– Bied in je gedachten vastbesloten tegenstand aan elk hartstochtelijk begeren, geef daaraan niet in het geringste toe; stoot het door energieke wilsinspanning van je af;

– haast je tegelijkertijd uit het diepst van je ziel tegenzin en afschuw te voelen tegen dergelijke opwellingen,als waren het vijanden die je meesleuren in het verderf;

– roep Gods almachtige hulp in om je in het goede te sterken, want zonder Hem zijn wij tot niets in staat;

– handel tegen je begeerte in; zo overwin je door eigen activiteit de vijand, want dit ligt in de aard van deze zaak.

Terwijl wij handelden volgens onze hartstochten, doordrong de hartstocht ons gehele wezen; zij prentte elk van onze krachten een eigen deeltje levende,werkzame hartstocht in en nu zijn deze krachten daardoor zo doordrongen als een spons door water. Om deze hartstocht er weer uit te persen zijn er vele in tegengestelde richting werkende handelingen nodig, die van hun kant de krachten doordringen en ten slotte alle hartstochten verdringen.Op de juiste manier toegepast, is dit een machtig middel.

De gedachtenstrijd verdrijft de hartstochten uit het bewustzijn,maar zij blijven leven. Handelen en voelen in tegengestelde richting treft direct de kop van de slang. Beide gezamenlijk treffen de hartstocht zowel van binnen als van buiten en bannen haar snel uit.

Een voorbeeld: Iemand heeft je gekrenkt en onvrede, ergernis en wraakgedachten komen in je op. Begrijp dan, dat deze je mee willen sleuren in het kwaad en bestrijd ze:

– Bied tegenstand: laat je ergernis ophouden, laat haar niet dieper doordringen en sta jezelf in elk geval niet toe er in gedachten mee in te stemmen alsof zij gerechtvaardigd was. Daardoor wordt zij weliswaar afgewezen, maar ze blijft loeren op een nieuwe kans om aan te vallen.

– Ontwikkel tegenzin tegen je ergernis, richt je woede ertegen, als tegen een vijand die je verderf beoogt. Dat is een harde slag voor haar, zij wijkt terug, maar verdwijnt niet.

– 120 –

– Roep de naam Gods tegen haar aan en houd daarmee niet op tot ook haar laatste sporen zijn verdelgd en er weer vrede heerst in je ziel.

– Bewijs nu degene die je gekrenkt heeft een vriendelijkheid, in plaats van wraak, zeg een goed woord tegen hem, help hem zoveel je kunt. Deze wijze van handelen doodt elke woede in je hart. Tegelijkertijd word je zachtmoedig en verkrijg je op dezelfde manier elke andere deugd, die het tegenovergestelde is van de desbetreffende hartstocht.

– Doe ten slotte moeite voor een instelling, die nieuwe opwellingen van woede, van gekrenkte gevoelens en wraak onmogelijk maakt: acht jezelf elke krenking waard; maak je klaar haar te verdragen en aanvaard haar met vreugde als een heilzaam geneesmiddel. Zo werk je aan je innerlijk en verander je al je natuurlijke gebreken tot deugden.

Het is de bedoeling de hartstocht uit te bannen, die, als zij met de krachten van onze natuurlijke aard is vergroeid, daarmee als in een chemische verbinding is verenigd. De middelen voor deze verwijdering zijn dienovereenkomstig: om de gebonden kracht vrij te maken uit de gedwongen verbinding, moeten wij haar met een derde kracht in aanraking brengen, die sterker met onze natuur verwant is. Deze – met onze natuur verwante – sterke kracht is de kracht van de Heilige Geest. Om haar werkzaam te maken moeten wij de vurige ijver ontwikkelen om al het goede te doen en ons tegen al het slechte vastbesloten te weer te stellen. Hierbij gaat alles erom de hartstocht in al haar schakeringen uit te drijven en de natuurlijke reinheid van de mens te herstellen, zodat de goddelijke genade naar mate van de reiniging van binnenuit langzamerhand het ene deel van het lichaam na het andere doordringt.

– 121 –

Fasen van de strijd 121

Fasen van de strijd

Gedurende de innerlijke strijd worden verschillende fasen doorgemaakt, die lopen van toegeven zonder tegenstand tot verzet en die ten slotte leiden tot het uitdelgen van de hartstocht die opwelt.Hierover zegt Vader Dorotheos:

‘Zoals de ervaring leert worden wij steeds weer verontrust door gedachten, woede of zinnelijkheid en deze verontrusting begint in woorden of gedachten, door vergeten of onwetendheid, willekeurig of onwillekeurig. Onze innerlijke toestand bepaalt hier ons gedrag. Velen volgen zonder verzet te bieden de bij hen opkomende hartstochtelijke

– 121 –

opwellingen, die hen in verschillende mate aangrijpen. De een hoort een kwetsend woord en antwoordt onmiddellijk met vijf of tien boze woorden, is vijandig, opgewonden,en zelfs wanneer de opwinding voorbij is, ergert hij zich nog voortdurend omdat hij nog niet veel meer heeft geantwoord en verzint hij in zijn binnenste nog kwetsender antwoorden voor later, kookt van woede en koestert de vijandschap zijn leven lang. De toestand van boosheid wordt hier tot gewoonte. Anderen ergeren zich en reageren precies zo, maar – al naar het stadium van hun gevoeligheid voor hartstocht – komen zij na maanden, weken, dagen of uren tot bezinning en zien af van hun wrok. Weer anderen vlammen kort op en komen onmiddellijk weer tot rust. Zij allen bevinden zich in een helse toestand en ondergaan, zolang de hartstocht in hen aanhoudt, een helse kwelling. Moge God ons daarvoor behoeden! Zij zijn helemaal niet van plan zich aan de geboden te houden, bekommeren zich er niet om of zij staan of vallen en menen ten onrechte dat tegenwoordig iedereen het slachtoffer is van dergelijke minder belangrijke aanvechtingen. Zij mijden grove zonden als moord, gifmengerij en onbeteugelde seksualiteit en menen ten onrechte dat zij daardoor al goed zijn. Voor hen gelden de woorden: Het is beter te vallen en weer op te staan, dan in eigenwaan te menen dat je staat.

Anderen doen er moeite voor de geboden te vervullen en zich te verzetten tegen opkomende hartstochten. Maar de omstandigheden brengen hen ertoe er tegen hun zin aan toe te geven; te krenken of gekrenkt te geraken. Ook hier zijn er verschillende stadia van gedrag.

De een wordt gekrenkt en lijdt eronder, maar niet vanwege de krenking, doch omdat hij de krenking niet gelijkmoedig heeft verdragen;de tweede doet zijn best in geduld, maar wordt ten slotte toch meegesleurd; de derde wil weliswaar geen kwaad met kwaad vergelden, maar wordt door de macht der gewoonte daartoe verleid; de vierde is wel in staat niets kwaads te antwoorden, maar hij lijdt onder de hem aangedane krenking en maakt zich daar verwijten over; de vijfde lijdt weliswaar niet onder de krenking, maar is er ook niet blij onder. Zij allen verzetten zich tegen de hartstocht en strijden ertegen uit vrije wil. Maar alle kwaad dat de ziel niet wil, is niet van lange duur. Zij overwinnen en worden overwonnen, zij vallen en staan weer op en oefenen zich zo in de innerlijke strijd. Treden zij in gebed voor God, dan beginnen zij zichzelf te veroordelen, streven vol berouw naar Hem en vragen in het Jezus-gebed van ganser harte om vergiffenis en hulp, dat zij niet weer tot dezelfde zonden zullen vervallen.

– 122 –

Zij leggen een goede basis voor hun heil.

Ook zijn er mensen, die de hartstocht uitbannen. Hierbij worden eveneens verschillende stadia doorlopen: Velen zijn, daar zij hopen op beloning, verheugd over een krenking die hun is aangedaan en dus onverstandig. Anderen verheugen zich over de krenking en verdragen die geduldig, omdat zij menen er zelf de aanleiding toe te hebben gegeven. Dat is verstandig. Gevorderden echter verheugen zich niet alleen over de krenking en beschouwen zichzelf als schuldig,maar zij betreuren tegelijkertijd de verwarring van degene die hen heeft gekrenkt.Moge God ons deze instelling geven!’

– 123 –

Terugblik op de strijd 123

 

Terugblik op de strijd

Bekijk achteraf het gehele verloop van de strijd, wat er de oorzaak van was, wat haar vooral verhevigde en wat haar beëindigde. Dat maakt toekomstige overwinningen aanmerkelijk gemakkelijker en je doet geestelijke wijsheid en ervaring op. Vertel niemand van je overwinning – dat windt de vijand hevig op en ontkracht jezelf – wegens de hoogmoed waaraan je dan niet ontkomt.

Word je overwonnen, wees dan berouwvol, maar vlucht niet halsstarrig voor God, maar haast je je hart tot berouw te brengen. Het is onmogelijk nooit te vallen, maar wel mogelijk, ja noodzakelijk,weer op te staan. In plaats van te vervallen tot dadenloze zwaarmoedigheid is het veel beter daaruit de lering te trekken van deemoed en omzichtigheid en je te vermannen tot een nieuw gevecht. Verdelg je de zonde niet door berouw, dan wordt zij sterker in je en trekt je onontkoombaar naar beneden; dan wordt het steeds moeilijker haar te lijf te gaan.

Ervaring zal je alles leren wat je nodig hebt, wanneer je slechts de vaste wil hebt jezelf te overwinnen. Hoe vast beslotener je optreedt tegen de hartstochten en je jezelf geen slechte gedachte – laat staan een begeerte of de bevrediging daarvan – toestaat, maar steeds de tegengestelde gevoelens wakker roept, des te sneller kom je tot reinheid van denken – gezuiverd van hersenspinsels -, tot reinheid van hart – gezuiverd van hartstochten -, tot reinheid van wil – vrij van begeerten. Daarmee betreed je het gebied van de gelijkmoedigheid,zonder hartstochten. Je innerlijk vangt nu als een schone spiegel de dingen des geestes op.

– 123 –

3. Het Jezus-gebed in de strijd 124

 

3. Het Jezus-gebed in de strijd

Neem het zwaard van de geest, het woord van God, in ontvangst en draag het op je lippen, in je denken en in je gevoelens, en zeg zonder ophouden: ‘Heer, Jezus Christus, ontferm U over mij.'(Izaäk de Syriër)

Zonden en hartstochten zijn als het ware kwalen – maar God zegt:’ Roep Mij in je lijden, opdat Ik je kom bevrijden’. Niets helpt hier zo als je tot God te wenden in het Jezus-gebed.

‘Streef je ernaar je gedachten van kwalijke voorstellingen te reinigen en hartstochtelijke opwellingen te overwinnen, houd je dan aan het Jezus-gebed: je ontkomt eraan door waakzaam op te letten of je reinigt je door pijnlijk zelfinzicht en diep berouw voor God. Evenals het onmogelijk is te leven zonder spijs en drank, is het ook onmogelijk zonder waakzame oplettendheid en gebed iets geestelijks te bereiken en je van hersenschimmen en hartstochtelijke opwellingen te bevrijden. Gedachten die zich tegen onze zin in ons hart hebben gedrongen en zich daar hebben gevestigd, kunnen slechts door het Jezus-gebed uit de diepten van ons hart worden verdreven. Wie moeite doet voor de onzichtbare strijd, dient tegelijkertijd moeite te doen voor het gebed. Met behulp van het Jezus-gebed – en alleen met behulp daarvan – maar niet door eigen inspanning alleen overwin je alle hersenspinsels. Evenmin als de zon kan stralen zonder licht,kan het hart zich reinigen van het kwaad van verderfelijke voorstellingen zonder de naam van Jezus Christus.’ (Hesychios van Jeruzalem) Dit is een onontkoombare wet van de geest.

Laat gedurende het gebed je bewustzijn zwijgen tegenover alle voorstellingen en vat ook schijnbaar goede gedachten niet op: het binnenlaten daarvan opent ook voor slechte gedachten de deur. Blijf aandachtig, ijverig en geduldig bij het Jezus-gebed.Als je niet zonder hersenspinsels kunt bidden, word dan niet kleinmoedig,maar bid rustig verder en roep Christus aan. Want zonder Gods hulp is niemand in staat zijn denken rein te houden. Laat je daarom niet in verwarring brengen en wees niet bang. Schenk helemaal geen aandacht aan je hersenspinsels, maar bid onverdroten tot ze verdwijnen. Blijven zij dan nog steeds bij je opkomen, sta er dan tegen op en bid tegen deze voorstellingen zelf; ga dan standvastig door met het Jezus-gebed en spreek het, wanneer de voorstellingen blijven aandringen, kalm, met kracht en geduldig uit. Roep de hulp van God in en probeer ondanks alle afleiding het gebed voort te zetten.

Het is vooral nodig het Jezus-gebed hardop uit te spreken,wanneer

– 124 –

seksuele begeerten of woede sterk komen opzetten, wanneer het bloed kookt, het hart zijn rust heeft verloren en het bewustzijn gaat wankelen. Dan zijn de machten der duisternis dichtbij de ziel. Horen zij de machtige naam van Christus, dan worden zij onzeker en zijn bereid de ziel te verlaten.

Beoefen je gebed tot je hart erdoor verwarmt en een dialoog met God ontstaat. Dan heb je je zielerust spoedig hervonden.De boze geesten verdragen de warmte niet die het gebed in je hart verwekt en vluchten, want God is een vuur dat alle kwaad verteert.

Komt je denken tot rust en bevrijdt het zich uit zijn gevangenschap,dan kun je het Jezus-gebed weer in stilte in je hart verrichten.

‘Meen niet iets geestelijks te kunnen bereiken zonder de naam van Jezus Christus aan te roepen tegen elke slechte opwelling; er is in de hemel en ook op aarde geen sterker wapen dan Hij.’ (Johannes Chrysostomos) Iedereen kan dit effectieve wapen gebruiken. Wie moeite doet voor vooruitgang en innerlijke hervorming zou vanaf het begin – ook als hartstochtelijk mens – het gebed moeten beoefenen vanuit zijn hart. Want elke beginner is in staat dit gebed met aandacht en begrip te verrichten en zijn hart en zijn verstand te zuiveren door de bewoordingen van de tekst. Maar deze kunst der kunsten leidt alleen maar tot succes, als de bidder waakt over zijn binnenste en bereid is te strijden tegen zijn hartstochten.

‘Voor hartstochtelijke mensen blijft het Jezus-gebed slechts dan verboden, als zij bij hun hartstochten blijven en niet willen strijden tegen hun begeerten. Zolang de hartstocht werkt, zouden zij er niet aan moeten beginnen: wie het Jezus-gebed verricht zonder afstand te nemen van ondeugden die zijn geweten belasten, kan zijn verstand verliezen. In zijn binnenste ontstaat een diepe tweespalt, die alle rust uit zijn hart verdrijft.’ (Theophanos de kluizenaar)

Wie bewust en uit vrije wil aan de kant van de hartstocht staat, is door en door hartstochtelijk en staat tegenover God. Wie echter bewust reinheid nastreeft, ook als hem hartstochten overvallen, is God welkom, want hij tracht Gods wil en niet zijn eigen begeerten te volgen. Wie zich verzet tegen de hartstocht, ertegen strijdt, haar niet wil volgen, die mag en moet het Jezus-gebed leren, want door berouw en gebed reinigt men zich dank zij de genade van Christus:

‘Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’ (1 Joh.1:8-9)

– 125 –

De zondige ziel wordt – zonder het zich bewust te zijn – door het kwaad omgeven als door een muur, door duisternis aan banden gelegd en is – blind als zij is – niet in staat tot bidden op de juiste manier; begint zij zich echter tot God te wenden en bidt zij waakzaam overeenkomstig haar krachten, dan maakt de kracht van het gebed geleidelijk haar boeien los. Niets anders kan haar uit haar duisternis bevrijden. Daarbij merkt zij, dat er in het hart een onzichtbare strijd plaatsvindt, een verzet tegen de hersenspinsels van de boze.

Let vooral op een zuiver en waakzaam gebed, want op dit moment probeert de vijand steeds heviger je te verstrikken in woede of opwellende hartstochten. De duivel is ook uiterst jaloers op de biddende en probeert met allerlei listen zijn denken van het gebed af te leiden; hij wekt allerlei herinneringen op, verwekt lichamelijke lusten en brengt alle hartstochten gezamenlijk in beroering, alleen maar om op de een of andere manier het gebed te onderbreken. Gelukt hem dat bij een geconcentreerd gebed niet, dan wijkt hij en wacht om de biddende later des te verbitterder aan te vallen, door zijn woede op te wekken of hem door hartstochten te verduisteren. Daarom moet ieder, die deze moeite doet in zijn gebed, steeds dergelijke aanvechtingen verwachten en waakzaam behoeden wat hij reeds verworven heeft. Bewaak je verstand met de meest ingespannen aandacht; zodra je een onwillekeurig opkomende gedachte opmerkt, moet je haar weerspreken en je haasten Christus aan té roepen om Zijn hulp. Zodra je Hem aanroept, zal Hij in Zijn goedheid spreken en zeggen: ‘Ik ben bij je en bescherm je.’ Maar jij moet verder waken over je denken, ook nadat de vijanden verdreven zijn. Spoedig rollen nieuwe golven van verzoeking op je af, groter dan de eerste, zodat de ziel erin dreigt te verdrinken. Maar opnieuw helpt de Heer, zodra je Hem aanroept en doet de storm bedaren.

Nooit mag de biddende zelf menen iets bijzonders of zelfs verdienstelijks te doen, want pijnlijk zelfinzicht, diep berouw en de bede om genade zijn de hele zin van zijn gebed. Zo worden dezelfde aanvechtingen voor de een tot heil, voor de ander verderfelijk. De een leert daardoor zijn zwakheden kennen en ontwikkelt diep berouw, dat hem reinigt. De ander wordt door zijn driestheid hard van hart en verdorven.

Hoe ga je nu door middel van het gebed des harten de strijd aan tegen de hartstochten? Komt de aanval van een slechte gedachte of hartstocht naderbij, dan roep je biddend Christus aan, en de boze vlucht tezamen met zijn verzoekingen. Geef je toe uit zwakte, verval je tot kwade gedachten, tot woede, tot zinnelijke lustgevoelens of word je gegrepen door verdriet en zwaarmoedigheid, die je hart en je denken

– 126 –

bedreigen, wend je dan biddend met zelfkennis en diep berouw tot Christus.Verkrijg je weer zielerust, dank dan en vraag opnieuw om Zijn genade ten opzichte van je willekeurige en onwillekeurige fouten; wend je in de strijd en in vrede met een zuiver hart tot God, en Christus wordt zowel bij goede als bij slechte gebeurtenissen je Alles.

Het Woord ligt je na, in je mond en in je hart. Het is woord, bekentenis en aanroep tegelijk. Zie het als het verblijven van Christus in jezelf, wend je bestendig tot Hem. Als je het zwaard van je geest – het gebed des harten – met aandacht en oplettend gebruikt,weet je het innerlijk te keren tegen de verzoeker, tegen slechte gedachten en opwellingen, en naar buiten toe tegen de zonde. Maar overkomt je door bijzondere omstandigheden of door onachtzaamheid iets dat je geweten belast, wend je dan vol berouw tot God om vergiffenis en hulp. Echt berouw vanuit het diepst van je hart kan in een uur, ja zelfs in een ogenblik,  je geweten zuiveren tegenover God,mensen en dingen.

‘Wie bidt en de Heer aanroept tegen slechte gedachten en opwellingen van hartstocht, die ziet hoe zij voor de vreselijke naam van Christus vergaan en erkent de macht en de hulp van God. Tegelijkertijd merkt hij steeds weer zijn eigen zwakheid, daar hij uit eigen kracht niet in staat is weerstand te bieden. En dat is alles wat hij doet. Maar als de vijand hem tot farizeese aanmatiging tracht te verleiden,dan roept hij ook daartegen Christus aan en blijft ongedeerd. Het voortdurend aanroepen van God in het Jezus-gebed is het meest werkzame middel om niet alleen hartstochten, maar ook hun werking te vernietigen. Zoals een dokter medicijnen legt op de wonden van patiënten, die werken zonder dat de zieke weet hoe dat in zijn werk gaat, zo werkt ook de aangeroepen naam van God,zonder dat wij begrijpen wat daarbij geschiedt. Het is ons, zwakken, gegeven ons te wenden tot de naam van God, en de hartstochten wijken voor Hem.’ (Varsonufij de Grote en Johannes, Philokaleia)

‘Het innerlijke gebed ontsteekt door het aanroepen van de naam van God warmte in ons hart, die onder inwerking van de Heilige Geest een vuur doet ontbranden en alle hartstochten als distels verbrandt. Het reinigt de mens van alle begeerten, vuurt hem aan tot het volgen der geboden en beschermt tegen alle aanvallen van de vijand. Het gebed vervult de ziel met blijdschap en vrede en vloeit uit het hart als een zuivere,leven schenkende bron. Ik wens je toe, zo de vreugde van de verlossing in de Heer te proeven. Is Hij met je, dan heb je noch golven van buitenaf, noch innerlijke stormen te vrezen.

Als je dus je afdwalingen en hartstochten wilt overwinnen, keer je

– 127 –

dan naar binnen en verwijl in het Jezus-gebed.’ (Theophanos de klui-zenaar)

– 128 –

VII. Vruchten van het gebed 129

VII. Vruchten van het gebed

Eerste vrucht van het gebed is innerlijke concentratie en een warm gevoel voor God. (Theophanos de kluizenaar)

Zijn reeds bij het begin vruchten van het gebed te merken? Zeker, wanneer de zoekende maar geconcentreerd, met eerbied en pijnlijk zelfinzicht bidt. Zo een gebed bevordert dat je je innerlijke nood bewust wordt, wekt diep berouw en waakzaamheid, geeft vertrouwen en leidt tot reiniging van je hart, gepaard gaande met een groeiende liefde voor God.

Alleen al het eenvoudige denken aan God bij het Jezus-gebed draagt zijn natuurlijke vruchten, zoals groeiende eerbied, godvrezendheid en denken aan de dood en het gaat gepaard met een zekere kalmering van je gedachten, met toenemende inkeer en warmte in je hart.Dit zijn natuurlijke gevolgen, die ieder kan bereiken.

‘Met de inwerking van de goddelijke genade komen begenadigde vruchten, die leiden tot hogere vormen van gebed. De eerste vruchten van de genade zijn oplettendheid en geroerdheid van het hart. Oplettendheid is de allereerste genade die de geduldig en ijverig biddende ontvangt. Zij is de ziel van het gebed. Zonder oplettendheid en aandacht is het gebed dood. Begenadigde aandacht heeft een bijzondere werking. Van tijd tot tijd maakt zij zich meester van het denken en sluit dat in in de woorden van het gebed; dat geschiedt steeds langduriger en geregelder. Het denken hecht zich aan de inhoud van het gebed en wordt naar het hart getrokken, dat antwoord met warme geroerdheid. De aandacht wekt een geroerd hart en dit verdiept weer de aandacht. Beide versterken elkaar, schenken geleidelijk leven aan het hart en verdiepen het gebed. Ze geven het gebed innerlijke concentratie, zuiverheid en een warm gevoel voor God.’ (Theophanos de kluizenaar)

‘Het aanvoelen van Gods tegenwoordigheid geeft het bewustzijn

– 129 –

spanning en concentratie, geeft verhoogde waakzaamheid voor aanvechtingen en doet je je eigen nietigheid ervaren. Het geconcentreerde gebed dringt onmiddellijk door in je hart en wekt daar warme ontroering.Die ontroering getuigt ervan dat God bijons is.’ (Serafim van Sarov) Wie onafgebroken aandacht en ontroering deelachtig is geworden heeft die toestand van zaligprijzing verkregen, die het evangelie ‘armoede van de geest’ en ‘wenen’ noemt.

‘De belangrijkste vruchten van het gebed zijn niet warmte en zaligheid, maar godvrezendheid en diep berouw. Steeds meer ontwaakt het geweten. Je wordt je steeds meer je fouten bewust, je wendt je met toenemende deemoed en diep berouw tot Christus en ervaart Zijn alles verblindende goedheid. Het bewustzijn van de verlorene – die in strijd met elke verdienste begenadigd werd – vervult zich met warme liefde voor God en de vurige ijver Hem voortaan te dienen.’ (Ignatius Brjantsjaninov)

Onder de inwerking van een begenadigde, nieuwe godvrezendheid smelten de hartstochten weg; met een toenemende zuivering ervaart de ziel de gemeenschap met God, de wedergeboorte in de geest,de vergoddelijking van de mens en de begenadigde toestand van het schouwende gebed.

De vrucht van het gebed is een leven onder toenemende invloed van de goddelijke genade van de Heilige Geest, die alles in je binnenste verandert.

– 130 –

1. De werking van de genade 130

 

1. De werking van de genade

Het ware doel van christelijk leven is het verwerven van de Heilige Geest. (Serafim van Sarov)

‘Het christelijke leven is niet een gewoon natuurlijk leven, maar een begenadigd leven. Zijn doel is de vergoddelijking van de mens,zijn levende vereniging met God.’ (Theophanos de kluizenaar) Alle goede daden zijn slechts middelen om de Geest te verwerven. En alleen dat goede, dat wij doen in Christus’ naam, brengt ons deze vrucht. Wat wij omwille van Christus doen vervult ons boven alle maat met de genade van de Geest.

‘Alleen het verwerven van de Heilige Geest, als vrucht van alle deugd, houdt verlossing in. Deze bereidt Zijn inwoning voor in lichaam en ziel; Zijn goddelijke genade neemt intrek in ons wezen en verandert het; zij leidt ons uit het vergankelijke naar het onvergankelijke, uit zieledood naar het leven in de geest, van het donker naar het licht, uit de stal van ons leven,waar hartstochten als dieren huizen, naar de lichte tempel van God.

Daarom wordt gezegd: ‘Waakt en bidt’, opdat gij niet zonder de Heilige Geest blijft. Voor alle deugden voert ons het gebed tot de genade van de Geest, want het ligt te allen tijde in onze eigen hand.’ (Serafim van Sarov)

– 130 –

Het geestelijk ontwaken 131

 

Het geestelijk ontwaken (naar Theophanos de kluizenaar)

In het leven van de mens is er het ogenblik van het ontwaken.

Zodra de Geest van God het hart aanraakt, ontwaakt de mens tot een sterker bewustzijn. Wie in levensgevaar geraakt of de dood nabij komt ervaart dikwijls dit ontwaken. Als in een bliksemflits ontsluit zich voor hem een hogere werkelijkheid, die alles toont in het juiste licht. Dat is de inwerking van de goddelijke genade, die de ziel tot het ware leven wekt. Zij vernietigt als in een bliksemflits het hele bouwsel van de zelfverblinding in het bewustzijn en de gevoelens van de mens en giet tegelijkertijd haar licht over een goddelijke ordening van de waarheid en het goede.

Kenmerkend zijn hier de schrik en de verbazing over de totale nietigheid en zelfzucht van ons leven – in het aangezicht van het onontkoombare oordeel van God en van die volmaaktheid en zaligheid van de goddelijke ordening, die voor ons opengaat. Deze goddelijke ordening omvat God en Zijn voorzienigheid, die de gevallen mens door alle beproevingen van het leven voert, hem redt en leidt tot onuitsprekelijke zaligheid. Zij wordt in al haar facetten direct grijpbaar.

In volledige tegenstelling daartoe staat de mens zelf, die in zijn onverstand en gewetenloosheid in elke trek van zijn wezen daartegen zondigt.

Onder de inwerking van de goddelijke genade begint onze geest zijn natuurlijke kennis van God te herkrijgen. Dit bewustzijn van de aanwezigheid van God – die bestaat, alles in stand houdt en bestuurt – leidt tot een gevoel van totale afhankelijkheid van Hem, en dit maakt de godvrezendheid tot een levend begrip. Beide prikkelen het geweten, deze onomkoopbare getuige en rechter van al onze gedachten, gevoelens en daden. Ons geweten doet ons onze hopeloze situatie inzien, waaraan wij niet kunnen ontkomen; wij bevinden ons in Gods hand, de hand van de rechtvaardige rechter en vergelder,en doorleven Zijn toorn over alle gedane onrecht (Rom.1:18). De

– 131 –

blijde boodschap van het evangelie bevrijdt ons uit deze nood. Wie in de uiterste nood een uitweg ziet, zal deze met graagte en ijver grijpen. Zo grijpt ook onze geest met al zijn kracht en vol vertrouwen de heilsboodschap, bereid om alles te doen, wat daarvoor nodig is. De mens keert zich uit vrije wil bewust tot God. Daarop neemt de genade (die tevoren van buitenaf behulpzaam was) haar intrek in zijn binnenste en verbindt zich met diens vrijheid. Onmiddellijk daarop ontwaakt een gevoel voor God. Bij degene die dit gevoel niet onderdrukt, gaat het na verloop van tijd en met de nodige inspanning vlammen. Wie de genade door onbehoorlijkheden doet doven, moet zich veel moeite en gebed getroosten voor hij haar terugwint. Maar aan niemand wordt zij ontzegd. Je moet alleen maar ruimte voor haar maken.

De genade krijgt vrijheid van werken naarmate de zelfzucht verdwijnt en de hartstochten worden uitgeroeid.

Wil je christelijk leven, zoek dan naar de genade. Het ogenblik waarop de genade in je binnendringt en zich met je wil verbindt, is ook het ogenblik waarop een krachtig, zeker en vruchtbaar christelijk leven een aanvang neemt. Maar de genade komt slechts, wanneer de mens haar zoekt uit vrije wil; en pas wanneer die twee zich verenigen begint het nieuwe begenadigde leven, dat in overeenstemming is met de genade en de eigenschappen van vrije schepsels.

– 132 –

Bewustzijn en vrijheid keren zich naar God 132

 

Bewustzijn en vrijheid keren zich naar God

De allereerste vrucht van de goddelijke genade is, dat denken en hart zich keren naar God. (Theophanos de kluizenaar)

Het geestelijk leven begint met de inwerking van de goddelijke genade; het kan ook alleen maar dank zij de genade blijven bestaan en rijpen. Wie zich om te beginnen overgeeft aan de wil van God, komt onmiddellijk onder Zijn leiding en wordt door Hem aangenomen; hij komt onder leiding van de genade snel, gelijkmatig en zeker tot volmaaktheid.

‘Het koninkrijk Gods begint in je binnenste, wanneer je ziel God als haar meester erkent en Hij daarin Zijn intrek neemt. Het begin hiertoe is het besluit God te dienen en Hem je bewustzijn en vrijheid – de geestelijke kern van de mens – te offeren. Dit offer wordt door God aanvaard en Hij sluit met jou een nieuw verbond.'(Theophanos de kluizenaar)

Je besluit alle verstrooiing achterwege te laten en in zelfverloochening

– 132 –

de godvrezendheid en je geweten te volgen. Op dit besluit doet de goddelijke genade, die tot dan van buitenaf heeft gewerkt, door de sacramenten haar intrede in je innerlijk en je tot dat ogenblik onmachtige geest verkrijgt macht. Het bewustzijn en de vrijheid sluiten zich daar geheel bij aan en een innerlijk, werkelijk vrij, bewust zelfwerkzaam leven voor God begint. Onder de invloed van de genade word je je je dualistische natuur bewust. De genade scheidt het tegennatuurlijke in je van het geestelijke, naar Gods beeld geschapene, en toont dit beeld in zijn volle licht. Je krijgt zelfinzicht en besluit het onwaardige van je wezen uit te roeien. Maar dit besluit is nog maar het begin van het karwei: je hebt nu wel in je bewustzijn en je wil een scheiding van je vroegere onnatuurlijkheid tot stand gebracht en je toegewend naar je natuurlijke aard, maar voorlopig blijft je innerlijke structuur de oude. Je ziel en je lichaam met al hun functies zijn nog hartstochtelijk, zoals voorheen. Daarom ben je, behoudens je bewustzijn en je vrijheid, nog geheel onrein.

Het enige verschil is dit: vroeger was dit de toestand die je wenste, nu is hij beschamend en niet te verdragen. Je bent al biddend uit jezelf getreden als uit een in ontbinding verkerend lijk en ziet nu welk een kwalijke geur van hartstocht door de afzonderlijke lichaamsdelen wordt afgegeven. Tegen je wil moet je deze zelfkennis met alle daaraan verbonden pijn tot het bittere einde toe doormaken.

In deze toestand is het begenadigde leven nog slechts een vonk, die van alle kanten bedreigd wordt; een zwak lichtje in de duistere nacht. Het enige goede aan je is dit streven, dat door God welwillend wordt aanvaard. Alle andere delen van je wezen zijn nog in gevangenschap; zij kunnen en willen de eisen van het nieuwe leven nog niet volgen. Je bewustzijn is niet in staat op de nieuwe wijze te denken, je hart kan nog niet op de nieuwe wijze voelen, je wil heeft zijn begeerten als vroeger. Zo ben je nog geheel onrein, behalve op dit ene punt – de vrije bewuste kracht – de geest. Hiermee verbindt zich God, de Reine, terwijl al het nog onreine Hem van nature verre blijft. In deze toestand kan God je nog niet volledig vervullen met Zijn goddelijke genade, want het vat is nog niet gereed. God is licht. Welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? (2 Cor. 6:14). Pas wanneer de duisternis van de zonde en de hartstocht verdreven is en het licht van de deugd je gehele wezen heeft doordrongen, verenigt God zich met je. Dan weerspiegel je niet alleen de deugd, maar straal je haar werkelijk uit.

Nu is het slechts van belang je ervoor in te spannen dat de leven schenkende kracht van de genade steeds meer alle krachten van je lichaam en van je ziel doordringt, steeds meer hun weerzinwekkende hartstochtelijkheid verdrijft en ze verheft tot hun zuivere natuurlijke toestand.

– 133 –

Evenwicht tussen eigen inspanning en vertrouwen op God 134

 

Evenwicht tussen eigen inspanning en vertrouwen op God

Gods hulp is steeds nabij, maar zij valt de zoekende slechts dan ten deel, als hij zich tot het uiterste inspant en zijn eigen ontoereikendheid smartelijk heeft ervaren. Zolang ook maar de geringste zelfbewustheid optreedt, grijpt God niet in: Je denkt zelf iets te kunnen bereiken? Dan moet je nog wachten. De Heilige Geest is altijd bereid onmetelijkrijk te maken en wacht slechts op het moment waarop wij kunnen aanvaarden.

Hoe moet je je gedragen om Zijn kracht te ontvangen? Daartoe brengt je de deemoed. Ervaar je eigen totale onvolkomenheid en verwacht alles van de Heilige Geest – maar doe voortdurend wat in je vermogen ligt – en Zijn hulp zal je bijstaan. Werk en doe moeite uit alle kracht – want als je in je inspanning verslapt, dan wijkt Gods beschermende kracht van je. Wil je echter alles uit eigen kracht bereiken, dan word je ook verlaten. Houd evenwicht tussen je uiterste eigen inspanning en vol, onbegrensd vertrouwven in God. Beide gezamenlijk versterken je krachten.

Doe ijverig, ingespannen moeite – maar bouw niet op jezelf en leg je wens voor aan God (Ps. 37:6). Bid: ‘Ik wens,ik zoek;stimuleert Gij mij door Uw waarheid.’ De Heer beslist: ‘Zonder Mij kunt gij niets doen.’ (Joh. 15:5) En deze wet geldt in het geestelijke leven met alle nauwkeurigheid, zonder een haarbreed af te wijken. Op de vraag: ‘Wat moet ik doen om deze of gene deugd te verkrijgen?’is het antwoord: ‘Doe wat je kunt en wend je tot God en Hij zal je haar verlenen!’ Er is geen andere weg.

Doe je best, span je in, zoek en je zult vinden; klop en jou zal opengedaan worden. Verslap niet en vertwijfel niet. Maar wees bij dit alles hierop bedacht, dat al onze inspanning slechts voorbereiding is op het ontvangen van de genade; de gave zelf is afhankelijk van de wil van de Gever. Zij komt onverwacht,onvermoed.

Alles danken wij aan Gods genade. Zonder haar kun je niets geestelijks veroveren. Zodra zij binnendringt in je hart, gaat alles volgens de juiste orde.

– 134 –

Genade en vrijheid 135

Genade en vrijheid

Theoretici worden vaak geboeid door de vraag naar de betrekkingen tussen genade en vrijheid. Voor degene, die de genade verkregen heeft is deze vraag in de praktijk opgelost. Wie de genade verkregen heeft, geeft zich uit vrije wil over aan haar werking en zij doet haar werk in hem.

Elk ontkiemen en rijpen van geestelijk leven berust op de vereniging van genade en vrijheid. De mens belooft naar Gods wil en te Zijner ere te leven en geeft zich vervolgens geheel over in Gods hand: ‘Geeft Gij alleen mij kracht en maak mij sterk’ – ‘Doet Gij zelf, wat Uw wil is’. De belangrijkste houding voor de mens is deze: ‘Heer, red mij op de wijze die Gij wilt en ik, van mijn kant, zal oprecht, zonder mij te laten afleiden of uitvluchten te zoeken, naar mijn beste weten en volgens mijn geweten mijn best doen alles te doen, wat ik zie dat gedaan moet worden en waartoe ik in staat ben.’ Wie zo gestemd is, wordt door God opgenomen en beheerst. God wordt zijn leraar en degene die in hem bidt, handelt en wil. God beschikt en draagt vrucht.

‘Pas wanneer je je volledig overgeeft aan de wil van God en je toevertrouwt aan Zijn werkzame hulp, grijpt Hij in. Hierbij helpt bovenal het voortdurende innerlijke gebed, het gebed des harten.Het leidt tot armoede van geest. Je leert bij alles te vragen om Gods hulp en verliest geleidelijk je zelfverzekerdheid. Als je iets gelukt, dan zie je daarin Gods genade, waarom je Hem steeds hebt gesmeekt. Tegelijkertijd groeit je geloof, want wie voortdurend bidt, ervaart steeds sterker Gods tegenwoordigheid. Dit bewustzijn groeit in die mate, dat het oog van het bewustzijn de leiding van God duidelijker ziet dan het uiterlijke oog de voorwerpen om ons heen.’ (Ignatius Brjantsjaninov)

Voor hij een innerlijk leven begint, voor de genade en de gemeenschap met God merkbaar op hem inwerkt, probeert de mens dikwijls zelf alles te bewerkstelligen. Ten slotte staakt hij zijn vruchteloze inspanningen en geeft zich met zijn gehele ziel over aan de inwerking van de genade. Dan vervult hem de goddelijke genade en ontsteekt in hem de vlam van het geestelijke leven. Hij weet uit ervaring maar al te goed, dat zijn eigen inspanningen niets te betekenen hebben bij deze innerlijke ommekeer. Later laat de genade – door hem te verlaten – hem merken, dat ook het behouden van dit levensvuur niet in zijn macht ligt. Verder geven hem het dikwijls bij hem opkomen van goede gedachten en opwellingen en het ongrijpbare nader bijkomen van de zelf biddende geest de overtuiging, dat hij al het

– 135 –

goede alleen maar kan doen dank zij de immer tegenwoordige genade van God en Zijn goedheid. Hij ervaart hoe alles bij hem slechts gedijt bij zelfverloochening en overgave aan God en geeft zich over aan Zijn alvermogende genade.

Het besef van deze inwerking van de Heilige Geest wordt in je hart duidelijker dan elk wiskundig bewijs, dan elke praktische ervaring. Nu heb je nog maar één zorg: haar voortdurend trouw te blijven. Ontrouw kwetst haar of hindert haar invloed en zij trekt zich terug. Je toont je trouw, als je in je gedachten en woorden, gevoelens en daden niets toelaat wat God tegenstaat en omgekeerd niets nalaat wat je als Zijn wil herkent. Dat kost veel inspanning en pijnlijke zelfoverwinning, maar het schenkt vreugde God alles te offeren, want op een dergelijk offer volgt altijd als tegen gave innerlijke vrede, blijdschap en een bijzonder krachtig vertrouwen in het gebed. Dergelijke daden van trouw geven warmte aan de gave van de genade en van het gebed, dat nu een voortdurend gebed wordt.

– 136 –

Het wezen van de genade 136

 

Het wezen van de genade

De genade van God is de tegenwoordigheid van God in ons. Zonder Mij kunt gij niets doen’, dat is het principe van de genade. Juist in deze zin noemden de eerste christenen Jezus Christus gewoon Heer.Is het schitterendste wiskundige bewijs te vergelijken met de duidelijke werkingen van de genade, als je hart zich daarvoor openstelt?’Is de genade in je, dan bevindt zich1 je ziel als in een warm omhulsel;wijkt de genade, dan is zij als naakt in de koude. Je moet er in alle opzichten moeite voor doen, maar uit eigen kracht kun je haar noch aantrekken noch vasthouden. Want zij komt, blijft en gaat naar eigen wil. Genade blijft immer genade, een vrije gave van de Geest.'(Theophanos de kluizenaar)

– 136 –

Het begrip goddelijke genade 136

 

Het begrip goddelijke genade

‘Wat is de goddelijke genade? Het is de genade brengende kracht van God, die een gelovige ontvangt, die in de naam van Jezus Christus gedoopt is. Zij reinigt, heiligt, verlicht en sterkt je bij het doen van het goede en het overwinnen van het kwaad; zij troost en geeft kracht bij verzoekingen, nood en ziekte; zij helpt bij het verwerven van eeuwige waarden, die God voor Zijn uitverkorenen heeft bereid.

– 136 –

Was iemand hoogmoedig, zelfzuchtig, boosaardig, afgunstig en werd hij goedig en deemoedig, onbaatzuchtig om wille van de eer van God en van zijn naaste, welwillend, grootmoedig en ongeveinsd toegevend tegenover iedereen – dan geschiedde dit door de genade.Werd een ongelovige een ijverige gelovige – dan werd hij dit dank zij de genade. Was iemand begerig naar geld, hebzuchtig en onrechtvaardig en tegenover de armen onbarmhartig maar veranderde hij in het diepst van zijn ziel en werd hij onbaatzuchtig, eerlijk, vrijgevig en vol mededogen, dan heeft hij dit te danken aan de macht van Christus’genade. Gaf iemand zich over aan vraat – en drankzucht en werd hij matig – niet wegens ziekte of door het inzicht dat onmatigheid het lichaam schaadt, maar uit het bewustzijn van een hoogst ethisch doel – dan werd hij dit dank zij de genade.’ (Johannes van Kroon-stad)

‘Ervaar je onder de inwerking van de goddelijke genade diepe vrede, stille zalige vreugde in je gebed, behoed dan deze gave met zorg. De goddelijke genade van de Heilige Geest is uiterst fijngevoelig en wijkt onmiddellijk uit een ziel, die zich in haar tegenwoordigheid veroorlooft onachtzaam te zijn en onvoldoende eerbied toont. Als Gods genade zich terugtrekt uit de ziel, dan staat deze weer op zichzelf; hartstochten stormen als hongerige roofdieren op haar af en beginnen haar te verscheuren.

Als je meer eet dan goed voor je is of je bedrinkt, houdt de heilige wereld op in je te werken. Word je boos of overmoedig, dan trekt zij zich lange tijd terug. Ben je hartstochtelijk aan iets of iemand gehecht, dan wijkt zij zeker van je. Veroorloof je jezelf te genieten van zinnelijke voorstellingen, dan trekt de heilige wereld zich voor lange tijd terug, daar zij al het zondige, maar vooral zinnelijkheid en eerzucht mijdt als een kwalijke stank. Je zult haar zoeken, maar haar niet vinden. Je zult daar bedroefd om zijn, maar zij zal geen enkele aandacht schenken aan je droefenis, opdat je leert de gave van God op haar waarde te schatten en haar eerbiedig en zorgzaam te behoeden.

De oproep van apostel Paulus ‘vervult u met de Geest’ is een oproep tot handelingen, die de werkzaamheid van de Geest ondersteunen. Daartoe dienen de reiniging van hartstochten en het gebed.

Ligt het in onze macht ons met de Geest te vervullen? Ja, dat ligt in onze macht. Als wij onze ziel reinigen, wat verhindert dan de Geest bij ons zijn intrek te nemen? En Hij komt en vult ons hart.'(Johannes Chrysostomos)

– 137 –

2. Vertrouwen en blijde smart 138

 

Vertrouwen en blijde smart

Wie oprecht zijn schuld berouwt, verkrijgt een licht vertrouwen in de oneindige barmhartigheid Gods, die onmetelijk hoog uitsteekt boven alle vergrijpen. (Vader Dorotheos)

Als hij tracht Christus’ geboden te vervullen, wordt de mens geconfronteerd met zijn onmacht: plotseling wordt hem zijn toestand als gevallene geopenbaard, die hem tot dan verborgen was gebleven en hij begint een hardnekkig gevecht met het evangelie. Zijn leven wordt een aaneenschakeling van onzichtbare nederlagen. Inzicht hierin wekt de zalige ‘armoede van de geest’, ‘het wijze wenen’ en een door wroeging verteerd, deemoedig hart, dat God niet veroordeelt. Oprecht pijnlijk zelfinzicht voert noodzakelijkerwijs tot het beleven van de eigen nietigheid en ‘armoede van de geest’, tot de eerste van de zaligprijzingen: ‘Zalig zijn de armen van geest’,die menen niets te bezitten. ‘Zalig zijn zij, die bedelen om geest.’ Wie zijn geestelijke armoede inziet, let steeds op zijn zwakheden en bekommert zich daarom. Deze droefenis om God, om het gescheiden zijn van Hem -dit wijze wenen -bewerkstelligt het juiste berouw in ons hart en voert ons tot Hem:

‘Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden.’ (Matth.5:4)

Echt begenadigd berouw, dat door Gods genade verleend wordt,wekt een warm berouwen van je schuld en gaat gepaard met diep gevoeld leed omdat je God gekrenkt hebt, je door zondigen van Hem hebt verwijderd en tegelijkertijd met een blij vertrouwen in Gods barmhartigheid en een diepe geroerdheid in je hart ten aanzien van Zijn vergevende goedheid. Zoals de verloren zoon in de armen van zijn vader ween je om je zonden en beleef je, blij getroffen, de vergevende liefde van de Vader.

‘Steeds weer laat ik mij meeslepen, zondig ik, verraad ik God voor de afschuwelijke prijs van het genot. En ondanks mijn voortdurende ontrouw blijft Hij onveranderd, wacht Hij lankmoedig op mijn berouw en brengt Hij mij met alle middelen tot verbetering: ‘De zieken hebben de dokter nodig, niet de gezonden. Ik ben gekomen om de zondaars tot boetedoening te roepen, niet de rechtvaardigen.’ Zo sprak, zo handelde Gods Zoon.Ontroert Zijn goedheid je? Ook de Heilige Geest is zo goed. Zelfs de zonde trekt Hem naar de mens. Niet de volbrachte zonde, maar de zonde die je in jezelf hebt herkend

– 138 –

en die je diep berouwt. Hoe meer je je verdorvenheid inziet,hoe meer je jezelf beschuldigt, des te toegankelijker word je voor de Heilige Geest: de Heiland komt slechts tot hen, die hun eigen kwalen hebben herkend. Beken uit de grond van je hart je eigen onvolmaaktheid, lijd daaraan – en de Heilige Geest komt tot je, als je Hem het minst verwacht, als je jezelf Hem volledig onwaardig acht,en bewerkstelligt je wedergeboorte in de geest.'(Ignatius Brjantsjaninov)

– 139 –

3. De vurige ijver 139

 

De vurige ijver

Vurige ijver voor het goede is het bewijs van het ware leven in de geest. (Theophanos de kluizenaar)

De echte gemeenschap met God begint met de vurige ijver de wil van God te vervullen. Vanwaar komt die vurige ijver? Hij is een inwerking van de goddelijke genade. Zodra iemand uit vrije wil het goede zoekt, verbindt de goddelijke genade zich met hem en wekt in hem die hevige ijver op.

Waartoe is dit nodig? Zijn wij niet zelf in staat goed te doen? We hebben toch veel goeds uit onszelf tot stand gebracht? Natuurlijk. Maar het gaat hier niet om de afzonderlijke goede daden, maar om een vernieuwing van het gehele leven in zijn totale samenhang. Probeer jezelf te brengen tot voortdurend handelen volgens Gods woord – en wel je leven lang. Hoe jammerlijk eindigt meestal een dergelijk pogen; je begint – en verslapt al gauw. Hoe kan het anders?Immers de kracht ontbreekt. Alleen de onwrikbare kracht van God is in staat ons bestendig aan het goede te houden.

Zolang wij rustig zijn, alles gaat zoals wij willen, ons niets verleidt of bedreigt, zolang kunnen wij in onze zelfverblinding ervan dromen alles uit onszelf, zonder hulp van boven aan te kunnen. Zodra echter het kwaad in het bezinksel van ons hart opwervelt als stof in de wind, wanneer gedachte na gedachte, wens na wens – de ene nog slechter dan de andere – de ziel in beroering brengen, vergeet je al gauw je aanmatiging en roep je onwillekeurig uit: ‘Heer, red mij, ik verdrink!’. Slechts een begenadigde vurige ijver helpt je de last van de geboden te dragen. Dit is de enige macht die tot het heil voert. Vurige ijver is de geest van ons leven. Waar deze dooft, dooft alle christelijk leven; de juiste geest ontbreekt zelfs bij het willen van het uiterlijk goede.

Onze wil tot het goede wordt sterker zodra de genade zich ermee verenigt; hij wordt tot een onverzadigbare ijver om alles te doen wat

– 139 –

God welgevallig is, tot een onvermoeid pogen Gods wil te vervullen. Dat is een levende, vlammende, onvermoeibare, vurige ijver. Zijn aanwezigheid wijst erop, dat onze geest hersteld is door de vereniging met de Heilige Geest. Onze eigen ijver vlamt op en dooft weer. Gestadige,vlammende, onvermoeibare, vurige ijver wordt door de genade verleend. Dat is het Pinkstervuur van de Heilige Geest, dat Christus op de aarde heeft gebracht, opdat het de mensen zou doordringen. (Luc. 12:49, Marc. 9:49) Het geeft je leven en bezielt je om al hetgeen God welgevallig is snel en bereidwillig te doen.(Rom.12:11)

Alleen de ware vurige ijver zal het goede volledig en zuiver verrichten, maar hij zal de zonde tot in haar fijnste nuances bestrijden. Hij zoekt het goede als dagelijks brood, het kwaad behandelt hij als dodelijk gif en hij verafschuwt alles wat daaraan op de een of andere manier herinnert.

Wie werkelijk vurige ijver bezit, zal niet alleen al het goede doen, dat zich vanzelf aanbiedt, maar hij zal uiterst vindingrijk worden in het goede, oprecht uit zijn op het bestendige, durende goede. De kracht voor al deze inspanning komt voort – zoals ook anders in het leven – uit geestdrift en liefde voor zijn taak. Het ijveren voor Gods wil wordt tot een blijde, de geest bezielende weg tot Hem. Alles moet je doen ter ere van God en niet voor de zonde die in ons is; en je moet alles doen met aandacht en omzichtigheid, als je hoofdtaak. Als deze vurige ijver in je ontbrandt, doe dan je best om het vuur te onderhouden. Het ontvlamt vooral door daden van liefde, die er het wezen van uitmaakt; door trouw alle geboden na te komen onder heldhaftige zelfoverwinning; door een zuiver geweten, innerlijke concentratie, beschouwing van God en gebed.

Bij ieder werkt de vurige ijver op zijn eigen wijze. Bij de een richt hij zich op streng werken aan het eigen innerlijk, bij anderen op daden van liefde, sociaal werk of het verkondigen van Gods woord. Bij dit alles geldt, dat je het ter ere van God moet doen.

De vurige ijver dooft zodra je aandacht zich afwendt van God: als je je te veel zorgen maakt, bij overdreven lichamelijke genietingen en alle hartstochtelijke bindingen. Tegelijk met het afnemen van de ijver sterft al het geestelijke leven af. Zoals een licht uitgaat als je er water over giet of modder erover strooit, zo dooft ook de gave van de goddelijke genade door een onrein leven. Het licht gaat uit,als de olie in het lampje opraakt. De genade droogt op, als de ziel barmhartigheid mist. De goddelijke genade kwam uit erbarmen tot je en verlaat je, als zij in jou geen erbarmen vindt. Elk kwaad doen,belasteren of krenken van anderen doet haar licht doven.

– 140 –

De betekenis van de vurige ijver voor alle geestelijk leven doet je alle zorg eraan besteden, dat je hem behoedt en onderhoudt. Wat hem oorspronkelijk deed ontstaan, kan hem ook in leven houden. De mens had geleefd in het uiterlijke; onder de invloed van de genade werd hij naar het innerlijke gedrongen en gewekt uit zijn zondige slaap; hij aanschouwde een nieuwe wereld, vond de weg naar God en besloot Hem voortaan te dienen. Wie een onvermoeide, vurige ijver nastreeft, moet eerst de inkeer beoefenen, dan een innerlijke wereld beschouwen en ten slotte die gedachten en gevoelens koesteren,die hem daarheen hebben gevoerd.

– 141 –

Beschouwingen die de vurige ijver in stand houden 141

 

Beschouwingen die de vurige ijver in stand houden

Zolang de ijver aanhoudt, is de goddelijke genade aanwezig. Want hij is een vuur. Vuur wordt door hout aangehouden; het hout van de geest is het gebed. Zodra de goddelijke genade het hart beroert ontwaakt het gebed. Hart en verstand richten zich aandachtig tot God. Het steeds bewegelijke bewustzijn begint aan Hem te denken. Daaruit ontstaat het God gedachtig zijn, als gestadig begeleider van de begenadigde toestand. Het God gedachtig zijn blijft niet werkeloos, het leidt tot beschouwing van de volmaaktheid en de daden van God. Dat alles omvat de geest. De ijverende verblijft daarin en schept zo steeds nieuwe ijver. Hieruit komt een heerlijke geestelijke godvrezendheid voort, wanneer men vol eerbied voor Hem verwijlt.Deze houdt wacht over de begenadigde toestand.

– 141 –

De gewaarwording van een andere wereld 141

 

De gewaarwording van een andere wereld

‘Wie bewust in zijn innerlijk treedt, ziet noch zichzelf, noch wat zich in zijn binnenste afspeelt; dat alles zwijgt. Hij ziet veeleer een andere wereld,die gelijkt op een onmetelijk bouwwerk; een onzichtbare, onvoorstelbare wereld, die zich echter duidelijk in het bewustzijn prent. Zij opent zich bij het eerste inslaan van de genade, ongeacht of de mens het wil of niet. Later wordt deze inkeer en schouw overgelaten aan onze eigen inspanning: het gaat erom de ordening van deze geestelijke wereld te prenten in ons denken en voelen. De belangrijkste inhouden zijn: Gods almacht die het Al in stand houdt, het mysterie van het werk der verlossing en de vier laatste dingen t.w. de dood, het oordeel, zaligheid en verdoemenis. Van deze dingen dien je je helder bewust te worden en je hele wezen ermee

– 141 –

te doordringen. Het beste is je te stellen voor God, te doorleven dat Hij je geheel doorziet, doordringt en draagt, dat jij als zoon deelneemt aan het verlossingswerk, dat jij een van Zijn strijders bent en via de dood en het oordeel op weg bent naar de hemel of naar de hel. Doorleef ten aanzien van de dood en het oordeel, dat je als zondaar staat voor Hem die zal oordelen en ten aanzien van hemel en hel, dat je staat op een smalle vlonder tussen een vurige afgrond en een heerlijke tuin. Hij aan wie God toestaat dit alles te zien en te ondergaan, betreedt reeds bewust en van harte de andere wereld, het koninkrijk Gods. Dat is het doel. Haal je nu eens de ene inhoud,dan weer de andere, voor de geest tot ze je ale vertrouwd zijn en je jezelf gaat beleven als lid van een levende geestelijke wereld.

Denk eraan: het gaat om een voortdurend, gelovig schouwen met het oog van de geest, niet om ‘nadenken over’. Zeer sterk werkt deze schouw gedurende het bidden, als je de inhouden verscheidene dagen in je bewustzijn hebt gehouden, erover hebt nagedacht, ze hebt meegevoeld en door het lezen van passende teksten hebt onderhouden.

Het aanschouwen en doorvoelen van deze geestelijke werkelijkheid doen een krachtige vurige ijver ontvlammen: je voelt je in het grootste gevaar en spant al je krachten in om daaraan te ontkomen.'(Theophanos de kluizenaar)

– 142 –

4. De wedergeboorte van de geest 142

 

De wedergeboorte van de geest

De oorsprong en de wortel van het heil liggen in het vervullen van de geboden, het einddoel van het heil is de wedergeboorte van de geest. (Theophanos de kluizenaar)

Leven is de kracht tot handelen. Geestelijk leven is de kracht om in de geest naar Gods wil te handelen. Deze kracht is voor de mens verloren gegaan, en zolang hij haar niet terugkrijgt, is hij ondanks alle goede wil niet in staat in de geest te leven. Het echte christelijke leven is een begenadigd leven. Om naar Gods wil te leven heeft de mens een begenadigde macht nodig, die zijn geest doordringt en hem herstelt in zijn kracht. Deze macht is de goddelijke genade van de Heilige Geest. Zij wordt verleend met de doop en onderhouden door de sacramenten van biecht en communie en verder door het voortdurende gebed. De heil brengende geboden maken haar werkzaam en zij openbaart zich naar mate wij de geboden opvolgen.

Het begin van een leven in Christus is de vurige ijver om naar Gods

– 142 –

geboden te leven; het einddoel is deze gave van goddelijke genade volledig haar werk te laten doen. Dat wil zeggen: de oude ‘uiterlijke, zondige mens’ af te leggen en de ‘nieuwe geestelijke mens’ – Jezus Christus – aan te nemen.(Vgl. Gal. 4:19)

Met het sacrament van de doop dringt Gods genade, die tevoren alleen van buitenaf werkte, in het innerlijk van de mens en herschept dit volledig. Zij verdrijft de tegenstander uit zijn binnenste, herstelt de goddelijke ordening van de mens, heelt het bouwsel van krachten en ledematen en keert de geest van de mens naar God.

Onder de invloed van de genade geraakt de mens in een nieuwe toestand, is hij als nieuw geboren. Zijn streven wendt zich af van zichzelf en van de zonde en keert zich naar God en de waarheid. Zoals de dag verschilt van de nacht en het leven van de dood, zo verschilt de gedoopte van de niet gedoopte. De doop verleent ons wat niets op aarde ons kan geven: hij verenigt de goddelijke genade met ons wezen, lost ons daarin op, want wij worden gedoopt met water en geest. Met het sacrament van de doop wordt de genade als nieuw, bovennatuurlijk element in ons natuurlijke lichaamsbouwsel geplant; zij rust in ons en is daar werkzaam volgens de haar eigen aard. De gedoopte is wezenlijk verschillend in structuur van de niet gedoopte.

Bij de doop reinigt de Heilige Geest onze ziel en schenkt haar Zijn heerlijkheid, opdat zij helderder zal stralen dan de zon. De genade vult voelbaar de ziel en laat ons de zaligheid van de gemeenschap met God proeven. Maar na enkele dagen al laten wij deze onuitsprekelijke heerlijkheid doven en begraven wij haar in ons. Door onze onoplettendheid,  hartstochtelijkheid en drukmakerij zinkt zij weg in de diepten van onze ziel en blijft daar rusten als een verborgen schat. Het is noodzakelijk haar weer aan het licht te brengen, want zij vormt het leven van de ziel.

Zolang de bewegingen van de geest verstrooid in verschillende richtingen naar buiten komen, bevat de geest geen leven. Wanneer echter de hoogste goddelijke macht van de genade de geest grijpt en al zijn bewegingen verenigt, begint het vuur van het geestelijk leven. De innerlijke ordening begint op het ogenblik van jouw besluit de geboden van de genade als leidend levensprincipe op te volgen. Tegelijk met dit besluit vormt zich in je binnenste een krachtig middelpunt. Hierin bevindt zich de genade, verenigd met bewustzijn en vrijheid. Hierdoor is je geest hersteld. Naar dit middelpunt stuurt de goddelijke genade geleidelijk alle krachten van je wezen, bestuurt deze in hun werking, versterkt het goede en verdrijft alle kwaad. Zo geschiedt de geestelijke wedergeboorte. Is deze eenmaal voltrokken,

– 143 –

dan vestigt zich een volkomen harmonie, een diepe Godsvrede in je innerlijk, die elk begrip te boven gaat. Een toestand, die zeker waard is dat je ernaar streeft.

Voor de vereniging van gevoelen en denken worden de geboden anders vervuld dan erna. Ervoor bedwing je met moeite je gevallen natuur; erna echter drijft je de geestelijke kracht, die je hart en je denken verbond, met vreugde tot hun vervulling en maakt alles gemakkelijk, moeiteloos en aangenaam.

Pas als de genade komt en vurige ijver bij je opwekt, begint de echte verandering van je leven en van je natuur. Span je ervoor in en wacht af met gelovend vertrouwen. Zij komt en ordent alles.

Tegelijkertijd komt het verlangen en het streven naar God als hoogste goed als je belangrijkste doel naar voren. Dit komt geleidelijk, naarmate de vrees voor God plaats maakt voor blijdschap in het vervullen van Zijn wil. Hierbij helpt, dat je jezelf eraan went

– in Gods tegenwoordigheid te leven, voelend dat Gods oog steeds op ons rust;

– alles ter ere van God te doen;

– alles te doen in het bewustzijn van Gods wil, volgens die wil te leven en hem te allen tijde te volgen.

Het handelen volgens Gods wil omvat alles wat je zelf doet; gehoorzaamheid aan Gods wil omvat alles wat je door anderen ondervindt: je aanvaardt alles geduldig, als uit Gods hand. Als je je zo gedraagt, leert het bewustzijn zich geregeld bezig te houden met het beschouwen van God, als begin van een levende omgang met Hem. Tegelijkertijd ontwikkelt zich een eerbiedig aanbidden van God in de geest onder de pijnlijkste zelfbeschuldigingen en toch in het bewustzijn dat je door Hem begenadigd bent. Onder deze invloed wordt je drang naar God steeds sterker, tot je ziel zich – dank zij de genade – losmaakt van alles, als van iets kouds, en zich wendt tot God, de bron van alle warmte.

Een teken van deze geboorte is een stil, gelaten verwijlen voor God uit eigen vrije wil, dat gepaard gaat met gevoelens van eerbied, godvrezendheid en blijdschap. Je gaat blij op in God, blijft in Hem alleen en wint het koninkrijk Gods, vrede en blijdschap in de Geest. Zoals de zonnestraal de dauw doet opstijgen, zo verheft de aanraking van God je geest tot Hem. Zo begint en rijpt het opgaan in God met de hulp van de genade.

Een eerste voorwaarde daarvoor is de reiniging van je hart. ‘De reinen van hart zullen God aanschouwen’. Daarom moet je vooral je best doen voor waakzaamheid en het behoeden van je hart. Want wat in je hart is, uit zich in je daden.

– 144 –

De beslissende opgang tot God is echter volledige overgave aan Hem. Met je besluit:Heer, werk in mij zoals Gij wilt – ik immers ben blind en zwak – neemt Gods kracht intrek in je geest en begint daar zijn al werkzaamheid. Deze overgave in Gods hand is de meest innerlijke verborgen gebeurtenis in de geest. Zij geschiedt als een blikseminslag na lange voorafgaande voorbereiding.

Nu is aan een ieder zijn deel aan goddelijke genade gegeven. Hij is vrij er de waarde van in te zien, zich ervoor in te spannen en haar te vermeerderen. Denk aan de gelijkenissen van de schat in de akker en van de kostbare parel. (Matth. 13:44-46) Iemand ontdekt een schat in een akker en verkoopt alles wat hij heeft om die akker te kopen. Dit wil zeggen: de christen ontdekt een onvergelijkbare schat – de genade van de Heilige Geest – in zichzelf. Hij offert alles wat voor hem van waarde is op om deze nieuwe schat te verwerven – om deze genade tot werkzaamheid te brengen. Ook de kostbare parel is een beeld van de in ons rustende goddelijke genade. Wie zich daarvan bewust wordt, ziet in dat er niets kostbaarders is, doet afstand van al het andere en doet zijn best om de genade in hem te verwarmen. Wie daarnaar streeft, moet

– de tegenwoordigheid van de genade in zich bemerken;

– haar waarde, die groter is dan het leven, begrijpen;

– met zijn gehele wezen ernaar verlangen zich door de genade te laten doordringen, te laten verlichten en te laten heiligen;

– het besluit nemen al het daartoe nodige te doen;

– dit besluit omzetten in daden en zijn hart alleen maar openstellen voor en overgeven aan de inwerking van de genade.

Hiermee wordt de eerste steen gelegd voor de innerlijke wedergeboorte, die, al naar onze inspanning en vooral onze zelfverloochening, sneller of langzamer vordert.

Wie van deze begenadigde toestanden hoort, staat direct klaar om daar hartstochtelijk naar te verlangen. Maar dat is beslist niet voldoende. Je kunt erop afstormen en toch blijven steken. Het gaat hier niet om een vluchtige opwelling, maar om een overweging met je gezond verstand en om het rijpen van een weloverwogen vast besluit, waarbij je je bewust wordt van alle toekomstige inspanningen, hindernissen en moeilijkheden en je bereid bent daaraan dapper weerstand te bieden.

Het streven naar een geheel doordrongen worden door de genade is hetzelfde als het streven naar het koninkrijk Gods.

Wie rijk is, kan voor zijn geld alles krijgen wat hij wil. Zo is ook degene, die de geestelijke schat – de genade – bezit, in staat alle deugden te verkrijgen. Wie de genade van de Heilige Geest in zich draagt,

– 145 –

kan alles in waarheid en rechtvaardigheid verrichten, alle goeds doen zonder dwang en moeilijkheden. Je hoeft je alleen hieraan te houden, dat je God vanuit je gepijnigd hart smeekt om de gave van de Geest – en alles, wat tevoren met alle moeite niet te bereiken was, wordt gemakkelijk. Deze schat wordt verworven door ijverig en voortdurend je best te doen in je geloof en in het innerlijke gebed. Wie in de geest herboren is, straalt altijd in alle vruchten van de Geest.

– 146 –

 

5. Inzicht in het hart 146

 

Inzicht in het hart

Het hart is de innerlijke mens of de geest, waarin het zelfbewustzijn, het geweten, het God gedachtig zijn en het gevoel van volledige afhankelijkheid van Hem, kortom alle waarden van het geestelijke leven zich bevinden.(Theophanos de kluizenaar)

Steeds verder gaande reiniging van het hart 146

 

Steeds verder gaande reiniging van het hart

Niet alleen in de geschriften vinden wij lering. De goddelijke genade grift ook op de wetstafelen van ons hart de geboden van de geest, want het hart beheerst het hele bouwwerk van ons lichaam. Als de genade ons hart beheerst, dan neemt zij ook bezit van al onze lichaamsdelen en gedachten.(Makarios de Grote)

‘Bij het innerlijke gebed streven wij vooral naar de reiniging van ons hart. Want het hart is de innerlijke mens. Onze vaderen verstonden Gods woord, dat uit het hart alle slechte neigingen voortkomen, zoals zinnelijkheid, echtbreuk en moord, valse getuigenissen en godslastering; verder begrepen zij ook het gebod het vaatwerk – het hart – van binnen te reinigen, opdat het ook van buiten rein zou zijn. Daarom richtten zij al hun inspanningen op het hart, daar zij ervan overtuigd waren daardoor ook alle andere deugden te zullen verwerven, maar zonder reiniging van het hart geen enkele durend te zullen verkrijgen.’ (Simeon de Nieuwe Theoloog)

‘De reinheid van het hart, (van de gevoelswereld) is iets anders dan reinheid van het denkvermogen. Het denken is slechts een hoedanigheid van de ziel; het hart is de wortel van alle eigenschappen. Als het denkvermogen zich inspant en zich concentreert op geestelijke onderwerpen, dan verliest het zijn vroegere gedachtenloop en wordt rein voor dat ogenblik. Deze reinheid is echter niet bestendig, want

– 146 –

zij wordt weldra door het denken van alledag verduisterd.’ (Izaäk de Syriër)

‘Het hart bereikt geleidelijk zijn reinheid door veel lijden, veel ontberingen en ontzeggingen. Deze reinheid is, als zij eenmaal is verworven, blijvend. Zij houdt stand in harde strijd en in verzoekingen, want God is in haar werkzaam. Bij het Jezus-gebed gaat de strijd voornamelijk om de reiniging van hart en denkvermogen. Niemand kan zijn eigen hart bevelen. Het leeft zijn eigen leven, wordt blij en bedroefd uit zichzelf; daaraan kunnen wij niets veranderen. Alleen de Heer, die alles in Zijn hand heeft, kan binnenkomen in ons hart en daarin gevoelens opwekken, die niets te maken hebben met zijn natuurlijke neigingen.’ (Theophanos de kluizenaar)

Alles gaat erom het vuur in je hart te ontsteken. Maar dat zal niet lukken zolang de hartstochten blijven heersen. Die zijn als het ware het vocht in het hout. Het hout wordt gevormd door alle krachten van ziel en lichaam. Zolang de mens achteloos leeft, zijn zijn krachten als het ware doortrokken door het vocht van de hartstocht. Maar vochtig hout brandt niet. Vanaf het ogenblik, waarop je hart warm wordt, begint de innerlijke verandering. De warmte van je hart droogt het vocht, verbrandt al het onreine in je, smelt het om en begint alles te doortrekken met de geest.

Deze reiniging van het hart wordt vooral bewerkstelligd door het Jezus-gebed. Wanneer je tijdens het bidden met aandacht in je hart voor God staat, word je innerlijk ontroerd. Je pijnlijke zelfinzicht verbrandt zijn hartstochten en reinigt je hart, dat zich in toenemende liefde wendt tot God. Slechts in een gereinigd, van deemoed vervuld hart groeien de hogere vormen van het gebed dat ons verbindt met God en deel laat krijgen aan Zijn eeuwig leven.

In tijden van smart moeten wij in alle moeilijkheden en verzoekingen Zijn beeld in ons zuiveren, ons wezen omsmelten als in een smeltkroes, het van slakken bevrijden en terugvoeren naar zijn vroegere waardigheid.

Daarbij is het Jezus-gebed behulpzaam. Het gaat langs twee belangrijke etappes: in de eerste wordt het aan de bidder overgelaten te bidden uit eigen kracht. Zeker helpt hier de goddelijke genade, maar zij laat zich niet merken. In deze fase beginnen de hartstochten, die verborgen zaten in het hart, zich te roeren en noodzaken de biddende tot een afmattend gevecht, waarbij nederlagen en overwinningen voortdurend afwisselen en de vrije beschikkingsmacht van de mens – en zijn zwakheden – zich openbaren. In de tweede fase openbaart de genade merkbaar haar tegenwoordigheid en kracht; zij legt een verbinding tussen denkvermogen en hart, geeft de mogelijkheid

– 147 –

geconcentreerd, vol warmte en ontroering te bidden, waarbij verzoekingen hun dwingende macht over het denken verliezen.

In beide fasen is echter diep berouw het wezenlijke en het doel van het bidden. In ruil voor het berouw en de boetedoening, die de mens uit eigen kracht aanbiedt, geeft God op de door Hem bepaalde tijd een begenadigd diep berouw vanuit het hart: de Heilige Geest, die in de mens woonachtig is, bidt Zelf voor hem ‘met onuitsprekelijke hunkering’. Het voortdurende Jezus-gebed maakt, dat je immer vol pijnlijk, diep in je hart gevoeld berouw en vol overgave bewust voor God vertoeft. Deze stemming is het belangrijkste middel om je innerlijke warmte en je hele innerlijke ordening in stand te houden, al het slechte uit te drijven en al het goede te versterken.

Komen goede gedachten en opwellingen bij je op, verdiep je dan in gebed en,  al naar ze versterkt worden of verdwijnen, merk je of ze God welgevallig zijn. Komen er slechte gedachten of wordt je ziel door iets verontrust, verzink dan weer in gebed zonder er verder op te letten, en ze zullen verdwijnen. Zo wordt het begrijpende gebed heerser en bestuurder over je gehele geestelijke leven. Verwonder je dus niet, dat de geschriften van verlichte geesten zich richten op de juiste manier om het innerlijke gebed te leren.

De weg tot God is een innerlijke weg van voelen en denken. Wie in Gods tegenwoordigheid leeft, wordt licht en helder van binnen. Een middel daartoe is het wijze gebed des harten. Pas wanneer dit werkt, wordt het oog van het denkvermogen verhelderd, schouwt de geest God en ontvangt van Hem de macht alles te doorzien en het onwaardige af te wijzen. Er is geen andere weg naar God. Benader God met begrip in je hart en aanvaard van Hem de macht om al je opwellingen te beheersen.

– 148 –

Het concentreren van het bewustzijn in het hart 148

Het concentreren van het bewustzijn in het hart

Alles gaat erom, dat je met je denkvermogen in je hart voor God verwijlt. Dat is het wezenlijke van de zaak. (Theophanos de kluizenaar)

Wat is ‘je bewustzijn concentreren in je hart’? Het bewustzijn gaat mee met de aandacht. Het te concentreren in je hart wil zeggen: je aandacht onverdeeld te concentreren in je hart, met het oog van je bewustzijn God voor je te zien, die onzichtbaar tegenwoordig is, en je tot Hem te wenden met lof,  dank en bede, terwijl je ervoor waakt,dat niets anders doordringt in je hart. Daarin ligt het geheim van het

– 148 –

geestelijke leven.

Je moet vanuit je hoofd in je hart komen. Nu zijn je gedachten aan God in je hoofd, maar God zelf als het ware buiten je. Zolang je zelf in je hoofd blijft zitten, komen je gedachten niet tot rust. Maar daal je af in je hart, dan wordt je hoofd vrij van hersenspinsels. En telkens, wanneer ze je in verwarring dreigen te brengen, behoef je slechts in te treden in je hart en ze houden op. Je hart is een veilig toevluchtsoord. In je hart bevindt zich het leven en daar moet je ook leven.

Maak hart en denken één, volg met diepgevoeld berouw en innerlijke ontroering de tekst van het gebed. Voor de beginner is het voldoende de geestelijke inhoud te volgen met het hart. Richt al je inspanning erop je denken te brengen in je hart; dat is het belangrijkste. Daarbij helpt, als je er moeite voor doet, met begrip en aandacht in je hart voor God te staan, in het bewustzijn, dat Hij overal is, ook in jou, dat Hij alles in je doorziet en je hoort. Wek tegelijkertijd in je ziel het verlangen op naar redding en vertrouwen op God. En bid dan tot Hem, die je in je geest aanschouwt:

‘Heer, Jezus Christus, ontferm U over mij! Red mij op elke wijze, die U goeddunkt!’

Hierbij komt het niet aan op de woorden, maar op het gevoel voor God, dat in je leeft.

Heb het Jezus-gebed op je tong; heb God voor je in je denken en heb in je hart de dorst naar gemeenschap met God. Doe je best, en God geeft wat je nastreeft. Maar denk hieraan: voor ons is er slechts de inspanning; het wezenlijke – de verbinding van het hart met het denkvermogen – is een gave van de genade. Een werkelijke vereniging van hart en denken wordt door de genade gegeven, wanneer het daarvoor tijd is.

– 149 –

Het hart wordt warm voor God 149

 

Het hart wordt warm voor God

Sta bewust voor Gods aangezicht en laat daarbij steeds een gevoel voor God in je warm worden.(Theophanos de kluizenaar)

Waar bevindt zich je hart? Daar, waar je leed en vreugde, woede en medelijden voelt. Het lichamelijke hart is een vlezige klomp spieren – het is slechts het werktuig voor het gevoel, zoals de lichamelijke hersenen als werktuig dienen voor het verstand. Sta met aandacht

– 149 –

in je hart voor God, in het geloof, dat Hij aanwezig is… smeek en bid, dat de genade je eindelijk een warm gevoel voor Hem moge verlenen.

Het eerste middel om je denken naar je hart te leiden bestaat erin, dat je de inhoud van je gebed met je gevoel begeleidt. Het tweede, dat je van de gevoelens, die bij je opkomen, let op die, die je gehele bewustzijn en je hart grijpen en je hele aandacht boeien. Aan deze bijzondere gevoelens, die hun eigen gebeden doen ontstaan, moet je altijd aandacht schenken en je moet ze vrijlaten werken. Daardoor leid je met de grootste zekerheid je verstand naar je hart.

Je weet, waar je hart zich bevindt. Houd je aandacht daarop gericht en je bent al met je bewustzijn in je hart. Maar je moet er niet alleen zijn,  je moet daar bewust voor Gods aangezicht staan, voor Zijn alziend oog, dat doordringt in het diepst van je hart. Laat daarbij telkens het een of andere gevoel voor God warm worden – zoals eerbied, godvrezendheid, liefde, pijnlijke ontroering of overgave aan Zijn heilige wil. Zoek steeds deze norm van innerlijke orde.

Ten slotte ontstaat een vorm van gebed, die wordt aangeduid als ‘staan voor God’. De gebedsbeoefenaar concentreert zich innerlijk geheel en schouwt God in zijn geest, als in hem aanwezig. Deze schouw gaat nu eens gepaard met godvrezendheid en verbazing over al Zijn hoogheid, dan weer met geloof en vertrouwen of liefde en overgave aan Zijn wil of pijnlijke verbijstering en bereidheid tot elk offer. Deze toestand komt, wanneer je je verdiept in je gebed. Bij iemand die langdurig op de juiste wijze bidt komt deze toestand steeds vaker voor en wordt hij ten slotte blijvend. Dat is de verandering voor God of het voortdurende gebed.

Met ons gehele wezen moeten wij ons verbinden met God, opdat Hij intrek neemt in ons bewustzijn en ons hart en wij beginnen Zijn heilig leven te leven. Opdat wij Zijn lichaam en Zijn geest in ons opnemen en voor eeuwig bewaren. Naast het Avondmaal is daartoe het voortdurende innerlijke Jezus-gebed het beste en meest betrouwbare middel.

– 150 –

Denken en hart worden één 150

 

Denken en hart worden één

Vereniging van hart en denken is de eenwording van geestelijke gedachten en geestelijke opwellingen van het hart. (Ignatius Brjantsjaninov)

‘Onder de plaats in het hart, die het bewustzijn tijdens het gebed moet vinden, moet worden verstaan de zelf bewuste kracht van het

– 150 –

hart, die door de Schepper in het hogere gedeelte van het hart is gelegd en waardoor het mensenhart van het hart van de dieren verschilt, die evenals de mens wensen en begeerten, ijver en woede kennen, maar deze kracht van zelfbewustzijn missen. Deze kracht uit zich onafhankelijk van het (gewone) denkvermogen in een geestelijk bewustzijn: in het geweten, in godvrezendheid, in pijnlijk zelfinzicht en diep berouw, in een geestelijke liefde tot God en de medemens, in deemoed, zachtmoedigheid en andere geestelijke gevoelens. Deze zelfbewuste kracht – onze geest – zeteIt in het hogere gedeelte van ons hart, zoals het denken, als geestelijke kracht van de ziel zetelt in de hersenen.

In het gebed moet je je denken concentreren op dit hogere deel van je hart – dus wat boven je hart – en hier bewust blijven in een warm gevoel voor God. Naarmate je je daarvoor inspant verheldert je bewustzijn en wordt je hart warm. Wordt dit verblijven van het denken in je hart voor God tot een tweede natuur en bestendig, dan worden hart en denken één en de vonk van God, een lichtstraal van Zijn genade dringt plotseling in je hart. Deze gaat rechtstreeks uit van God en kan door geen enkele handeling worden opgeroepen. Op dat moment echter gaat je hart vanzelf open, je denkvermogen dringt in je hart en wordt één daarmee. Deze eenwording van hart en denken is de eenwording van geestelijke gedachten en geestelijke roerselen van je hart.’ (Ignatius Brjantsjaninov) ‘Alles wat je waarneemt wordt tot een innerlijke aangelegenheid van je eigen hart. Wanneer je in deze toestand verkeert geeft het waargenomene je bewustzijn niet meer de drang zich buiten je hart te bewegen. Veeleer voelt het, als het door bepaalde omstandigheden of gesprekken ervan werd afgehouden, de voortdurende drang om weer terug te keren in je hart en zich dorstend naar geest met hernieuwde ijver te zetten aan zijn innerlijk werk. Dan gaat alles bij je van je hoofd naar het binnenste van je hart, dat door een wijs licht wordt verlicht. Alles wat je denkt, uitspreekt en doet gebeurt met aandacht en vol bewustzijn. Je kunt duidelijk overzien welke gedachten, wensen en bedoelingen bij je opkomen en dwingt graag je denken, je hart en je wil tot de geboden van Christus.Elke onvrijwillige misstap wordt echter door diep berouw en oprechte spijt goedgemaakt in een warm gebed vol vertrouwen tot God. Ziet God je deemoed, dan laat Hij je niet vergeefs wachten op Zijn genade.’ (Agapij van Walaam)

– 151 –

 

Diep inzicht in en heerschappij over jezelf 152

 

Diep inzicht in en heerschappij over jezelf

Een wijs licht vervult het hart met een soort hoger hartebewust-zijn. (Theophanos de kluizenaar)

‘Wanneer het denkvermogen het hart vindt en daar bestendig verblijft, verandert ons innerlijk: hart en denken verenigen zich tot een levende eenheid; de oorspronkelijke volkomenheid’ van de menselijke natuur is hersteld. Nu neemt de Heilige Geest intrek in ons hart en vervult het met Zijn warmte. Hij komt niet fysiek zichtbaar, maar onzichtbaar geestelijk, en is absolute werkelijkheid. Een kenteken hiervoor is de steeds durende warmte in ons hart, waarbij het denken vertoeft in ons hart en versmelt met de Godgedachte. Onder Zijn invloed verplaatst zich het zwaartepunt van de mens van het hoofd naar het hart. Daardoor komt het innerlijk tot rust. Hersenspinsels en hartstochten verliezen hun macht. Een wijs licht vervult het hart met een soort hoger hartebewustzijn. Dit inzicht van het hart maakt alle zieleroerselen zichtbaar die van het hart uitgaan of daarin binnenkomen. Wij krijgen het vermogen feilloos goed van kwaad te onderscheiden en het kwaad met onze gehele inzet te bestrijden. Alle handelingen worden uitgevoerd vanuit een helder bewustzijn van Gods wil; daarbij wordt ons de kracht gegeven het gehele verloop van ons uiterlijke en innerlijke leven te sturen, meester over onszelf te zijn. Gewoonlijk leven wij niet, maar worden wij geleefd.Vrijheid van handelen krijgen wij met de merkbare intrede van de Heer in ons hart. De belofte: ‘Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn’ (Joh. 8:36) gaat in vervulling.

Ook het inzicht in onszelf verandert dank zij ons groeiende gewe-ten.

Zolang ons bewustzijn bleef in ons hoofd, weken onze beschouwingen uit naar het algemene. Het bijzondere, dat onszelf aangaat, raakt echter ons hart. Dit toont ons zonder enige omweg of verontschuldiging alles op de meest werkzame manier, die ons het diepst aangrijpt. Dan beleef je direct je eigen fouten en zwakheden en de lichte en donkere kanten van de dingen.

Heeft het bewustzijn Gods goedheid geproefd, dan zal het het hart niet meer verlaten en zeggen: ‘Here, het is goed hier te zijn.’ (Vgl.Matth. 17:4) Het zal voortdurend de gebieden van het hart overzien en krijgt een zekere ervaring in het uitdrijven van door de vijand gezaaide gedachten. Nauwelijks heeft het denken het hart gevonden, of het aanschouwt wat het nog nooit heeft aanschouwd: een uitspansel in het hart en zichzelf, licht en vol onderscheidingsvermogen.

– 152 –

Vanaf dat moment verdrijft het door middel van de naam van Jezus Christus alle nutteloze gedachten, nog voor ze binnendringen in het hart en zich daar vastleggen. Tegenover de duivels wordt het denkvermogen haatdragend, het keert de door de natuur verleende woede tegen hen en verdrijft en verslaat hun verzoekingen. Al het overige leer je met Gods hulp door het koesteren van je bewustzijn, als je Christus in je hart draagt.'(Simeon de Nieuwe Theoloog)

Je krijgt dan heerschappij over jezelf en begint al het ware, heilige en reine in je te koesteren en al het slechte uit te drijven. Voordien had je daarvoor wel je best gedaan, maar werd je steeds weer beroofd van wat je had verworven. Dit verandert nu. Je hebt vaste voet gevonden in het goede en leidt je leven met een vast en zinvol doel. Een goddelijk vuur ontbrandt in je hart; in dit vuur branden alle krachten van de ziel. Gedurende het omsmeltingsproces ontstaat veel rook en lawaai; later blijft alleen het zuivere licht achter. Dat is de toestand van innerlijke reinheid. De weg daarheen is lang. Maar God is almachtig en vol goedheid, Hij zelf staat je bij.

Hart en denkvermogen krijgen een toenemende neiging tot het gebed, dat onder invloed van de goddelijke genade blijft voortgaan. Het voortdurende innerlijke gebed schenkt je geestelijk organisme leven, zoals de adem leven schenkt aan je lichaam. De meest opvallende eigenschap van deze toestand is de inkeer; je bewustzijn verblijft voor Gods aangezicht, stort zijn gevoelens in deemoedig zelfinzicht, diep berouw, eerbied en liefde voor Hem uit, bereid je leven volledig in Gods dienst te stellen. Deze houding treedt elke dag opnieuw bij het ontwaken in en begeleidt je door al je taken tot je ‘s avonds inslaapt.

‘Naarmate het inzicht van je hart verdiept, reinigt je denken zich van nutteloze hersenspinsels, zorgen en dromen. Je verliest je nieuwsgierigheid, je vooringenomenheid en je wantrouwen. Ten slotte ontvang je van God een geestelijk bewustzijn, dat je tot kind van God maakt. Tegelijkertijd groeit een gevoel van vrede, van deemoed en liefde voor God en alle mensen, zonder dat je onderscheid maakt tussen goede en slechte. Alle mensen zijn je goed en je begint van ze te houden. Je begint aanvechtingen rustig te verdragen en neemt ze als door God toegestaan medicijn, dat je nodig hebt. Zo blijf je onscheidbaar in Hem en win je door godvrezendeid een innerlijke reinheid, waarin de liefde Gods woont. Deze vult haar levende tempel met gaven van de Heilige Geest.

God giet Zijn licht in je bewustzijn, Hij reinigt je gevoel en bestuurt je daden. Je vindt krachten in je, die je tevoren onbekend waren.Je leeft voor het aangezicht van de levende God en denkt, voelt en

– 153 –

handelt in het bewustzijn van Zijn tegenwoordigheid.

Deze inwerking van de Heilige Geest wordt door je hart duidelijker gezien dan welke wiskundige waarheid en welke praktische ervaring ook. Nu heb je nog maar één zorg: de genade trouw te behoeden. Dit laat je blijken door oplettendheid in je gedachten,  gevoelens en daden en door onvoorwaardelijk Gods wil te vervullen. Nu begint het werkelijke bezige leven in de geest, dat tot dusver slechts uit zoeken bestond. Merk je, dat je denken zich verbonden heeft met je hart, zich verenigd heeft met ziel en lichaam, dat je niet meer door zonde verbrokkeld bent, maar één geheel vormt; dat een heilige rust, een stille, diepe, zalige blijdschap van Christus in je straalt, behoed dan deze gave van God met de grootste zorg. De heilige rust,als ademtocht van de Heilige Geest is uiterst gevoelig en trekt zich onmiddellijk terug van een ziel, die zich in Zijn tegenwoordigheid onoplettend gedraagt, zondigt tegen de eerbied, haar trouw breekt door neigingen tot zonde of zich laksheid veroorlooft. Met de vrede van Christus verlaat ook het gebed de onwaardige ziel.

Met het inzicht van je hart en gemeenschap met God begint een nieuw niveau van veranderingen, die men met een passende benaming vergeestelijking van ziel en leven zou mogen noemen.’ (Theophanos de kluizenaar)

– 154 –

6. De innerlijke mens van het hart 154

De innerlijke mens van het hart

Verborgen leven in Christus

Want zie, het koninkrijk Gods is in u. (Luc. 17:21)

Bezien wij de begenadigde toestand bij het innerlijke gebed: het ware begenadigde leven is wonderbaarlijk, verborgen. Apostel Paulus noemt het ‘het verborgen leven met Christus’ (Col. 3:3). Apostel Petrus duidt het aan als ‘de verborgene mens uws harten’ (1 Petr.3:4). En Christus zelf noemt het ‘het koninkrijk Gods in u’. (Luc.17:21)

‘Het koninkrijk Gods ligt in je binnenste. Keer in in jezelf, zoek ijverig en je zult het zonder moeilijkheden vinden. Verlaat de verstrooiingen, het verderfelijke pad der begeerten, het struikgewas van de winzucht en alle slechte gezelschap. Keer in in jezelf, leef in jezelf, in het wonderbaarlijke kamertje van je hart in je geest en zoek daar naar het koninkrijk Gods. Is het nog niet in je, roep dan: “Onze Vader, Uw rijk kome!” En het zal komen, zodra je het tot je roept.

– 154 –

Dat rijk ligt in je. Ga daarom ook bij jezelf naar binnen en blijf in je hart. Daar is God. Hij laat je niet los, maar jij verlaat Hem.'(Efraim de Syriër)

Boetedoening en gebed leiden naar het Koninkrijk Gods dat in ons is: ‘Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.'(Matth.4:17)’Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.’ (Matth. 7:7) Wat betekent dit? Het koninkrijk Gods is in ons, als God in ons heerst, als onze ziel Hem in haar binnenste als haar Heer erkent, Hem met al haar krachten gehoorzaamt en Hij in haar Zijn machtig werk doet. Dit koninkrijk ontstaat op het moment van het besluit voor God te werken in Jezus Christus, door de genade van de Geest.

In zijn uitingen is het koninkrijk Gods uiterst eenvoudig. Ongrijpbaar komt de Geest en wekt diep berouw. Het berouw leidt tot een ommekeer in de wil. Na de innerlijke ommekeer wapent de Geest je tot de harde strijd tegen de hartstochten, leidt je en helpt je daarbij. Deze strijd is bij iedereen langdurig en pijnlijk; geleidelijk leidt hij tot reinheid van hart en deze laat je uiteidelijk deelnemen aan de waarheid van God en de zaligheid. In het begin dringen de vroegere opwellingen nog dikwijls door in je ziel, scheppen daar onrust en voeren niet zelden de geest mee in gevangenschap. Toch worden ze dank zij je ijver, je waakzaamheid en je geduld met de hulp van de genade steeds zeldzamer. Ten slotte wordt je mensengeest zo sterk, dat de vroegere aanvechtingen voor hem niet meer te betekenen hebben dan een zandkorrel voor een wand van graniet. Je verblijft in je binnenste voor God en beheerst door Gods kracht je innerlijk onverstoorbaar.

Een verborgen leven in Christus bereiken slechts zij, die de goddelijke genade in zich in werking stellen, zodat deze hun hele wezen merkbaar doordringt.

Het koninkrijk Gods lijkt op de zuurdesem, die zich geleidelijk door het gehele deeg verspreidt, tot het tot een geurig, zacht brood wordt. Zo ook doordringt de genade geleidelijk ons wezen; en als ze zich er geheel in heeft verspreid, dan wordt ons wezen geheel van de genade doordrongen. Dan wordt al ons handelen eveneens op wonderbaarlijke wijze doordrongen van de genade.

Een ander voorbeeld hoe de genade in ons doordringt en naar buiten zichtbaar wordt, is ijzer in een vuur. Het vuur verwarmt, doorgloeit het ijzer en maakt zijn vurige kracht naar buiten merkbaar voor de hand die het vastgrijpt. Zo wordt ook de inwerking van de genade ten slotte ‘grijpbaar’. Zij verleent de mens buitengewone macht, die zich op velerlei manieren uit. Zijn woorden, die uit de geest komen,

– 155 –

zijn duidelijk, dringen onmiddellijk door in het hart en veroorzaken daar overeenkomstige gevoelens. Ook als de begenadigde zwijgt, gaat van hem een warmte, een kracht uit, die morele energie opwekt en in staat stelt tot elke geestelijke inspanning.

In de gelijkenis van de ponden (Luc. 19:11-25) openbaart de Heer de gave van de genade. Allen krijgen het ene pond – aan allen wordt de genade in gelijke mate verleend. Maar de een wint er tien pond bij, de andere vijf en de derde helemaal niets. Dat wil zeggen: de eerste beijverde zich het meest zich met genade te doen doordringen, de tweede beijverde zich slechts half zoveel en de derde verwaarloosde de gave van de genade geheel. De beloning komt in verhouding tot de mate van begenadiging of doorlichting van ons wezen. Wie zich in het geheel niet inspant, verliest ook de hem oorspronkelijk verleende genade.

Deze paar woorden drukken alles uit, wat de vestiging van het koninkrijk Gods meebrengt, of liever het begenadigde vuur,dat eindelijk in het hart ontbrandt. Het bepaalt het wezen en de werking van echt geestelijk leven vanaf het ogenblik, waarop hart en denken één worden en voor God verblijven.

– 156 –

Inkeer 156

 

Inkeer

De innerlijke inkeer is een gave van Gods genade. (Theophanos de kluizenaar)

Het Koninkrijk Gods werkt eerst in het verborgene, later openbaart het zich krachtig. Eerst uit het zich ineens in inkeer.Iets werkt onwillekeurig in op onze ziel, grijpt haar en leidt haar naar binnen.Dat is God, de genade van de Heilige Geest. We ondergaan een sterke drang tot bidden. Zoals bij het zich bezinnen gaat de mens geheel in zijn binnenste en schenkt geen aandacht aan wat zich om hem heen afspeelt.Alle eigen activiteiten, denken en plannen houden hier op,al het uiterlijke valt weg. Maar wat bij het zich bezinnen een kwestie van het denken was, dat is bij het bidden een zaak van het hart.De ziel wordt naar God getrokken, ze verblijft met het bewustzijn in het hart voor Gods aangezicht en stort voor Hem al haar smarten en verwachtingen uit, bereid het hele leven aan Zijn dienst te wijden. Dat is de nadering van God, de ware geest van het gebed, die afhangt van Zijn genade.

De inkeer in je binnenste is aanvankelijk kort en vluchtig; later wordt zij een vast gegeven en wordt zij tot een onveranderlijk, vaak uren lang verblijven voor God. 

– 156 –

Wie deze toestand eenmaal heeft geproefd, kan ernaar terugdenken, ernaar verlangen, ernaar streven, maar hij kan hem zelf niet naar zich toe halen of vasthouden; hij komt uit zichzelf. Voor je eigen beslissing blijft maar één ding over: hem te koesteren en zo veel mogelijk te laten werken. Let je op de lust tot inkeren en volg je die op naar vermogen, dan komt je verblijven voor God steeds vaker en langduriger tot het blijvend wordt. Zodra dit gebeurt, ontsluit zich het koninkrijk Gods in ons.

Deze toestanden kunnen overal optreden. Zodra ze komen,houdt de voorafgaande ongeordendheid van je innerlijk op, alles ordent zich, en deze ordening duurt zolang als de genade werkt. Wijkt de genade, dan beginnen de gedachten weer te dwalen en wordt de aanval door hartstochtelijke bevliegingen hervat.

De ziel daalt weer af uit de hemel naar de aarde, uit een verlichte vrede naar een schemering vol moeilijkheden. Nu is het weer zaak geduld te hebben en te wachten tot het koninkrijk Gods zich aankondigt in je hart. Deze afwisseling duurt zo lang tot het God welgevallig is de innerlijke concentratie voor altijd vast te leggen en haar onveranderlijk te maken. Het zoeken daarnaar is eigenlijk het zoeken naar het koninkrijk Gods. En als het voorkomt, is dat de ontsluiting van dat koninkrijk.

Eindelijk eindigt de tijd van moeitevol zoeken. De gelukkige vinder verkrijgt wat hij zocht: hij vindt het hart, vestigt zich daarin voor God en blijft daar voortdurend als trouwe dienaar voor zijn Heer; van Hem ontvangt hij de macht en de kracht om zijn innerlijk en uiterlijk geheel te beheersen. Dat is het ogenblik, waarop het koninkrijk Gods zijn intree doet in zijn innerlijk en zich kenbaar maakt met de hem eigen macht.

Als een heerser regeert nu de menselijke geest over het hart en geeft van daaruit zijn aanwijzingen.

– 157 –

Reinheid 157

 

Reinheid (naar Theophanos de kluizenaar)

Innerlijke concentratie is een hoge kunst.Met Gods hulp bevrijdt zij je volledig van alle hersenspinsels en zelfzuchtige handelingen. (Hesychios van Jeruzalem)

Als de goddelijke genade inwerkt op het mensenhart, dan dringt zijn geest met zijn bewustzijn in het hart en daarmee in alle krachten van het lichaam en van de ziel. Hieruit volgt als wet voor de innerlijke

– 157 –

concentratie: houd steeds je bewustzijn in je hart en verzamel daar geconcentreerd denken, wil en gevoel. Concentratie van het denken is oplettendheid, concentratie van de wil is gerichtheid, concentratie van het gevoel is waakzame nuchterheid. Deze drie bezigheden leiden tot concentratie van het ik en bewerkstelligen inkeer. Wie ze alle bezit, is in zijn innerlijk, wie er ook maar één van mist, is buiten. Overeenkomstige werkingen van het lichaam moeten deze drie zielekrachten begeleiden: Op oplettendheid volgt een inkeer van de zintuigen, gerichtheid wordt begeleidt door spanning van de spieren en met nuchterheid behoort onthouding gepaard te gaan.

Concentreer, zodra je ontwaakt, je bewustzijn en al je krachten in je hart en blijf daar onafgebroken. Deze inkeer is de hoofdvoorwaarde voor heerschappij over jezelf, een getuigenis van echte vrijheid van gedachten, dat wil zeggen van een echt vrij geestelijk leven. Alle geestelijke bezigheid moet daarvan uitgaan.

Innerlijke concentratie is het zekerste middel om een vurige ijver te behouden voor het geestelijke. Iemand die geconcentreerd is brandt, want hij concentreert alle krachten als zonnestralen in het brandpunt tot zij grote warmte opwekken en zelf ontbranden. En inderdaad is warmte deel van de innerlijke concentratie: de geest ontmoet als het ware zichzelf en komt van vreugde in beweging. Concentratie betekent bereidheid en kracht tot handelen. Wie geconcentreerd is, is sterk als een goed georganiseerd leger, terwijl de verstrooide zwak is en voortdurend valt.

Wie innerlijk geconcentreerd is overziet alles in zijn binnenste: wie in het middelpunt staat kan alle stralen tegelijk overzien, maar wie weggaat uit het middelpunt overziet slechts de ene straal, waarop hij zich bevindt. Zo overziet de innerlijk geconcentreerde alle bewegingen van zijn innerlijke krachten en kan hij ze sturen. Het ontbranden van de geest, de kracht en het kunnen waarnemen, vormen de echte vurig ijverige geest. Daarom geldt hier het gebod: Blijf in je innerlijk en je zult niet ophouden te ijveren. Zo is dus concentratie de hoofdvoorwaarde voor geestelijk leven. Haar ontwikkeling hangt af van de drie zielekrachten en de daarbij behorende lichamelijke uitingen:

– oplettendheid van het denkvermogen en inkeer der zintuigen;

– gerichtheid van de wil en gespannen spieren;

– nuchterheid van hart en onthouding van laksheid en lichamelijk genot.

Hieruit volgen de middelen om tot concentratie te komen: Houd alles van je af, dat de inkeer kan storen en afleidt naar buiten. De zinnen worden door uiterlijke indrukken, het denken door hersenspinsels verstrooid; de spieren verslappen door laksheid, de wil door

– 158 –

wensen; het lichaam verslapt door rust, het hart door banden met anderen. Nuchter zijn wil zeggen: je hart aan niets anders binden dan God. Hartstochtelijke banden ontnemen de nuchterheid aan de ziel, zodat zij niet meer weet wat zij doet.

Zo is de strijd tegen hersenspinsels, wensen en hartstochtelijke banden, gepaard gaande met kuisheid van lichaam, voorwaarde en middel voor concentratie. De innerlijke concentratie en inkeer treden volledig in werking zodra men een drievoudige reinheid heeft bevochten:

– reinheid van het denken van onwillekeurige gedachten;

– reinheid van het hart van hartstochtelijke banden;

– reinheid van de wil van wensen en begeerten.

‘Deze inspanning voor de ware innerlijke concentratie is de belangrijkste taak bij elk geestelijk bezig zijn, want zij geeft vorm aan de ruimte waarin al het geestelijke plaatsvindt, zoals de onzichtbare strijd,beschouwing van God en gebed. Wat je ook doet, beoefen de inkeer.'(Theophanos de kluizenaar)

‘Geloof echter niet, dat je de innerlijke concentratie uit eigen kracht kunt verwerven. Net zomin als de zon zonder licht kan schijnen, kan het hart zich reinigen zonder het Jezus-gebed. En evenmin als sneeuw en water vuur voortbrengen, zal het hart zich bevrijden van slechte gedachten, gevoelens of daden, als het niet innerlijke concentratie laat samengaan met het Jezus-gebed. Laten wij daarom de naam van Christus gebruiken als onze ademhaling. Die dwaze stuurman, die tijdens een storm zijn matrozen vrijaf geeft, roer en zeilen in zee gooit en zelf gaat slapen, zal snel schipbreuk lijden. Nog sneller vergaat de ziel, die niet vol waakzaamheid de inkeer beoefent en het innerlijke gebed des harten achterwege laat. Als wij waakzaam leven en bewust, terwijl wij daaraan het gebed verbinden, dan gaan wij veilig, als met een helder licht langs het geestelijke pad en reinigen en sieren wij de kamer van ons hart. Vertrouwen wij echter alleen op onze oplettendheid en waakzaamheid, dan worden wij bij het aanstormen van de vijand spoedig ten val gebracht en begint hij ons te verstrikken in de dwaze wensen. Alleen de naam van Jezus Christus – dit overwinnende zwaard dat wij steeds in ons reine hart hanteren – kan deze verjagen en doet ze verteren, zoals vuur het stro. Is dan de lucht in ons hart rein, dan belet niets, dat het licht van Christus in ons straalt.’ (Philotheos van Sinaï)

– 159 –

Innerlijke warmte 160

 

Innerlijke warmte

De vrucht van het geestelijke leven komt te voorschijn zodra het hart warm wordt.(Theophanos de kluizenaar)

Een zuiver geweten en ijverig bidden verwekken warmte in je hart. Oefen je daarom ijverig in het gebed en koester de warmte in je hart. Godvrezendheid verwekt en behoedt de innerlijke warmte.Maar ook is deemoed noodzakelijk en het trouw opvolgen van je gebeds-regelen, maar bovenal waakzaamheid. Doe je ijverig en geregeld je best in het Jezus-gebed en zoek je naar de liefde tot God, dan ontbrandt door middel van de goddelijke genade dat vuur in je hart,dat de kiem is van het geestelijke leven, van het intreden van God. Hoe deden de ervaren gebedsbeoefenaars de geest van het gebed in zich warm worden? Bovenal streefden zij ernaar, dat het hart voortdurend alleen voor God ontvlamt. God steunt het hart hierin, want het is de oerbron van het leven. Waar het hart is, daar zijn ook bewustzijn, denken en aandacht,ja, de gehele ziel. Is het hart in God,dan is de gehele ziel in God en verblijft de mens in geest en waarheid voor Hem.

Nu wil ik de middelen schilderen om een gestadig vuur of een bestendige warmte in het hart op te wekken. Hoe is dit te bereiken? Denk je in hoe uiterlijke warmte tot stand komt: hout wordt gewreven op hout, vuursteen wordt tegen vuursteen geslagen en het resultaat is warmte of zelfs vuur. Houd je een voorwerp in de zon, dan wordt het warm; concentreer je de zonnestralen meer, dan vliegt het in brand. De middelen om geestelijke warmte op te wekken, lijken op de natuurlijke. Met het wrijven van hout komt overeen het vervullen van de geboden. Naarmate je innerlijk reiner wordt, wordt je hart geleidelijk warmer. Maar deze weg is langzaam en heeft veel hinder palen.

Het Jezus-gebed echter, lijkt op een brandglas in de zon. Hoe ijveriger het wordt verricht en hoe geconcentreerder, des te sneller wordt je innerlijk gereinigd en ontvlamt je hart voor God. Als je het vol ijver en zonder onderbreken verricht, dan vonkt door Gods genade een vuur op in je hart en getuigt ervan dat het geestelijke leven binnenkomt in het middelpunt van je wezen en dat het koninkrijk Gods zijn aanvang neemt. Hoe meer het Jezus-gebed zich vastzet in je hart, des te warmer wordt je hart, des te zelfwerkzamer wordt op zijn beurt je gebed, zodat het vuur van het geestelijke leven ontbrandt en blijft branden in je hart, terwijl het gebed je gehele hart voortdurend vervult en het ontroert.

– 160 –

Nu lijkt je gevoel een blaasbalg, een stuur van je ziel. Je wordt daardoor aangedreven en kunt onvoorwaardelijk uitvoeren waartoe je gevoel je drijft. Wie zich de ordening van zijn innerlijk ten doel stelt, vindt als enig middel daartoe dit geestelijke gevoel van warmte in zijn hart voor God.

– 161 –

Natuurlijke, tegennatuurlijke en geestelijke warmte 161

 

Natuurlijke, tegennatuurlijke en geestelijke warmte

‘Door de concentratie van alle krachten in het hart wordt hier ten slotte innerlijke warmte opgewekt. Daarbij moet zorgvuldig onderscheid worden gemaakt tussen de natuurlijke warmte, een begenadigde warmte en een tegennatuurlijk ontbranden. Voor het ontstaan van natuurlijke warmte is het van belang waar het verstand zich tijdens het gebed bevindt. Het zou zich moeten concentreren in het hogere deel van het hart om boven het hart te staan en van bovenaf alles geheel vrij te overzien, en te beheersen wat er daar beneden gebeurt.

Wanneer het zich bevindt in het midden van het hart zakt het al gauw af naar de lendengordel, vermengt zich onwillekeurig met de zinnelijke warmte van deze delen en roept door eigen falen de verzoeking op.

De natuurlijke warmte van het bloed heeft haar uitgangspunt en haar einde in de nierstreek; zij vormt als het ware een gordel om het lichaam en geeft de ziel ruwheid, koude en verwarring. De duivelse warmte wordt opgewekt door vermenging met zinnelijk vuur; zij verhit hart en ledematen door zinnelijke lust en boeit het bewustzijn door weerzinwekkende voorstellingen. In plaats van geestelijke warmte doet zij hartstocht ontstaan, in plaats van stille blijdschap wekt zij onzinnige wellust, vies genot, en tracht deze verblinding voor te stellen als echte genade.

De geestelijke warmte begint en eindigt in het hart. Dringt de aandacht in het hart, dan concentreert zij hier natuurlijkerwijs als in een brandpunt alle krachten van ziel en lichaam. Deze concentratie van het hele wezen van de mens wordt hier direct begeleid door een bijzonder gevoel dat het begin vormt van de warmte. Dit gevoel is aanvankelijk teer en koel, later wordt het sterker en warmer. De natuurlijke, lichamelijke warmte van het bloed is slechts een voorloper van de begenadigde warmte.’ (Theophanos de kluizenaar)

‘De geestelijke warmte, die van God afkomstig is, begint en eindigt met het gebed; zij geeft de ziel vertrouwen en vruchten van de geest. Zij uit zich in op gebed lijkende opwellingen. Haar eerste vrucht is

– 161 –

innerlijke concentratie en het zich zonder onderbrekingen wenden tot God, wat gepaard gaat met een subtiel geestelijk gevoel. Soms wordt het hele lichaam warm, terwijl het denken rein en vrij van hartstocht, als had het wortel geschoten in de diepten van het hart, in gebed verkeert.’ (Vassilijvan Moldavië)

– 162 –

Begenadigde warmte tijdens het gebed des harten 162

Begenadigde warmte tijdens het gebed des harten

‘Bij het Jezus-gebed streef je natuurlijk niet naar fysieke warmte in je hart. Veeleer streef je ernaar, dat het vuur van de genade in je hart dringt en het voortdurende begenadigde gebed begint. Het Jezus-gebed zelf geeft deze vonk van de genade niet; maar door de innerlijke concentratie voor God draagt het bij tot het ontvangen ervan en doet het ontbranden tot een helder vlammend vuur. Het ontkiemen van begenadigd geestelijk leven, het ontsluiten van het koninkrijk Gods in je wordt begeleid door een ontvlammen van de geest of geestelijke warmte. Hierbij verenigt zich niet alleen het bewustzijn met het denken aan God, maar je gehele geesteswezen treedt met Hem in levende gemeenschap: God echter is vuur. En zo doen geestelijke warmte en het ontvlammen van de geest op dat ogenblik hun intrede, waarop het koninkrijk Gods zich in je innerlijk ontsluit. Deze warmte verwekt een warm gevoel voor God. Het is niet juist tevreden te zijn met dit warmtegevoel alleen zonder te letten op de opwellingen in je geest en zelfs op het God gedachtig zijn,anders blijft alleen een dierlijke warmte van het bloed over en natuurlijke warmte is noch van geestelijke aard, noch begenadigd. Geestelijk wordt zij pas, als zij gepaard gaat met geestelijke, op gebed lijkende opwellingen. Begenadigde warmte is een bijzondere warmte; zij roept geen lichamelijke reacties op, wordt begeleid door een heerlijk gevoel van zaligheid.

Een diepe troost doortrekt de ziel en een begenadigde godvrezendheid gepaard met vertrouwen en blijde smart; onder de onmetelijke invloed van de genade ontbrandt het hart steeds sterker en verspreidt warmte of licht, dat uitgaat van het hart en als de zon straalt in je binnenste. Onder de inwerking daarvan komen de gedachten tot rust, wordt de innerlijke atmosfeer van de ziel helder, worden alle goede of niet goede opwellingen in de ziel zichtbaar in de kiem en krijg je de macht om de slechte uit te bannen. Dit innerlijke licht verlicht ook het uiterlijke, doet je recht van onrecht onderscheiden en geeft je de kracht je aan het recht te houden ondanks alle hinderpalen.

Kortom, nu begint het echte, werkzame geestelijke leven, dat tot

– 162 –

dusver slechts nu en dan doorbrak. Nu kiemt de warmte bestendig in je hart en bindt de aandacht van het bewustzijn. En dit is de vereniging van hart en denkvermogen, de volheid van ons geestelijke organisme.

Als hart en denken vereend zijn in het gebed en je gedachten zich niet verstrooien, wordt je hart doorgloeit door geestelijke warmte, waarin het licht van Christus straalt dat je gehele innerlijk met vrede en blijdschap vervult. Om het licht van Christus in je hart te ontvangen en waar te nemen moet je je zo diep mogelijk in je binnenste concentreren: de ogen sluiten,  je bewustzijn laten verzinken in je hart en de naam van Jezus Christus aanroepen; overeenkomstig je inspanning en je geestelijk ijveren voor Hem ervaar je een bezieling, die de drang naar hogere verlichting opwekt. Blijft je bewustzijn door deze oefeningen vast in je hart, dan begint het licht van Christus te stralen in je hart en verlicht de behuizing van je ziel met een goddelijk licht. De zon van de waarheid begint in je te stralen. Dit licht is tegelijk ook het leven volgens het Bijbelwoord: ‘In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen.’ (Joh. 1:4).’ (Serafim van Sarov)

‘Pas wanneer ons hart Gods vuur verwarmt begint onze eigenlijke innerlijke verandering. Dat vuur zal alles doorgloeien, omsmelten en vergeestelijken tot alles doorgeestelijkt is. Zonder dit vuur kun je je nog zo inspannen – vergeestelijking bereik je niet.'(Theophanos de kluizenaar)

– 163 –

Liefde tot God vanuit het hart 163

 

Liefde tot God vanuit het hart

Het voortdurende gebed des harten doet het hart voor God, de liefde voor Hem ontvlammen. (Theophanos de kluizenaar)

‘Hoe meer je je inspant, des te sneller vergroeit het gebed met je hart. Hoe dieper echter het Jezus-gebed doordringt in je hart, des te warmer wordt je hart en op zijn beurt weer wordt het gebed steeds meer zelfwerkzaam totdat het vuur van geestelijk leven voortdurend brandt ín je hart, terwijl het gebed zonder ophouden je gehele hart vervult.

Het geestelijk ontvlammen van het hart voor God is de liefde voor Hem, Deze ontbrandt, zodra God het hart aanraakt, Die Zelf de liefde is.

Door een ongrijpbare geestelijke macht wordt het hele wezen van de mens gegrepen, naar God getrokken, terwijl het ook het lichaam

– 163 –

meesleept. Het gebed van gevorderde gebedsbeoefenaars komt voort uit hun gehele hart. In deze toestand wordt het gebed tot innerlijke noodzaak, zoals spijs en drank; ja, tot een wond in het hart. Het werkt daarin zelfstandig, zelfs in de slaap en niets is in staat het uit het hart te rukken. Het ware gebed is vergroeid met de ziel en wordt steeds verricht in de geest.’ (Parfenij van Kiev)

‘Geeft God je deze “wonde in het hart”, dan wordt vanzelf alles wat je hebt nagestreefd bestendig of nog iets hogers – een zekere innerlijke speurzin, die alles ordent zonder dat je eraan hoeft te denken.Dan draag je de wijste leraar in je die er is. Vraag God je deze gave te verlenen. Richt daarop alle inspanningen van je gebed. Dat is de verborgen schat, de onschatbare parel.’ (Theophanos de kluizenaar)’ Het hart is de woonplaats van God. De voor alle verstandelijk denken ongrijpbare doet zijn intrede in het hart en woont daarin. De voor de heerscharen met vlammende ogen verborgene wordt in het hart verworven. De aarde kan Zijn voet niet dragen, maar een rein hart draagt Hem in zich. Het firmament is niet genoeg voor Zijn voetspoor, maar het hart is Zijn herberg. Alle schepselen zijn niet in staat de grenzeloze te omvatten, maar het kleinste hart dat Hem zoekt omvat Hem.

Een kleine ruimte kiest God als Zijn woonplaats in de mens, en de mens wordt tot tempel van God, waarin Hij verblijft. De ziel is Zijn tempel, het hart het offeraltaar van lof en dank, het bewustzijn is de priester die de wijdingshandeling verricht.'(Efraïm de Syriër)

– 164 –

7. Het ontvlammen van de geest en het schouwende gebed 164

Het ontvlammen van de geest 164

 

Het ontvlammen van de geest

 

Vervult je de Heilige Geest, dan herken je hem aan de toestand van stille, diepe innerlijke blijdschap, die soms toeneemt tot een ontvlammen van de geest. (Theophanos de kluizenaar)

‘Het ontvlammen van de geest wordt het stuur van alle innerlijk leven.Dit is alleen met behulp van de begenadigde kracht van de Heilige Geest te verwerven. Door Hem wordt de morele kracht vast gelegd in de ziel, als resultaat van geestelijke wedergeboorte.

Het vuur van de Heilige Geest verbrandt alle troebelingen van het innerlijk oog, reinigt het denkvermogen en maakt het helderziend om Gods wonder te aanschouwen. Door Hem alleen kan de ziel haar geestelijke wedergeboorte verkrijgen en door God met de onuitsprekelijke

– 164 –

schoonheid van geestelijke mogelijkheden worden begiftigd.'(Makarios de Grote) Hierbij wordt niet alleen het bewustzijn doordrenkt met gedachten aan God; ons gehele wezen treedt in levende gemeenschap met God, maar God is vuur. Innerlijke warmte trekt bij ons binnen op het moment waarop het koninkrijk Gods zich in ons binnenste ontsluit. Deze warmte geeft ons de kracht ons leven te ordenen en alles te vervullen wat God wil.

‘De inwerking van de Heilige Geest is ongrijpbaar en met niets te vergelijken. Eerst openbaart Hij mij een onbeperkte zelfkennis, houdt mij in ongekende mate mijn vreselijke schuld voor ogen,brengt de ziel ertoe zichzelf aan te klagen, toont haar de val van de mens en de diepe, duistere afgrond van het verderf; dan verleent Hij geleidelijk een steeds toenemende aandacht en diep berouw bij het gebed. Zo bereidt Hij ongemerkt het vat der ziel voor en raakt dan plotseling, onverhoopt, ongrijpbaar de gescheiden delen van mijn wezen en zij worden één. Dank zij Zijn machtige aanraking ben ik een nieuwe mens. De Schepper werkt bij de herschepping als bij de schepping. Door de aanraking met Zijn hand verbinden mijn denken, mijn hart en mijn lichaam zich en worden een geheel. Dan verdiepen zij zich in God en blijven in Hem, zolang Zijn ongrijpbare, almachtige hand hen draagt.’ (Ignatius Brjantsjaninov)

*Het ligt in het wezen van het geestelijke vuur de mens in liefde met de geesteswereld te verenigen. Bij het eerste inslaan van de schenkende genade ontsluit zich voor het innerlijk oog direct een schouw van de geestelijke wereld; het morgenrood van de geest verschijnt hem voor het eerst.

Hij aanschouwt God als zon van de waarheid in het binnenste van zijn hart. Het hart wordt, als levende tempel van God, gevuld met Zijn openbaringen.

Een vurige ijver is het wezenlijke van het geestelijke vuur. Het kan echter in ieder mens een verschillende richting inslaan: bij de een richt het zich in strenge oefeningen op innerlijke vervolmaking,bij een ander loopt het uit in daden van liefde, bij een derde richt het zich op het welzijn van de gemeenschap. Zo krijgt ieder mens, al naar zijn innerlijke aanleg, nieuwe kwaliteiten door bemiddeling van de Heilige Geest. Elke gave heeft in ons een orgaan dat haar van nature opneemt. Zo is het denkvermogen een orgaan voor de wijsheid. Wie zijn denken van alle zinnelijke dromen gereinigd heeft, ontvangt wijsheid. De rede is het orgaan voor koele nuchterheid. Wiens rede heerst over de hartstochten woede en zinnelijkheid, die ontvangt de hogere geestelijke rede. Natuurlijke mensenliefde is een orgaan voor het genezen. Wie gevorderd is in mensenliefde ontvangt – na het uitbannen van de eigenliefde – de gave van het genezen.’ (Kallistos en Ignatius Xanthopoles) Zo verleent de Heilige Geest een nieuwe geestelijke rede, nieuwe ogen des geestes, een nieuwe taal en leidt Hij tot geestelijke wedergeboorte.

– 165 –

Zoonschap en vergoddelijking 166

 

Zoonschap en vergoddelijking

Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. (Rom.8:16)

Eindelijk eindigt de tijd van verborgen gemeenschap met God; nu neemt God op bijzondere wijze intrek in de mens en vervult hem openlijk. Als de wil geduldig, onverstoorbaar de Heilige Geest volgt,als de ziel leeft in overeenstemming met de geboden en als niets meer de Geest krenkt, dan vloeit de genade onmiddellijk in de mens en wordt hij geheel tot woonplaats van de Heilige Geest.’ (Makarios van Egypte)

‘De ziel wordt – na lange beproevingen – opgenomen in het zoonschap van God. God zelf vertrouwt zich toe aan het hart en keurt de mens waardig met Hem één te zijn in de geest. De goddelijke genade verlicht in het diepst van zijn binnenste zijn gehele wezen. Hem tekent het licht van Gods aangezicht (Ps. 5:7). De Heer neemt intrek in hem en vult hem met de gaven van de Heilige Geest.

Mensen die de wedergeboorte in de Geest waardig zijn gekeurd ervaren velerlei uitwerkingen van Zijn genade. Soms vervult hen onuitsprekelijke blijdschap: ‘uw hart zal zich verblijden en niemand ontneemt u uw blijdschap’ (Joh. 16:22), ‘het koninkrijk Gods bestaat …in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest ‘(Rom. 14:17), ‘ De ziel vlamt op en streeft in onuitsprekelijke blijdschap en liefde naar God.’ (Diadoch. 13). Vaak overvalt haar een onuitsprekelijke, diep innerlijke vrede, een gewichtloze,gevleugelde lichtheid. Dan weer doorleeft zij de diepste, deemoedige, pijnlijke zelfherkenning en berouw of erbarmen over het gehele mensen-geslacht. Vaak doet de Geest haar ontbranden in een zo grote liefde,dat zij iedere mens aan haar hart zou willen sluiten, zonder goeden van slechten te onderscheiden.

De genade geeft het hart en alle uitingen rust, de ziel gelijkt in haar blijdschap op een argeloos kind en veroordeelt noch zondaren noch Farizeeërs; zij ziet allen aan met reine blik, verheugt zich over eenieder en zou allen willen liefhebben en eren. Soms openbaart zich verborgen wijsheid aan de geest, toont zich een schouw van goddelijke

– 166 –

geheimen. Wie God liefheeft en in gebed blijft wordt in het verborgene op wonderbaarlijke wijze onderwezen. De Waarheid Zelf ontsluit zich voor hem: ‘Ik ben de weg en de waarheid en het leven'(Joh.14:6). De Waarheid openbaart zich in de ziel van hem die trouw is, de Heilige Geest komt over hem en pleegt gemeenschap met hem. De Goddelijke genade zelf grift in zijn hart de wetten van de Geest en doordringt van daaruit zijn gedachten en leden. De begenadigde doorziet ieder mens, hij kent de bronnen van zijn gedachten, het stadium van zijn innerlijke rijpheid (1 Cor. 2:10 e.v.). Vaak doordringt een onwankelbaar vertrouwen in Christus, als van een zoon,de mens; voor hem ontsluiten zich steeds nieuwe innerlijke ruimten en openbaringen; als zoon en erfgenaam worden hem onuitsprekelijke dingen toevertrouwd. Zoals het heldere natuurlijke oog altijd de zon ziet, zo schouwt het zuivere bewustzijn het licht van Christus’ heerlijkheid en blijft – als de genade hem verlicht – dag en nacht in Hem. Daardoor wordt de ziel vervuld van goddelijke liefde, neigt zij tot alle deugden en verkrijgt zij een onuitputtelijke liefde voor Christus. Zij komt tot Zijn vrede, verliest alle nutteloze voorstellingen en is in staat rein van hart God te dienen en het feest van de Heilige Geest te vieren.

Deze invloeden van de Geest voltrekken zich zonder ophouden, de ene volgt op de andere; zij nemen nog toe met de vervolmaking van de biddende. Reinigt de ziel zich van alle hartstocht en bereikt zij geestelijke volmaaktheid, dan wordt zij steeds meer doordrongen van de Geest.

‘Verenigt de ziel zich met de Heer, verbindt Hij zich met de ziel en verkeert haar denken steeds in Gods genade, dan wordt de ziel tezamen met God één Geest, één rede, één verenigd geheel. Zij dient Hem volledig, Hij blijft geheel in haar, tot in haar lichaam.'(Theo-phanos de kluizenaar) In deze vergoddelijking ontplooit zich het wezen van de mens – als niet te reproduceren uniek individu naar Gods beeld – tot zijn volle bloei. In Gods licht komt hij als het ware tot rijpheid.

– 167 –

Doorlichting en verlichting 167

 

Doorlichting en verlichting

Wie het doel van het begenadigde leven bereikt wordt geheel doorlicht, als een lichtgevende ster, een licht uitstralende zon.(Theophanos de kluizenaar)

Het is goed je van tijd tot tijd het doel van de begenadiging voor ogen te stellen. Wanneer je je daarvan bewust bent, doet het je al

– 167 –

je energie gebruiken om dit doel te bereiken. Heb je je in vrijheid en bewust gewend tot de genade en de genade van de Geest verworven, hoe wordt dan je innerlijk? Het wordt licht als een helder stralende ster. Zo is het! Na de wedergeboorte van de Geest neemt het innerlijke herstel en de doorlichting in ons – al naar onze inspanning en vooral onze zelfverloochening – snel of minder snel toe. De Heer vraagt niet, hoe je voordien geweest bent, Hij wacht slechts op jouw verlangen naar doorlichting, op jouw streven naar het licht. Zolang de ziel zich overgeeft aan hartstochten is haar omhulsel duister, als de donkerste nacht. Gaat de ziel op in het werk van alledag zonder al te veel tot hartstocht te vervallen, dan wordt haar hulsel grijs als een vage nevel. Onder invloed van de genade wordt zij daarentegen geleidelijk lichter, zoals soms een sombere dag lichter wordt. Wordt de ziel geheel door de genade doordrongen, dan wordt haar omhulsel als een helder licht. Dat is de verheldering of verlichting. Het innerlijk van begenadigde mensen straalt als een ster in een geestelijk en werkelijk licht.

De Heer zelf zegt, dat de zielen der rechtvaardigen tot licht worden:’Gij zijt het licht der wereld … Laat zo uw licht schijnen voor de mensen.’ (Matth. 5:14-15)

Wie het hulsel van de ‘oude mens der duisternis’ heeft afgelegd, wordt door Christus gekleed tot de ‘nieuwe mens van het onuitsprekelijke licht’- in de hulsels van het geloof, het vertrouwen, de liefde,de vrede en alle andere hulselen van het licht.

Dit innerlijke licht breekt soms ook door naar buiten en wordt voor anderen zichtbaar. Dergelijke verschijnselen worden door vele verlichte gebedsbeoefenaars overgeleverd. Sommigen straalden licht uit, anderen stonden als vurige zuilen in hun gebed.

Vele verlichte gebedsbeoefenaars zagen dit bovenaardse licht op het altaar, als hun eigen omhulsel of als innerlijk licht in hun hart, dat voor hen een diep in hun innerlijk verborgen licht ontstak en hen vervulde met een onuitsprekelijke begenadigde schouw.

De verlichting van de Heer op de berg Tabor, toen Hij in het licht van Zijn heerlijkheid verscheen en Zijn gewaad oplichtte als een bliksemstraal, is van dezelfde oorsprong. ‘Het licht der verlichting is het licht van de godheid. Het is niet te benaderen,niet te beschrijven, tijdloos, eeuwig. Voor hem, die God schouwt is God geheel licht en wat in de materiële zintuigelijke wereld de zon is, dat is God in de wereld van de geest. De mens, die als gave van de genade Gods werken heeft ervaren, is zelf als het ware licht en leeft in het licht en schouwt, verenigd met het licht, in zijn bewustzijn datgene,dat zonder een dergelijke genade voor al diegenen verborgen blijft, die zich

– 168 –

niet alleen boven de lichamelijke zintuigen, maar ook boven al het alleen maar kenbare hebben verheven. Want alleen de reinen van hart schouwen God.’ (Gregorius Palamas)

‘Wanneer de ziel opstijgt tot de volmaaktheid van de geest, zich reinigt van alle hartstochten, wordt zij in een niet uit te spreken omgang één met de vertroostende Geest en lost zij zich op in de Geest.

Wie door de Geest Zijn licht wordt waardig gekeurd, wordt zelf geheel tot licht; zoals de zon geheel licht is en naar alle kanten licht uitstraalt zonder een donkere achterzijde te hebben. Een ziel, die geheel door de onuitsprekelijke schoonheid van de heerlijkheid van het licht van het gezicht van Christus wordt overgoten, die geheel in gemeenschap trad met de Heilige Geest en tot Gods woonplaats werd, wordt zelf geheel Geest. Dan wordt zij geheel licht, geheel oog, geheel gezichț, geheel vrede en blijdschap, geheel liefde, barmhartigheid, genade en goedheid. (Makarios van Egypte)

‘De zon maakt alle doorzichtige of licht weerspiegelende lichamen,zoals water, kristal of een goudstuk, licht. Zo ook maakt onze Goddelijke Vader allen in wie Hij woont tot zonnen:’Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het koninkrijk huns Vaders’ (Matth.13:43). Zo wil Christus allen verlichten, doorlichten en leven schenken door het licht van de goddelijke genade.’ (Johannes van Kroon-stad)

‘Ik wens voor je, dat je, onder de inwerking van de genade die je verleend is en in je werkt, een licht uitstralende zon wordt.’ (Theophanos de kluizenaar)

– 169 –

Een getuigenis van de geest 169

 

Een getuigenis van de geest

Mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht, opdat uw geloof niet zou berusten op de wijsheid van mensen, maar op de kracht van God (1 Cor.2:4-5)

Het gesprek van de grote Russische starets Serafim van Sarov met de grootgrondbezitter en rechter Nikolai Motovilov in november 1831 geeft een inzicht in de toestand van verlichte geesten. Motovilov wordt zijn leven lang geboeid door de vraag naar het doel van christelijk leven. Vader Serafim wijst als dit doel aan het verwerven van de genade van de Heilige Geest. Door zijn gebed wordt aan Motovilov direct de verlichting geopenbaard. Aantekeningen van Motovilov geven deze gebeurtenis aan ons door:

–  169 –

‘Het was op een donderdag in november 1831. Het was een sombere dag. Een kwart meter sneeuw bedekte de aarde en er viel een dichte fijne sneeuw toen vader Serafim naast zijn kluizenaarsblokhut een gesprek met mij begon. Hij vroeg mij te gaan zitten op de stomp van een boom die hij net had omgehakt en hurkte tegenover mij.

“De Heer openbaarde mij”, zei de grote starets,”dat u sinds uw kinderjaren ijverig zoekt naar het doel van het christelijke leven en dat u daarnaar veel navraag hebt gedaan zonder ooit iets zekers te horen…Nu zal ik, armzalige, vanwege uw liefde voor God opheldering geven op deze vraag: het ware doel van het christelijke leven ligt in het verkrijgen van de genade van de Heilige Geest.

U moet hier wel aan denken: alles wat niet ter wille van Christus geschiedt, ook al is het goed, verleent deze goddelijke genade niet. Alle goede werken, zoals waken en bidden, onthouding en weldadigheid, die wij ter wille van Christus doen, zijn slechts middelen voor het verwerven van de goddelijke Geest.”

“Wat bedoelt u met verwerven?” vroeg ik vader Serafim.“ Dat begrijp ik niet helemaal.”

“Verwerven is hetzelfde als verkrijgen; u begrijpt toch wat geld verwerven betekent? Met het verwerven van de goddelijke Geest zit het net zo.

Gewoonlijk streven de mensen naar het verwerven van vermogen, naar erkenning, eer en roem. Het verwerven van de Heilige Geest is eveneens verwerven van kapitaal, maar dan een begenadigd, eeuwig kapitaal. Het wordt verkregen met dezelfde middelen als al het uiterlijke. De God-mens vergelijkt ons leven met een markt, ons levenswerk met een koop en beveelt ons onze tijd nuttig te gebruiken om voor aardse goederen onvergankelijk! goed te verkrijgen. De aardse goederen zijn de werken van de deugd. Als zij in Christus’naam worden verricht, brengen zij de genade van de Heilige Geest. Verwerf ook door alle andere deugden de gave van de Geest en doe vooral datgene, wat u de meeste winst brengt. Beoordeel dus alle goede werken in de naam van Christus. De heilbrengende wil van God eist al het goede alleen daarom te doen, dat u de Heilige Geest als onschatbaar, onuitputtelijk en hoogste goed verkrijgt. Zonder Hem is er geen heil. Elke ziel wordt door Hem tot leven gebracht, door vereniging met de Drieëenheid op geheimzinnige wijze doorlicht.

De Heilige Geest zelf komt bij ons inwonen, wanneer wij ons op alle mogelijke manieren inspannen Hem te verkrijgen: ‘Ik zal komen en in u woning nemen en word uw God, en gij wordt Mijn mensen.’Er staat geschreven: ‘Waakt en bidt, opdat gij niet in verleiding

– 170 –

komt’. Want wee hem, die in het werk van alledag, in zorgen en kommer ondergaat en de Geest er bij inschiet. Waken en bidden verlenen vooral Zijn genade. In het gebed worden wij waardig gekeurd ons te wenden tot de Heer, die onuitputtelijke bron van genade en met Hem zelf, de algoede, leven schenkende God en Heiland te spreken. Zo lang, tot de Heilige Geest in zekere mate tot ieder van ons afdaalt.Komt echter door de almachtige kracht van geloof en gebed de God der Geest in de volheid van Zijn goedheid tot ons, dan verstomt ons gebed; in diep innerlijk zwijgen hoort de zie1 alle woorden van het eeuwige leven die Hij haar mededeelt.

Hoezeer wens ik uw liefde voor God toe, dat u de onuitputtelijke bron van de goddelijke genade deelachtig wordt en daar steeds aan blijft denken, of u haar verkrijgt of niet. Bevindt u zich in de Geest van God, dan bent u, en God zij daarvoor geprezen, van alle kommer verlost. Bent u niet in Hem, ga dan na op welke grond Hij u verliet en blijf zo lang naar Hem zoeken tot Zijn genade weer met u is.

Geef ook de gaven van de genade door aan hen, die ernaar vragen, als een brandende kaars, die zelf licht geeft en andere kaarsen aansteekt. Hoe meer u geeft, des te sterker groeit de genade. De Heer zelf zei tot de Samaritaanse vrouw: ‘wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven’.”

“Vader,” merkte ik op, “U spreekt van het verwerven van de genade van de Heilige Geest als doel van het christelijke leven. Maar hoe en waar moet ik haar waarnemen? Goede daden zijn te zien; is Gods Geest dan ook waar te nemen? En hoe weet ik of Hij bij mij is of niet?”

Starets Serafim antwoordde: “Wij zijn tegenwoordig bijna allen zo koud in ons geloof, zo achteloos tegenover de werking van Zijn voorzienigheid en de gemeenschap met God, dat wij de uiteenzettingen van de Heilige Schrift over de omgang met God of de Heilige Geest vreemd vinden en de vraag stellen of wij, mensen, God zo direct kunnen waarnemen. Dat komt, doordat wij ons van de eenvoud van het vroeg christelijke geloof hebben verwijderd en onder het voorwendsel van verlichting  zijn vervallen tot de totale duisternis van het niet weten. Daarom lijkt ons moeilijk te begrijpen, wat vroegere mensen volkomen duidelijk hebben begrepen, tot in hun dagelijks leven. Bij de Joden en bij de heidenen bestond er een besef van God, hoe God,  de Heilige Geest, in de mens werkt en aan welke innerlijke of uiterlijke verschijnselen men dat kon merken. Dit weten heeft ook de Messias hen leren kennen.

– 171 –

Jezus Christus verleende de discipelen de gave van de Heilige Geest, die hen alle waarheid zal leren. Na Zijn opstanding blies Hij hen aan en her gaf hen de sinds de zondeval verloren gegane gave van de Heilige Geest. Op de Pinksterdag deed Hij de Heilige Geest opnieuw op hen nederdalen in een geweldige windvlaag. De Geest kwam over ieder van hen in de vorm van tongen van vuur, drong in hun binnenste en vervulde hen van een vurige, blijdschap verwekkende kracht van goddelijke genade. Deze vuur ademende genade van de Heilige Geest wordt ons met de doop verleend en door de zalving voor eeuwig bezegeld. Door een achteloos, zondig leven verliezen wij haar levende invloed op onze geest. Zij blijft echter rusten in het diepst van onze ziel en streeft ernaar ons te wekken en te leiden tot God.

Op de gehele wereld is er niets kostbaarders, hogers en meer noodzakelijk, niets dat meer leven geeft, dan deze genade van de Heilige Geest. Zij roept het woord van Christus in herinnering en werkt steeds in eenstemmigheid met Hem, brengt blijdschap in onze harten en verleent ons vrede.

Over deze genade, die in de God-mens Jezus Christus aan de mensheid is verschenen, staat geschreven: ‘In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen.’ (Joh. 1:4) Dat wil zeggen,dat de genade van de Heilige Geest – ondanks alle menselijke zonde en duisternis – licht geeft in het hart van de christen. Dit licht doet zijn werk in het gebed, het brengt ons tot diep berouw. Na ons berouwen maakt de genade alle sporen van onze verkeerde daden geheel ongedaan. Dat wil zeggen: wie, ondanks alle banden van het kwaad die hem binden, probeert deze banden te verscheuren, die wordt door middel van de genade rein en verlicht (Ps. 51). Door het goede, dat de mens om wille van Christus doet, verkrijgt hij de Heilige Geest, die in hem werkt en het koninkrijk Gods in hem sticht.

Verder moet u weten, wat we onder de goddelijke genade moeten verstaan en hoe deze werkt in degene die erdoor wordt verlicht. De genade van de Heilige Geest is een licht, dat de mens doorlicht. In de geboden van de Heer werkt zij als dat licht, dat het pad van de mens in de duisternis van zijn zorgen en aanvechtingen verlicht. In mensen, die door God zijn doorlicht en verlicht, openbaart Hij dit licht voor vele getuigen. Herinner u Mozes na zijn gesprek met God op de berg Sinaï. Zijn gezicht straalde zozeer in een bovennatuurlijk licht, dat het volk niet in staat was hem aan te kijken. Hij moest zich omhullen. Denk ook aan Christus’ verlichting op de berg Tabor. Een geweldig licht omgaf Hem, Zijn gewaad werd witter dan sneeuw en

– 172 –

de discipelen vielen uit vrees ter aarde. Dan verscheen er een wolk en bedekte het te helle licht van Gods genade, dat hun ogen verblindde. (Marc. 9:3)  Zo ook verschijnt de genade van de Allerheiligste Geest in een onuitsprekelijk licht aan allen aan wie God haar werkzaamheid openbaart.”

“Maar hoe merk ik of ik zelf mij in de genade van de Heilige Geest bevind?” vroeg ik.

“Dat is dank zij een zuiver bewustzijn van de Geest zeer eenvoudig.Dat zuivere bewustzijn is het bewustzijn, dat zonder hoogmoed is en vervuld van liefde voor God en de medemens. Van dit zuivere bewustzijn zegt de Heer: ‘God wil, dat allen verlost worden en het ware bewustzijn krijgen.’ Dit bewustzijn openbaarde de Heer aan de apostelen, opdat zij de Schrift zouden verstaan! Wie dit bewustzijn bezit, ziet nauwkeurig of hij in de Heilige Geest is of niet. Zo moeten wij het verschijnen van de Heilige Geest in ons verstaan.”

“Toch begrijp ik niet, wat mij de vaste wetenschap geeft, dat ik in Gods Geest ben. Hoe moet ik in mijzelf Zijn ware verschijnen herkennen?” hield ik vol.

Vader Serafim greep mij stevig bij mijn schouders en zei:“ Wij beiden zijn nu in Gods Geest . . . Waarom kijkt u mij niet aan?” Ik antwoordde: “Ik kan u niet aankijken, vader, want uw gezicht straalt helderder dan de zon; uit uw ogen schieten bliksemstralen, zodat mijn ogen er pijn van doen.” Vader Serafim zei toen: “Wees niet bang . .. u bent nu zelf net zo licht als ik. U is nu in de volte van Gods Geest,want anders zou u mij niet zo zien.” Vervolgens boog hij zijn hoofd over naar mij en fluisterde zacht in mijn oor: “Dank God voor Zijn onuitsprekelijke genade, die Hij u bewijst . .. Ik had slechts stil in mijn hart tot de Heer gebeden: ‘Heer, keur hem waardig duidelijk met zijn lijfelijke ogen die afdaling van de Heilige Geest te aanschouwen, die U Uw dienaren waardig keurt, wanneer U in het licht van Uw geweldige heerlijkheid verschijnt…’ En op hetzelfde ogenblik vervulde de Heer de deemoedige bede van de armzalige Serafim…Hoe kunnen wij Hem niet dankbaar zijn voor Zijn onuitsprekelijke genade tegenover ons beiden? Het heeft Gods genade behaagd als een liefhebbende moeder uw ontstelde hart te troosten. Kijk mij rustig aan en wees niet bang.”

Na deze woorden keek ik hem in zijn gezicht en werd gegrepen door een nog sterkere huivering van eerbied. Stelt u zich de zon voor en daar middenin, in de helderste straling rond het middaguur, het gezicht van een mens, die met ons spreekt. We zien zijn lippen bewegen, zijn ogen van uitdrukking veranderen, we horen zijn stem, we voelen hoe zijn armen onze schouders omvat houden en toch zien

– 173 –

wij noch zijn handen, noch zijn gestalte, noch onszelf; wij zien alleen maar het verblindende licht, dat zich enige meters rondom verspreidt en de met sneeuw bedekte open plek, de vallende sneeuwvlokken, onszelf en de grote starets doorlicht.”Wat voelt u nu?” vroeg vader Serafim. “Ik voel me buitengewoon goed.””Wat bedoelt u met goed? Omschrijf het nauwkeuriger.”“ Ik voel de diepste stilte, een niet te omschrijven innerlijke vrede.”“Dat is nu de vrede waarover de Heer tot zijn discipelen zei: ‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u.’ en ‘En de vrede Gods, die alle denken te boven gaat.'(Joh. 14:27 en Filipp. 4:7) Geen woord is in staat het wel gevoel daarvan weer te geven. Dat is de vrede Gods, die door Jezus Christus wordt verleend. Wat voelt u nog meer?”“Een ongemene liefelijkheid en zaligheid.” “Dat is de zaligheid, die onze harten vult en ons gehele gestel doordringt met ongekende liefelijkheid. In deze liefelijkheid smelten onze harten en wij worden door onzegbare zaligheid vervuld. En wat voelt u verder nog?”“Een ongewone blijdschap in mijn hele hart.” “Als de Geest van God neerdaalt op de mens en hem in Zijn volheid overgiet, wordt de ziel vervuld van onbeschrijfelijke blijdschap, want de Geest doet alles wat Hij aanraakt opgaan in vreugde. Dat is de blijdschap waarvan de Heer in het evangelie zegt: ‘Maar Ik zal u wederzien en uw hart zal zich verblijden en niemand ontneemt u uw blijdschap’. (Joh. 16:22). Maar hoe troostrijk ook deze blijdschap des harten is, zij is nietig tegenover de blijdschap die de Heer verleende aan hen die Hem liefhebben:’Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen’ (1 Cor. 2:9). Al onze blijdschap is slechts een kleurloze voorproef van die onuitsprekelijke hemelse blijdschap. Daarom is het zaak zich steeds opnieuw in te spannen en van kracht tot kracht te gaan om de maat van Christus’ tijd te bereiken. Dan zal onze blijdschap volkomen zijn, en niemand neemt haar ons af. Voelt u nog iets anders?” “Ik voel een onbeschrijfelijke warmte.”“Hoe warmte? We zitten hier toch in het bos, het is winter, we hebben sneeuw onder onze voeten en sneeuwvlokken vallen op ons neer. Wat is dat dan voor een warmte?” “Een warmte als in een weldadig stoombad.” “Geurt zij misschien ook, zoals in het bad?” vroeg vader Serafim.”Nee,het is een wonderlijk welriekende geur, waarmee ik niets kan vergelijken. In de verte heeft het iets van de geur van echt parfum.” Vader Serafim glimlachte en zei: “Ik ken dat precies, maar ik vraag het u met opzet om na te gaan of u dit ook ervaart. U zegt de zuivere waarheid. Geen aardse geur is met die welriekendheid van de Heilige Geest te vergelijken, die ons omgeeft.Wat zou daarop moeten lijken? Let wel, u sprak van warmte en op ons ligt sneeuw,

– 174 –

die niet smelt. Blijkbaar bevindt deze warmte zich niet in de lucht,maar in ons eigen binnenste. Dat is die warmte, waarom wij de Heer bidden: ‘Verwarm mij door de warmte van Uw Heilige Geest.’Deze warmte verwarmde ook de kluizenaars, die gehuld in de goddelijke genade als in een warme mantel, geen vorst of winter vreesden. En zo moet het inderdaad ook zijn, want de goddelijke genade moet in ons hart wonen. God zelf zegt: ‘Het koninkrijk Gods is in u’. Daaronder verstond Hij de genade van de Heilige Geest. Dit koninkrijk Gods is nu in ons binnenste en de genade van de Heilige Geest straalt door ons heen en verwarmt ons, vult de lucht met welriekendheid, verzaligt ons en vervult ons hart met onzegbare vreugde. Wij ervaren:’Het koninkrijk Gods bestaat niet in eten of drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest.'(Rom. 14:17) Ons geloof berust niet op overtuigende woorden van menselijke wijsheid, maar op het aantonen van kracht en geest. In die toestand bevinden wij ons nu. Hiervan zei de Heer: ‘Velen zijn er onder u, die de dood voorzeker niet zullen smaken voor zij het koninkrijk Gods hebben aanschouwd, dat in kracht is getreden.’Deze onuitsprekelijke vreugde viel ons nu ten deel. Dit is ‘in de volheid van de Heilige Geest zijn’. Nu hoeft u er niet meer naar te vragen op welke wijze de mens verwijlt in de genade van de Heilige Geest. En ik denk, dat de Heer u zal helpen dit steeds in herinnering te houden, anders had de goddelijke genade niet zo onmiddellijk mijn deemoedige bede verhoord. Ook is deze ervaring niet aan u alleen verleend, maar door u aan de gehele wereld om velen van nut te zijn. Dat u wereldlijk bent en ik een monnik heeft niets te betekenen. God vraagt slechts naar het goede geloof in Hem en in Zijn Eniggeboren Zoon. Daarvoor verleent Hij in overmaat de genade van de Heilige Geest. God zoekt harten die van liefde voor Hem en voor de naaste vervuld zijn; in hen verschijnt Hij in de volheid van Zijn heerlijkheid:’Zoon, geef Mij je hart, al het andere zal Ik jou verlenen’. Zo zult u in uw liefde voor God alles van God ontvangen, waarom u Hem zult vragen, wanneer het tot eer van God of tot nut van de naaste dient. De Heer is oneindig goed; Hij vervult de wens van diegenen die Hem liefhebben en verhoort hun gebed.”‘

– 175 –

Inwoning van en liefde tot God 176

 

Inwoning van en liefde tot God

Bij het planten van de wijnstok is veel vlijt en inspanning nodig,wil men later oogsten; zonder druiven zou alle werk tevergeefs geweest zijn. Zo is het ook met het gebed. Al onze inspanning zou vergeefs zijn, als de vruchten van de Geest, liefde, vrede en blijdschap zouden ontbreken. (Makarios van Egypte)

Het echte christelijke leven is een doeltreffende omgang met God, een leven van de Heilige Geest, die alles heiligt,in je hart. Het gehele proces van innerlijke verandering voltrekt zich in het licht van de gemeenschap met God, die leidt tot een steeds diepgaander begrijpen van het leven met God en zijn hoogtepunt vindt in het inwonen van God in de mens.

In het begin van de gemeenschap met God bindt zich Gods macht aan de vrijheid van de mens en begint diens ziel te reinigen. De mens voelt deze macht, die hem steunt, hem helpt, maar zijn hartstochtelijkheid belet hem geheel op God te rusten. Hem ontbreekt nog de volle kracht van God; zijn hart is onbevredigd, onvervuld. Het dorst ernaar God geheel te herbergen, Hem met zijn gehele wezen lief te hebben, maar het houdt tegelijkertijd nog vast aan zijn hartstochtelijkheid. Tijdens de omgang met God groeit de band met Hem. De volkomen gemeenschap met God, waarbij de Heilige Geest volledig aan de mens wordt toevertrouwd, in hem woont, is de inwoning van God in de mens.

Deze inwoning is niet alleen abstract, maar levend, werkelijk. Het beschouwen van God, het streven van het hart en het verstand naar God bereiden de mens erop voor Hem werkelijk in zich op te nemen. Tegelijk met de inwoning wordt God werkzaam in de mens, zonder de menselijke persoonlijkheid in haar kwaliteiten te doen verdwijnen: ‘want God is het, die om Zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt’ (Filipp. 2:13); ‘en toch leef ik niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij’ (Gal. 2:20).

De brief van een stervende starets aan zijn leerling leidt in in deze geestelijke ervaringen (naar J. Gurij, Geheimen van het christelijke leven, Optina 1908).

‘Jou, mijn naaste vriend in Christus, wil ik dat ervaren van de liefde Gods schilderen, waarnaar ik dertig jaren lang tevergeefs heb gestreefd. Dit streven waren de weeën bij de geboorte van mijn geest.Aan de ene kant streed ik tot uitputting toe tegen mijzelf en mijn hartstochten. Aan de andere kant leeft in mij het verlangen naar iets beters en hogers dan alle hartstochten konden bieden. Dit verlangen

– 176 –

gaf mijn geest vleugels en ik ervoer, hoe alleen de liefde voor God,de eeuwige, onsterfelijke, scheppende macht, mij kan bevredigen en niets anders op deze wereld. Ik dorstte naar de liefde voor God;maar men moest deze waardig zijn, en ik volhardde in al mijn zwakheden. Ondertussen groeide mijn liefde voor God en ontstak in vlammen. Ik handelde volgens de geboden voorzover ik kon, ik gaf de behoeftige het laatste wat ik bezat en leed in stilte grote nood, ik verdroeg rustig ale krenkingen en probeerde mijn vijanden lief te hebben. Maar toch voelde ik in mij nog geen echte liefde tot God; daarvan getuigden ook mijn hartstochten.

Steeds meer vervulde mij het verlangen naar de liefde van God, maar in werkelijkheid verkreeg ik die niet. Ik voelde, dat de levenskracht, die begenadigde, scheppende kracht, ligt in de liefde tot God – ik was ervan overtuigd, dat de boeien van de hartstochten vanzelf van me af zouden vallen, zodra mij die liefde ten deel viel en dat ook hun laatste sporen in de liefde verbranden: “De waarheid zal u vrij maken, dan zijt gij werkelijk vrij”. Mijn geduld raakte uitgeput en ik riep voortdurend tot God:“Kom Heer, woon in mij, onderwijs mij Uw wil te vervullen, leer mij U lief te hebben.Voor Uw almacht is dat gemakkelijk”.

Toen behaagde het God mij een kwaal te zenden. Ik werd ziek, maar voelde nog geen liefde in mij. Ik keerde in mijzelf en leed er sterk onder, dat ik nog steeds zonder liefde bij mijn zonden bleef volharden. En hoe meer ik leed en weende, des te blijder werd ik, daar ik me bewust werd, dat de zonde haar macht over mij verloor, dat hartstochtelijke opwellingen mij geen genot meer brachten, het hart verlieten en dat het diepe berouw in mijn hart één werd met vertrouwen en dank aan God. Hoe meer ik leed, des te vrolijker voelde ik mij. Het was een blijde smart. Ik voelde vaak behoefte aan communie en deze werd mij gegeven. Daarna gaf een onuitsprekelijk vertrouwen in God mijn geest vleugels en mijn hart stroomde over van dankbaarheid. Hier openbaarde zich aan mij, minderwaardige, de liefde van God in Zijn verlossingswerk. Deze liefde deed zich in mijn binnenste zozeer gevoelen, dat ik nauwelijks mijn pijnen voelde. Ik kon mij noch in mijn gedachten, noch in de roerselen van mijn hart losmaken van de liefde voor Hem. De herinnering aan Zijn gehele aardse leven, al Zijn verschijningen en handelingen vervulden mij met een siddering van vreugde en vernieuwden mijn innerlijk wezen. Mijn hart werd vervuld van vertrouwen in de verlossing. Niets was meer in staat mij te brengen tot vertwijfeling aan Zijn barmhartigheid. God was dichtbij, mijn ziel leefde door Hem en voelde alleen Zijn grenzeloze liefde.

– 177 –

Elke stap van Christus’ leven op aarde prentte zich helder in mijn bewustzijn als voor het heil en de heiliging van de mens volbracht. Alles was door Hem geheiligd: de lucht om mij heen, die ik inademde, het water dat ik dronk, het bed waarop ik rustte, de doodkist die mij wachtte. Alles werd tot pand van mijn verlossing, van mijn opstanding uit de lichamelijke dood, van mijn verheerlijking in God. En ik ervoer: alles geschiedt niet door mijn verdienste, maar alleen door de onmetelijke barmhartigheid van God… Ik doorleefde in het diepst van mijn binnenste mijn zonden en tegelijkertijd gaf een zalig vertrouwen in de verlossende liefde en barmhartigheid Gods mijn geest voortdurend vleugels. Tranen van ontroering stroomden uit mijn ogen, onuitsprekelijke dingen doorleefde mijn hart. Zalig in mijn liefde tot God was ik bereid voor eeuwig alleen mijn pijnen te blijven dragen, maar met God, in liefde voor Hem.

Dat is de liefde Gods. Een almachtige, scheppende macht, de kracht van het eeuwige leven. Door Gods liefde treedt het koninkrijk Gods in werking bij de mens. Men moet God liefhebben, door Hem leven en ademen in de geest van Gods liefde.’

Deze brief heeft de polsslag van een wonderbaarlijk leven in onuitsprekelijke gemeenschap met God vol geestelijke schoonheid en begenadigde macht. Hier dringt de Heer in het mensenhart, geeft de Heilige Geest leven aan de ziel en verbindt zich innig daarmee. Dat is het mysterie van het christelijke leven. Het doel van ons leven is streven naar het verkrijgen van de Heilige Geest, Zijn inwoning en Zijn doordringing van ons gehele wezen. Zonder dit streven is ons leven doelloos, zinloos en leeg.

Maar voor het verkrijgen van deze vurige, fijne, reinste Geest zijn aanmerkelijke inspanningen nodig voor innerlijke reiniging: een bewuste inspanning uit vrije wil voor het veranderen van onze zelfzuchtige, zondige natuur in een onbaatzuchtige die vervuld is van liefde. Het hart wordt door de Heilige Geest daarop voorbereid, de natuur van zijn diepste wezen verandert. Elk kleinste stofje van zonde wordt opgemerkt en eist directe verwijdering. Het kleinste zweempje zelfingenomenheid, elke nog zo lichte uiting van zelfzucht en van het onderdrukken van andermans persoonlijkheid komt naar voren als een vergrijp tegen de liefde en verdrijft de Heilige Geest.

Het christendom belooft het koninkrijk Gods in de mens, en inderdaad neemt dat rijk zijn intrek in het hart,dat daartoe is voorbereid. Zoals ijzer, lood, zilver of goud in het vuur hun hardheid verliezen en dank zij de kracht van het vuur week worden en smelten, zo wordt ook de ziel, die God zoekt met hunkerend hart en veel inspanning

– 178 –

en dat hemelse vuur van de Godheid en de liefde van de Geest ontvangt, bevrijd van elke hartstocht en alles wat haar bindt. Zij verliest haar natuurlijke zondige hardheid en rust in een gloeiende, onuitsprekelijke liefde in God.

Het denken en het begrijpen krijgen door omgang met de Heilige Geest meer bestendigheid, meer vastheid en onverstoorbare rust. Ze worden niet meer opgewonden door vluchtige en nutteloze gedachten, maar verblijven in Christus’ vrede en de liefde van de Geest. Vernieuwing van het bewustzijn, kalmering van de gedachten en liefde voor de Heer kenmerken het nieuwe schepsel, de door christelijkte mens. Deze levende, bezige liefde voor God, de gemeenschap met God en de genade van de Heilige Geest worden echter tot stand gebracht en ontsloten door het voortdurende innerlijke gebed, het gebed des harten.

– 179 –

Het schouwende voortdurende gebed 179

 

Het schouwende voortdurende gebed

Is de atmosfeer van het hart dank zij waakzame nuchterheid rein geworden, dan zijn wij in staat de zon van de waarheid – Christus – te schouwen en worden wij door Hem verlicht. Want alleen aan de reinen van hart wordt Zijn woord geopenbaard.(Philotheos van Sinaï)

‘Tijdens de toepassing van het gebed des harten klim je met behulp van de Heilige Geest op van het werkgebed tot het zelfwerkzame schouwende gebed.

Dit gebeurt, wanneer je alle geboden vervult en jezelf met je denken, voelen en handelen geheel overgeeft in de wil van God. Bovenal helpt hierbij diepe deemoed vanuit het diepst van je hart, die je ziel zuivert van alle verontreiniging door hartstocht. Dan neemt de genade – de moeder der mensheid – je door Hem gereinigd bewustzijn als een kind bij de hand, leidt het van het ene stadium van geestelijke schouw naar het andere en openbaart het overeenkomstig zijn graad van reiniging onuitsprekelijke geheimen van God. Dat is het echte, reine, schouwende gebed, dat je met eerbied en ontzetting vervult. Gregorius van Sinaï schildert als vruchten van het schouwend gebed:het schouwen van de onzichtbare God en de heilige drieëenheid, de oorzaak van al het geschapene; de innerlijke orde van de van goddelijke geest vervulde hiërarchieën der Engelen,het hogere inzicht van alle aardse schepselen; het neerdalen van de Logos; de opstanding van de doden; het laatste oordeel en het koninkrijk Gods in de eeuwigheid.

– 179 –

Deze wijze van bidden is echt wonderbaarlijk en onverklaarbaar. Voor hen, die haar niet uit ervaring kennen, lijkt ze haast onwaarschijnlijk. En werkelijk, ze komt tegenwoordig maar bij enkelen voor. Hier bevindt zich het bewustzijn, van alles bevrijd, in het hart, heeft de tijd alles door en door te schouwen en bidt geconcentreerd en rein van hart tot God.'(Simeon,de Nieuwe Theoloog,Philoka-leia)

– 180 –

De reinheid van het bewustzijn 180

De reinheid van het bewustzijn

Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien (Matth.5:8)

‘De reinheid van het bewustzijn verleent het de wijsheid alles – de wijze van streven, woorden en daden – in de zin van God met onfeilbare zekerheid te verrichten. Zalig is inderdaad, wie zijn denken heeft verbonden aan het Jezus-gebed en Hem onophoudelijk aanroept vanuit zijn hart zo vaak hij ademhaalt. De zon geeft de dag, de heilige naam van Christus, die in het denken straalt, verwekt ontelbare op zonnen gelijkende beschouwingen.'(Hesychios van Jeruzalem)

‘Wie zijn bewustzijn in ware toestand wil schouwen, moet zich vrij maken van alle hersenspinsels en dan schouwt hij het als een saffier of de kleur van de hemel. Maar dit gelukt slechts hem, die vrij is van hartstocht, want daartoe is de hulp van God en van Zijn goddelijk licht nodig.’ (Gregorius Palama)

‘Er bestaat een reinheid van denken, waarin tijdens het gebed het licht van de Drievuldigheid schijnt. Dit zo verlichte bewustzijn geeft ook aan het daaraan verbonden lichaam vele tekenen door van goddelijke schoonheid en verleent het geweldige kracht. Daaruit komt een God schouwende, van goedheid vervulde stemming voort, die niet tot kwaad te brengen is.’ (Izaäk van Syrië)

‘Wordt het bewustzijn verlicht en het hart vernieuwd, dan straalt daarin op de schouw van de Drieëenheid haar mysteriën gepaard gaande met een volledig inzicht in het toekomstig heil. De verlichte leert en onderzoekt niet, maar schouwt rechtstreeks de heerlijkheid van Christus en schept vreugde uit het beschouwen van de geheimen van een nieuwe wereld. Dit volmaakte zien komt tegelijk met het ontvangen van de Geest, die onze geest voert naar dat gebied van schouwen.'(Izaäk de Syriër)

– 180 –

Het wijze begenadigde gebed 181

Het wijze begenadigde gebed (naar Gregorius van Sinaï: Uit het leven van Maximos de Kapsikoliviet, Philokaleia, Deel V)

‘Een gesprek van Gregorius van Sinaï met Maximos de Kapsikoliviet geeft ons door, hoe in Maximos’ ziel het begenadigde vuur ontvlamde en het voortdurende, zelfwerkzame gebed begon. Bovendien openbaren zich tot zekere hoogte geheimen van de hoogste gebedstoestanden, waaraan wij niet kunnen raken, omdat zij eenvoudigweg onze geestelijke leeftijd en ons begrip te boven gaan.Een kennen van deze toestanden is echter voor ons toch bevorderlijk om eerbied te krijgen en niet te menen dat het gebedsleven uitgeput is met datgene wat wij zelf weten.'(Theophanos de kluizenaar)

‘De goddelijke Gregorius ontmoette Maximos en vroeg hem:“Zeg mij, eerwaardige vader, verricht u het voortdurende, wijze gebed?” De ander knikte en antwoordde: “Ik wil voor u niet verbergen welk een wonderbaarlijke gebeurtenis mij is overkomen. Vanaf mijn jeugd was ik diep gelovig en toen ik weer eens, zoaIs gewoonlijk, onder tranen en met grenzeloze warmte bad om de gave van het voortdurende gebed tot de Moeder Gods, ervoer ik plotseling een bijzondere warmte, een vuur in mijn hart, dat mij niet brandde, maar bezielde en zalig maakte en mij vervulde met een diepe innerlijke ontroering. Vanaf dit ogenblik verricht mijn hart in mijn innerlijk onophoudelijk het gebed des harten en.mijn bewustzijn wordt verzaligd in het gestadig denken aan Jezus Christus en de Moeder Gods.Vergeef mij.”

De heilige Gregorius vroeg: “Ik verzoek u, eerwaardige vader,zeg mij, hebt u tijdens het gebed des harten een innerlijke verandering of de een of andere vrucht van de Heilige Geest ervaren?” De goddelijke Maximos antwoordde hem: “Ja, mij vervulde een overvloedige liefde tot God die mijn geest tot God ophief. Daarvoor begaf ik mij in de eenzaamheid en beoefende het zwijgen om de vrucht van het gebed in hoger mate te ontvangen.” Gregorius vroeg opnieuw:“Vertrouw mij, als het u belieft; ik vraag u, wat doorleeft uw geest,wanneer hij opgeheven wordt en God schouwt met de ogen van het bewustzijn? Kan hij ook dan het gebed des harten verrichten?”Maximos antwoordde: “Nee, dat kan hij niet. Wanneer de genade van de Heilige Geest door middel van het gebed in de mens haar intrek neemt, houdt het gebed op, want het is verhoord. Het denkvermogen volgt nu de Heilige Geest, waarheen deze het ook voeren wil: naar de onlichamelijke lucht van het goddelijke licht, naar een

– 181 –

onuitsprekelijke schouw of, wat vaak gebeurt, naar een gesprek met God. De Trooster geeft aan ieder de genade, die hij nodig heeft. Daarvan getuigen de profeten en apostelen. Zo schouwde de profeet Jesaja de Heer op een hoge troon, gedragen door engelen. De martelaar Stephanos zag de hemel openstaan en Jezus Christus naast de Vader-God. Zo worden ook nu dienaren van God begenadigd met geestesschouw. Dat komt overeen met de verkondiging aan de profeet: ‘Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien.'(Joël 2:28): Deze genade zond God zijn discipelen, Hij geeft haar nu en zal haar geven aan alle getrouwen tot het einde van de tijd, zoals Hij beloofde. Het denken van dergelijke mensen wordt onderwezen door de Heilige Geest en in de hoogste geheimen ingewijd, die anders voor de menselijke geest verborgen blijven.U moet het zo zien: Als de was koud is, kun je hem pakken en vasthouden. Breng je hem echter in vuur, dan brandt hij, lost op en wordt geheel licht. Zo gaat het ook met het menselijke bewustzijn: voor zichzelf denkt het over de dingen eromheen, naar zijn beste krachten. Komt het echter dichter bij het vuur van de godheid, dan ontbrandt het in het vuur van de Heilige Geest, wordt geheel licht en stroomt weg in goddelijke beschouwingen. Het is dan niet in staat in deze goddelijke vlammen iets eigens te denken, want het ontvangt zijn grootste verlichting in het schouwende gebed.

Dringt de genade van de Heilige Geest in de mens, dan concentreert zij zijn bewustzijn en vereent het aandacht en deemoed, brengt het zijn fouten en zwakheden tot bewustzijn en ook de dood en het oordeel…en vervult het met berouwvolle ontroering. Hoe inniger zij de mens doordringt, des te meer vrede geeft zij de ziel, geeft zij troost door het heilige lijden van Christus en Zijn onmetelijke mensenliefde en vervult het denken met goddelijke beschouwingen van de onvoorstelbare macht van God, hoe Hij met één woord alles uit het niet – zijn tot het zijn riep, van zijn onmetelijke kracht, die alles in stand houdt, stuurt en voorziet; de ondoorgrondelijke, onpeilbare diepte van het goddelijke zijn. Dan wordt het denkvermogen door goddelijk licht vergeestelijkt, door goddelijk weten verlicht; het hart wordt zacht en stil en ontspringt in overvloed in de vruchten van de Heilige Geest: vrede, blijdschap, lankmoedigheid, goedheid, medelijden, liefde, deemoed enzovoorts (Gal. 5:12) en de ziel proeft onuitsprekelijke zaligheid.”’

– 182 –

Deze uiteenzettingen verwijzen naar de hoogste vormen van het gebed, waarin de Heilige Geest de mens inleidt door middel van het Jezus-gebed. Dan openbaren zich aan hem, voor zover hij ze kan bevatten, goddelijke geheimen en beschouwingen, die niet in woorden zijn over te brengen.

(8001-05)

(m+2)=0.1-2

(1081-2181)

‘Bid daarom tot de Algoede, dat Hij je Zijn Heilige Geest schenkt. Kies Hem tot gids; Hij bewaakt je hart en maakt het sterk, Hij verlicht de ogen van je geest en verheldert je bewustzijn. Laat Hij je leren en al het verborgene voor je ontsluiten. Houd je aan Hem, geloof in Hem en heb Hem lief.’ (Gregorius van Sinaï)

‘Tot Hem voert je het voortdurende innerlijke gebed, het gebed des harten.'(Varsonufius de Grote en Johannes)

– 183 –

Translate »
Seraphinite AcceleratorOptimized by Seraphinite Accelerator
Turns on site high speed to be attractive for people and search engines.